Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Gnostische wereld van John Walton 2

 

Redactie een in waarheid

15-12-18

 

Dit blog is een vervolg op How did Theïstic Evolution Bring 3 Wheaton Students to the Ark? (Hoe bracht het theïstische evolutionisme drie studenten van Wheaton College naar de Ark?).

 

We hebben zijn verhaal in drie delen geknipt. Globaal

  • Gnostische ideeën
  • Weerlegging en verdediging
  • Filosofische achtergrond

Vandaag het tweede deel.

 


 

De gnostische wereld van John Walton 2

 

Thomas Purifoy Jr.

 

Antwoorden aan een gnostische wereld

 

Het gnostische denken lijkt altijd te verwarren. Dit komt doordat het de essentiële structuren van de scheppingsorde probeert te heroriënteren. Irenaeus merkte dit in de tweede eeuw ook op en hij wist dat de beste manier om gnostische misvattingen aan het licht te brengen was, om ze te vergelijken met de Bijbelse tekst en met de schepping zelf.

In dat licht volgen hier drie stellingen ter beantwoording van dr. Walton:

 

Stelling 1 - God heeft de wereld zo ontworpen dat de mens het verleden door taal kan kennen.

 

De scheppingsleer onderwijst ons dat God de fysische wereld heeft gemaakt door van taal gebruik te maken. Hij heeft vervolgens de mens naar zijn beeld geschapen en hem de mogelijkheid gegeven woorden te gebruiken om de wereld te kennen. Dit houdt ook in de bekwaamheid van de mens om gebeurtenissen uit het verleden te vertellen en ze nauwgezet aan anderen door te geven.

 

Ons basisbesef van geschiedenis als een weergave van voorbije gebeurtenissen (mondeling dan wel schriftelijk, eenvoudig of complex) is een gevolg van het gemaakt zijn naar Gods beeld. Het is een eigenschap, die we met alle mensen die ooit hebben geleefd, delen.

Als we in het jaar 2018 AD iets lezen dat in 1440 voor Chr. werd geschreven, overbruggen we onmiddellijk grote afstanden van tijd en plaats. Zelfs met verschillende talen en culturen hebben wij de unieke bekwaamheid om effectief de betekenis van beide op te pakken.

 

Per slot van rekening heeft God altijd de bedoeling gehad om geschiedenis over cultuur en tijd heen over te brengen. Jezus sprak een taal, maar de evangeliën werden in een andere taal geschreven. Toen Petrus zijn eerste preek hield, werd die direct in een tiental talen vertaald. De Bijbel is zelf een verzameling oude Nabije Oosten documenten, in drie verschillende talen geschreven gedurende 1500 jaren door tientallen mannen uit diverse culturen, die over werkelijke gebeurtenissen uit die tijd spraken. Het is een duidelijk bewijs van Gods overweldigende bedoeling om geschiedenis via taal door te geven.

 

[foto: Mattheus, Ebbo gospels, Hautvillers, Frankrijk]

 

Ondanks dit alles beweert dr. Walton dat ons moderne concept van geschiedenis niet toegepast kan worden op de oude wereld. Hij roept zijn speciale kennis te hulp om te zeggen, dat ‘zo iemand als een historicus in de oude wereld niet bestaan heeft’ en dat

 

‘dat wat in de oude wereld van belang is bij gebeurtenissen niet empirisch van aard is. Ze zijn meer geïnteresseerd in wat de toeschouwer niet kon zien. Dat wil zeggen dat ze meer geneigd zijn een metafysische lens voor de werkelijkheid te gebruiken, eerder dan een empirische, zoals wij dat doen… De oude wereld als geheel had een andere wijze van kennen dan wij hebben.”

 

Het is van belang voor dr. Waltons gnostische uitleg, dat hij onze manier van denken over het verleden – zelfs de manier waarop we denken – losmaakt van die van de oude wereld. Als ons normale begrip van ‘geschiedenis’ en ‘kennen’ uiteindelijk niet van toepassing is op de ouden, hoe kunnen we dan zeker zijn van wat er werkelijk is gebeurd? Volgens dr. Walton kunnen we dat dan ook niet.

