Ethiek

Ethiek

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Kruisverhoor op Zondag (9d)

D.J. Bolt
22-05-08


 

WW
U schrijft dat U de wet ziet vanuit Gods eeuwige onveranderlijkheid en de eenheid van de hele Schrift. Betekent voor U Jahweh?s onveranderlijkheid dat Hij het kind Israël op dezelfde manier behandelde als zijn nu volwassen geworden volk ? Paulus spreekt over het kind Israël dat een pedagoog nodig had en van Hem kreeg, terwijl wij nu niet meer die tuchtmeester boven ons hebben. Wie was volgens u die pedagoog? Volgens mij de thora. Dat noemt Paulus in datzelfde verband: onderworpen zijn aan de wet (waarvan wij nu vrij gekocht zijn. Zie Gl 4, 1-5). Jahweh is onveranderlijk in zijn liefde en trouw jegens zijn volk, maar daarom behandelde Hij het kind Israël nog niet als een volwassene. En ons behandelt Hij niet meer als waren we een kind.

DJB
Eigenlijk zou je de hele brief van Paulus aan de Galatense christenen uit de heidenen moeten bespreken om een goed zicht te krijgen op wat hij bedoelt, ook in het door u uit het vierde hoofdstuk aangehaalde gedeelte. Ik probeer het heel kort samen te vatten1.

Het probleem van de van oorsprong heidense Galatense christenen was de druk van de joden-christenen om te gaan leven als joden. Het zou niet voldoende zijn om zonder de joodse inzettingen en verordeningen, 'de wet', als gelovigen uit de heidenen te leven. Dat veroordeelt Paulus in zeer felle verwoordingen: diegene die zo'n evangelie brengt is vervloekt! Als de Galaten dit werkelijk gaan geloven is Paulus' werk zinloos geweest2.
Het geloof in Jezus Christus is noodzakelijk én voldoende om gerechtvaardigd te worden. Zó zijn ook de Galaten tot kinderen van God aangenomen en hebben geleerd om Abba, Vader te zeggen3.
Maar de joden-christenen dan? De Israëlieten waren Gods kinderen al sinds Abraham. Ook Abraham geloofde al Gods beloften en het werd hem tot gerechtigheid gerekend4. Waarom moest er dan toen nog de Mozaïsche wet bijkomen? Dat is de vraag die bij de Galaten leeft.
Dan zegt Paulus dat de wet er niet is om daar gerechtigheid uit te verwerven5. Er is dus geen 'concurrentie' tussen 'geloof' en 'wet' wat betreft het rechtvaardig worden voor God. Rechtvaardig worden wij enkel en alleen door 'geloof', door genade.
Wat is de functie van de wet dan wel? Die van "pedagoog", dat is in de oude Griekse en Romeinse samenleving een bewaker van een onmondige tot een tijdstip door de vader bepaald.
Daarna was de 'pedagoog' niet meer nodig.

Een oppervlakkige conclusie ligt voor de hand: geen pedagoog meer, dus geen wet meer, en dus geen Tien Geboden meer. Maar die gevolgtrekking is m.i. volstrekt niet juist.
Het gaat Paulus niet om een opvoeding of opleiding van een kind (Israël) tot het volwassen genoeg is zodat het op eigen benen kan staan zonder dat de wil van vader zijn richtsnoer meer is. Het springende punt is dat het leven van Israël bewaakt moest worden tot Christus zou verschijnen. Totdat het 'geloof' zou worden geopenbaard6.
Daarvoor heeft God zijn heilige wil opgeschreven en allerlei maatregelen genomen die het volk voortdurend fysiek zichtbaar heenwees naar de komst van Zijn Zoon. Die functie heeft de wet verloren. Het is al vaak gezegd, alles wat verwijst naar Christus kan vervallen. Maar Gods wil blijft altijd.
Het is als in een gezin waar Vaders wil wet is. Er mag niet gescholden en gevochten worden. Geen gemene spelletjes of pesterijen. Terwijl moeder zwanger is van een volgend kind worden de 'jongens' extra in de tang gehouden voor haar noodzakelijk rust. Er moeten allerlei karweitjes worden verricht voor de geboorte van het nieuwe kind. Een speciaal rooster voor huishoudelijke werkzaamheden is ingesteld.
Als het kind er is, vervallen die speciale activiteiten gericht op de komst van het nieuwe leven. Maar ook daarna zwaait vader als vanouds de scepter. Daar verandert niets aan door de komst van een nieuw kindje.
Zijn wil blijft wet.

Gods wet is dus niet vervallen. Wel de schaduwachtig vooruitwijzing. Als je precies leest wat er in Gal. 3:23-29 staat dan is niet Paulus' redebeleid: jullie zijn niet meer onder de tuchtmeester want de wet is vervallen, maar die is: jullie zijn niet meer onder de tuchtmeester want we zijn Gods zonen geworden door Christus. Alle nadruk valt op Christus. Dus geen slaven meer van de zonde, geen jacht naar volmaakte wetsbetrachting. Jezus Christus is onze gerechtigheid.
En als we dan de hoge status van zonen hebben ontvangen, zullen we ons ook gedragen als de grote Zoon. Namelijk: Ik heb lust om uw wil te doen, mijn God, uw wet is in mijn binnenste7; mijn spijze is de wil te doen van degene, die Mij gezonden heeft, en zijn werk te volbrengen8; Ik kan van Mijzelf niets doen; gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en mijn oordeel is rechtvaardig, want Ik zoek niet mijn wil, doch de wil van Hem, die Mij gezonden heeft9; Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft10.