 

Dit is een radicaal andere wereldvisie dan de Bijbelschrijvers, die in de oude wereld leefden en schreven, leerden. Zij zeggen bij herhaling dat voorbije gebeurtenissen via taal te kennen en door te geven zijn aan toekomstige generaties.

Na het eerste Pascha zei Mozes tegen het volk:

 

Gedenk deze dag, waarop u uit Egypte, uit het slavenhuis, vertrokken bent, want de HERE heeft u met sterke hand van hier uitgeleid. Daarom mag wat gezuurd is, niet gegeten worden. – En op die dag moet u uw zoon vertellen: Dit gebeurt om wat de HERE voor mij gedaan heeft, toen ik uit Egypte vertrok.” (Exodus 13:3,8).

 

En later, toen ze naar Kanaän reisden:

 

Mozes schreef hun vertrekpunten op, van rustplaats tot rustplaats, op bevel van de HERE” (Numeri 33:2).

 

Niet alleen Mozes, maar ook Jozua, Samuel, Jesaja, Jeremia, Ezechiël, Daniël, Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes begrepen het concept van geschiedenis en waren zich ten volle bewust van waar ze mee bezig waren: het vastleggen van echte gebeurtenissen, zodat toekomstige geslachten zouden weten dat ze werkelijk gebeurd waren.

In feite hebben wij in de westerse wereld onze unieke benadering van geschiedenis van de Hebreeën gekregen. Dit wordt door wetenschappers van overal erkend. Zoals zelfs de vrijzinnige theoloog Thorlief Boman schrijft: “als je alles op een rij zet, kun je zeggen dat de Israëlieten de wereld historische religie hebben gegeven.” (5)

Dr. Waltons claim van speciale kennis over de oude wereld verpulvert, wanneer je de Bijbel beschouwt. Maar het verpulvert ook als je naar niet-Israëlitische oude Nabije Oosten teksten kijkt. Twee dingen moeten hierbij in overweging worden genomen.

 

In de eerste plaats zijn de meeste mensen zich er niet van bewust dat het overgrote deel van de oude teksten bestond uit administratieve documenten als contracten, wetten, rekeningen, trouwakten, inventarisaties, verdragen, kwitanties en overeenkomsten. (6) Zij laten een heel aantal oude culturen zien, die geïnteresseerd waren in gegevens, hoeveelheden, gewichten, afmetingen, kosten, grenzen, namen en cijfermatige accuratesse. Het is een wereld die taal gebruikt op een herkenbare, empirische wijze.

 

[foto: cuneiform tablet, dat afleveringen van meel als rentebetalingen documenteert. Ebabbar archief, MET]

 

Allerlei basale aannames omtrent tijd, oppervlakte en taal zijn ingebed in economie, politiek en wetgeving. Een contract laat een overeenkomst zien die in het verleden is aangegaan, een kwitantie laat zien dat een artikel in het verleden is verkocht, een akte laat zien dat een stuk land in het verleden is gekocht. Het zijn getuigen van een wezenlijke verbinding tussen taal en geschiedenis.

 

In de tweede plaats bestaat er, in weerwil van de overvloedige aanwezigheid van administratieve documenten, slechts een fractie van niet-Israëlitische literaire teksten, waaruit dr. Walton zijn aparte conclusies kan trekken. Hij noemt bijvoorbeeld monumentale Koninklijke inscripties, gemaakt voor heidense koningen, als een context voor het begrijpen van Genesis. Dit is een merkwaardige vergelijking.

Dr. Noel Weeks, voorheen Senior docent Oude Geschiedenis aan de Universiteit van Sydney, onderzocht dr. Waltons methodes en gebruik van teksten uit het oude Nabije Oosten en verklaart:

 

Samengevat kom ik niet onder de indruk van de hele benadering. Er is geen erkenning van de moeilijkheid om een uniforme geest te onderscheiden in de oude Nabije Oosten teksten. Individuele buiten-Bijbelse teksten worden tot representaties gemaakt van het enorm grote chronologische en culturele tijdperk. Wat nog meer treft zijn claims die zonder meer vals zijn.” (7)

 

Dr. Richard Averbeck, professor Oude Testament en Semitische talen aan de Trinity Evangelical Divinity School, merkt vervolgens op:

het punt is dat materiële schepping van groot belang was in het oude Nabije Oosten, evenals in het oude Israël.” (8)

 

Samengevat is dr. Waltons gnostische opsplitsing van moderne en oude manieren van kennis het tegenovergestelde van het Bijbels getuigenis en de scheppingsorde. Beide getuigen ervan dat alle mensen naar Gods beeld zijn gemaakt om gebeurtenissen aan anderen door te geven via taal door de tijden heen. Per slot van rekening is het door historische gebeurtenissen dat God zichzelf aan de mens openbaart. Dit brengt ons bij de tweede stelling.

 

Stelling 2  - Bijbelse verhalen hebben gezag omdat God verzekerde dat ze een accuraat verslag van zijn woorden en daden in de tijd waren.

 

De openbaring leert dat God zichzelf openbaart zowel door de schepping als door taal.

Het eerste is ‘algemene openbaring’ en verklaart dat mensen uit alle tijden en culturen naar de natuurlijke wereld kunnen kijken en Gods almacht en aard kennen. (Romeinen 1:19).

Het tweede is ‘speciale openbaring’ en verklaart dat God verschillende keren en op verschillende wijzen door zijn profeten, zijn apostelen en zijn Zoon heeft gesproken. (Hebr. 1:1,2)

Gedurende de hele geschiedenis van Israël hebben echter valse profeten gezegd dat ze namens God spraken. Hoe kon je weten dat ze vals waren? Mozes gaf een eenvoudige test: als een profeet in de naam van God sprak, maar de door hem voorspelde gebeurtenissen kwamen niet uit, moest hij worden genegeerd. (Deut. 18:22).

 

[foto: Elia en de profeten van Baäl, Lucas Cranach de jonge]

 

Deze test laat licht schijnen op de essentiële verbinding tussen Gods woorden en de geschiedenis. Aangezien God alleen heerst over tijd en ruimte, kunnen alleen Zijn profeten consistent gebeurtenissen voorspellen in Zijn naam. Zoals God in Jesaja 42:9 verklaart:

De voorgaande dingen – zie, ze zijn gekomen! Nieuwe dingen verkondig Ik: voordat ze ontkiemen, doe Ik ze u horen.”

 

Een nauwkeurige, mondelinge weergave van gebeurtenissen (uit verleden, heden en toekomst) was het basiskenmerk van Gods profeet. Maar die weergave bevatte ook de interpretatie van de gebeurtenissen door de profeet, zodat zij die toentertijd leefden – even goed als hun nakomelingen – de theologische bedoeling van die gebeurtenissen begrepen.

Gods gesprek met Abraham in Genesis 18 is hier een voorbeeld van. God en zijn engelen brachten vele uren door met Abraham, terwijl ze op de maaltijd die bereid werd aan het wachten waren en daarna werd er gegeten. Zij hebben natuurlijk over van alles gesproken. Toch worden maar twee dingen opgenomen in het historische verhaal: de belofte aangaande Izaäk en de woordenwisseling over de verwoesting van Sodom en Gomorra.

Onder leiding van de Heilige Geest werden profeten, schrijvend over het verleden, daarom geleid om bepaalde gebeurtenissen te selecteren, andere voorbij te zien, specifieke daden te benadrukken en zelfs de chronologische volgorde aan te passen om bijzondere punten in de schijnwerper te zetten. Deze omgang met historisch materiaal is wat ieder in de één of andere vorm doet, wanneer je over het verleden praat: communicatie is altijd selectie, nadruk, volgorde. En toch minimaliseert dit op geen enkele manier de potentiële accuratesse van woorden om gebeurtenissen weer te geven.

 

In het geval van Abraham verbindt de profeet Gods woorden met Gods daden in de geschiedenis.

Toen liet de HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen. Het kwam van de HEERE uit de hemel.” (Gen. 19:24)

en

De HEERE nu zag om naar Sara zoals Hij gezegd had; De HEERE deed bij Sara zoals Hij gesproken had.” (Gen. 21:1).

De waarheid van het verhaal rust in het feit of er echt een brandende stad was en een huilend babyjongetje. Ondanks dit projecteert dr. Walton een gnostische visie op de Bijbel, wanneer hij beweert

 

het waar of vals zijn van de verhalen heeft minder te maken met de accuratesse, waarmee ze de gebeurtenissen uit het verleden beschrijven (wat vaak niet kan worden bevestigd, omdat we geen onafhankelijke getuige hebben), en heeft meer te maken met de accuratesse waarmee ze de toestand van het heden beschrijven… Gezag is gevestigd in de interpretatie van de verteller, niet in de gebeurtenis of in onze bekwaamheid om de gebeurtenis te reconstrueren of te verifiëren.”

 

Het is precies deze denkwijze die het dr. Walton mogelijk maakt te concluderen dat Genesis 1 niet over echte schepping in gewone tijd gaat, dat Genesis 2 niet gaat over de eerste twee biologische mensen en dat Genesis 6-8 niet over een echte wereldwijde zondvloed gaat.

Waarom hier dan stoppen? Er bestaat geen theologisch onderscheid tussen Noachs kinderen en Abraham – zij worden in dezelfde geslachtslijn in Genesis 11 genoemd. En hoe zit het met Izaäk, Jacob en Jozef? Het mes van dr. Walton moet op alle historische wortels van alle verhalen in Genesis insnijden, het gezag van de gebeurtenis zelf verwijderen en het in de interpretatie van de auteur plaatsen, die schijnbaar meer geïnteresseerd is in het heden dan in het verleden.

 

Toch is dit het tegenovergestelde van de Bijbelse visie op gezag. Zoals V. Philips Long opmerkt:

 

Goddelijke openbaring moet zijn plaats hebben in zowel historische gebeurtenissen als in het interpreterende woord, dat die gebeurtenissen aan ons doorgeeft. Het lijkt ook de benadering te zijn die het meest in lijn is met het Bijbelse getuigenis zelf.” (9)

 

Maar dr. Waltons gnostische interpretatie van de Bijbel zet een muur tussen de gebeurtenissen en de interpretatie ervan. Hij moet dit echter doen om de Bijbelse openbaring over de oorsprongen te vervangen door de eigentijdse evolutionaire geschiedenis. Het gezag wordt daarom uit de gebeurtenis gehaald en in de interpretatie geplaatst. Indien de gebeurtenissen zoals de schepping van dieren of de zondvloed werkelijk plaats hebben gevonden zoals de verhalen ze beschrijven, is een evolutionaire wereldgeschiedenis onmogelijk.

Dr. Walton kan ontkennen dat zo’n historische plaatsvervanging zijn bedoeling is, maar de structuur van zijn boeken, de herhaaldelijke commentaren erin en zijn professionele associaties vertellen een ander verhaal. Hij heeft een uitgebreid oeuvre met materiaal gepubliceerd, dat een helder inzicht geeft in zijn standpunten. Zoals Jezus ons eraan herinnert: “Aan hun vruchten zult u hen herkennen.” (Matt. 7:16).

Zo kennen we natuurlijk ieder aan zijn woorden en daden in de tijd. Het is dezelfde manier, waarop God zichzelf aan ons openbaart. Ezechiël legt het basisverband tussen God en de geschiedenis uit, als hij zegt:

 

Geen van Mijn woorden zal nog uitgesteld worden. Het woord dat Ik gesproken heb, zal in vervulling gaan, spreekt de Heere HEERE. (Ezech. 12:28). “Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben, als Ik uw graven open en als Ik u uit uw graven zal doen oprijzen, Mijn volk. Ik zal Mijn Geest in u geven, u zult tot leven komen en Ik zal u in uw land zetten. Dan zult u weten dat Ik, de HEERE, dit gesproken en gedaan heb, spreekt de HEERE.” (Ezech. 37:13,14).

 

Waar Ezechiël ons aan herinnert is dat God gebeurtenissen tot stand brengt om zo ware theologie in menselijke geschiedenis in te bedden. Dit leidt tot ons derde punt.

 

Stelling 3 - God heeft theologie ingebed in de opbouw van menselijke geschiedenis naar Zijn plan en doel.

 

De leer van de voorzienigheid onderwijst dat God alles wat in de geschiedenis gebeurt verordent om plaats te vinden naar Zijn goddelijke bedoeling. Zoals Jesaja uitlegt:

 

Zo zegt de HEERE, de Heilige van Israël, zijn Formeerder: Zij hebben Mij naar de toekomstige dingen gevraagd, aangaande Mijn kinderen – zou u Mij bevel geven aangaande het werk van Mijn handen? Ik heb de aarde gemaakt en Ik heb de mens daarop geschapen. Ik ben het, Mijn handen hebben de hemel uitgespannen en aan heel zijn sterrenleger geef ik Mijn bevelen. Ik heb Kores doen opstaan in gerechtigheid, en al zijn wegen zal Ik rechtmaken. Hij zal Mijn stad bouwen en hij zal Mijn ballingen vrijlaten, zonder betaling en zonder geschenk, zegt de HEERE van de legermachten.” (Jesaja 45:11-13).

 

God verklaart dat, omdat Hij de aarde heeft geschapen en de mens erop heeft geplaatst, de Israëlieten er zeker van kunnen zijn dat Hij een unieke man zal doen opstaan om hen te redden. Dit is de God die “in het graf doet neerdalen en daaruit opkomen”, die “arm maakt en die rijk maakt”, die “vernedert en ook verhoogt”. (1 Sam. 2:6,7). Hij is de God die de menselijke geschiedenis vormt, net zoals de pottenbakker de klei vormt, terwijl hij het gemaakte zijn vorm geeft om zowel Zijn verlossing te onthullen, als Zijn verlossing te zijn.

Zoals Geerhardus Vos verklaart:

 

in niet weinig gevallen wordt openbaring geïdentificeerd met geschiedenis. Naast het gebruik maken van woorden, heeft God ook daden ingezet om grote principes van waarheid te openbaren… In deze gevallen vormt de geschiedenis zelf deel van de openbaring. Er zit een zelfonthulling van God in zulke daden. Ze zouden spreken, zelfs als ze alleen maar voor zichzelf zouden spreken.” (10)

 

Simson duwt de pilaren omver, Tissot

 

Dit is wat we door het hele Nieuwe Testament zien. Jezus en de apostelen vertrouwen op de structuur van de Bijbelse geschiedenis om hun theologie te geven.

Kijk eens naar het antwoord van Jezus aan de farizeeën inzake scheiding:

 

Hebt u niet gelezen dat Hij Die de mens gemaakt heeft, hen van het begin af mannelijk en vrouwelijk gemaakt heeft, en gezegd heeft: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten, en die twee zullen tot één vlees zijn, zodat zij niet meer twee zijn, maar één vlees? Dus, wat God samengevoegd heeft, laat de mens dat niet scheiden.” (Matt. 19:4-6).

 

Jezus bevestigt eerst het gezag van de geschreven tekst als een getuige van een werkelijke gebeurtenis: “Hebt u niet gelezen…” Vervolgens bouwt Hij zijn zaak tegen echtscheiding op de structuur van wat in de tijd is gebeurd: van het begin af heeft God hen mannelijk en vrouwelijk gemaakt en bedoelde Hij hen in het huwelijk samen te voegen; als gevolg daarvan moeten mannen en vrouwen vandaag in het huwelijk verenigd blijven. Het hele argument van Jezus draait om de werkelijkheid van Adam en Eva, die de eerste twee mensen waren die door God in de hof in het huwelijk waren verbonden.

De theologie van Jezus is consistent verbonden met de geschiedenis.

 

Ondanks dit creëert dr. Walton een gnostische scheiding tussen werkelijke geschiedenis en theologie. Zoals hij verklaart:

 

“Het reconstrueren van de gebeurtenis is niet de weg naar waarheid, omdat het doel waarheid niet inherent is aan de gebeurtenis, maar aan de interpretatie van de gebeurtenis. De verhalen van Genesis zijn geïnteresseerd in een diepe werkelijkheid die gebeurtenissen en geschiedenis te boven gaat. Hun betekenis wordt niet in hun historiciteit gevonden, maar in hun theologie; niet in wat er gebeurde, of zelfs niet in het beweren dat iets gebeurde, maar in waarom het gebeurde.”

 

Dr. Walton introduceert een valse spanning tussen geschiedenis en theologie om echte gebeurtenissen van hun historisch - theologische implicaties los te maken. Deze scheiding tussen geschiedenis en theologie stelt hem in staat de Bijbelse geschiedenis van de wereld te vervangen door een materialistische evolutionaire geschiedenis. In het opnieuw definiëren van de geschiedenis van de mensheid moet hij echter onvermijdelijk de theologie die eraan verbonden is ook herdefiniëren.

 

Overweeg de gevolgen eens van dr. Waltons gnostiek, als die op een paar Christelijke dogma’s worden toegepast:

  • Hoe moeten we speciale openbaringen herdefiniëren, als de woorden van de Bijbel niet accuraat echte gebeurtenissen weergeven?
  • Hoe moeten we de zondeval herdefiniëren, als universele corruptie en de dood al vóór Adam bestonden?
  • Hoe moeten we de eerste zonde herdefiniëren, als Adam en Eva niet de eerste biologische mensen waren?
  • Hoe moeten we het universele oordeel herdefiniëren, als de zondvloed niet werkelijk alle mensen en dieren op aarde heeft doen omkomen?
  • Hoe moeten we verlossing herdefiniëren, als Jezus niet kwam om ons te redden van de gevolgen van Adams werkelijke zonde?
  • Hoe moeten we het gezag van de Schrift herdefiniëren, als de schrijvers van het Nieuwe Testament hun theologie baseren op een veronderstelde geschiedenis van gebeurtenissen uit het verleden?

Dit zijn gevaarlijke vragen om te stellen. Toch vormen ze de logische consequentie van dr. Waltons methode. Je kunt niet de ene geschiedenis door een andere vervangen zonder ook de theologie die ermee verbonden is te veranderen.

 

Noten

  1. Thorlief Boman, Hebrew Thought Compared with Greek (W.W. Norton & Co, 1960) 11.
  2. Marc Van De Mieroop, Cuneiform Texts and the Writing of History (Routledge, 1999), 12.
  3. Noel Week, “The Bible and the ‘Universal’ Ancient World: A Critique of John Walton”, Westminster Theological Journal, 78 (2016), 26.
  4. Richard E. Averbeck, “The Lost World of Adam and Eve: A Review Essay”, Themelios 40.2 (2015), 235.
  5. V. Philips Long, The Art of Biblical History (Zondervan 1994), 105-106.
  6. Geerhardus Vos, Redemptive History and Biblical Interpretation (P&R 1990), 9.
  7. The Lost World of Genesis One, 113.
  8. Ibid.
  9. Ibid., 114.
  10. Ibid., 114, 115.

Wordt vervolgd

 

Vertaling: R. Sollie-Sleijster