Als Gods zonen zullen wij hoe langer hoe meer Gods wil willen gehoorzamen zoals hij die heeft gegeven in zijn beschermende wet. Uit liefde, en zonder streven naar gerechtigheid-uit-de-wet.

WW
Een vrouw is aan haar man gebonden volgens de wet. Is de man gestorven, dan is ze ontslagen van de wet die haar aan haar man bond. Zo zijn wij dankzij de dood van Christus (met wie wij door het geloof immers één lichaam vormen) ook dood voor de wet. Dat schrijft Paulus zo duidelijk! Ik zou willen zeggen: denk veel aan de weduwe van Paulus.

DJB
Het is goed om veel aan weduwen te denken maar uw aansporing heeft op het door u gewenste punt een averechts gevolg zo heb ik eerder al laten zien.

WW
Paulus schrijft de woorden waarin Hij de band tussen ons en de thora (incl. de dekaloog) voor vervallen verklaart niet neer in naïviteit. Dat is te zien aan Gl. In Gl 5, 1 zegt hij klip en klaar dat Christus ons bevrijd heeft. Waarvan dan? Dat is zomaar op te maken uit Gl 4, 21: U wilt U onderwerpen aan de wet? En uit 5, 1 zelf ook: laat U niet opnieuw een slavenjuk opleggen?en dat gaat dan over de eis zich te laten besnijden en dus (zie vs 3 slot) de wet volledig na te komen. Voor mij is dat zo duidelijk. Maar ik ben ook niet naïef, evenmin als Paulus. Ik weet ook wel dat de uitspraak dat wij vrij zijn van de thora (incl. de dekaloog) zomaar te misbruiken is. Zie Gl 6, 1: ?U bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen?. Hij had natuurlijk kúnnen zeggen: U moet U houden aan een onderdeel van de thora, nl aan de dekaloog. Dat schrijft hij echter niet. Hij beroept zich op de afspraken van het nieuwe verbond: laat U leiden door de Geest. Die Geest leidt de mensen van Christus tot een leven in overeenstemming met de wil van God, zoals die in de bijbel te vinden is.

DJB
Ik kan het helaas niet anders zien dan dat u de betekenis van deze verzen niet juist uitlegt.
Hierboven heb ik al aangegeven dat joden-christenen de christen-Galaten wilden dwingen te behoren bij het joodse volk. Daarvoor moesten de Galaten de besnijdenis ondergaan en alle joodse gebruiken zich eigenmaken. Maar dat is een eigenwillig surplus op het enige offerande van Christus aan het kruis. Dus vervloekte afgoderij.
Bovendien brengt dat de Galaten weer tot slavernij. Besnijdenis ondergaan? Dan ook de hele wet zélf vervullen. Eindeloze slavernij dus, tot in de eeuwige hel, want Christus zal hen zo geen nut doen11! En: gij zijt los van Christus, als gij door de wet gerechtigheid verwacht: buiten de genade staat gij12.
Dát
is het punt waar het hier om draait. Niet dat Vaders wil geen wet meer zou zijn, maar dat je zelf daaruit je gerechtigheid bij elkaar denkt te kunnen sprokkelen.

U had m.i. vervolgens uit het zesde hoofdstuk wel iets meer mogen citeren. Want dan was de lezers duidelijk geworden dat Paulus daar onbekommerd over de toepassing van de wet in een christenleven spreekt. Hij formuleert daar over de betekenis van de Tien Geboden precies zoals het Oude Testament en als Jezus zelf dat doet: de hele wet is in één woord vervuld, in dit: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf13.
Wel vervulling, ja! Praktiseer Gods wet vanuit de liefde. Word daar vol van. Laat de Heilige Geest je leiden dán ben je niet onder de wet14. Of, zoals hij even later zegt: die de vrucht van het leven door de Geest laten zien, tegen die is de wet niet15. Zulke uitspraken komen toch helemaal in de lucht te hangen als Gods geboden niet meer geldig zouden zijn?
Niks afgeschafte wet dus. Stellen wij door het geloof de wet buiten werking? Zo vraagt Paulus aan de Romeinen, en geeft als antwoord: Volstrekt niet; veeleer bevestiging wij de wet16.

WW
Als ik de uitdrukking ?minimumminimumeisen? gebruik, is dat geen kleinering van de dekaloog. Ik schat de dekaloog allerminst gering. Dat weet U heel goed. Ik acht een rekenboek voor groep 5 van de basisschool niet gering en spreek daar niet denigrerend over. Ik heb het rekenen mede uit dat boek geleerd immers. Maar ik ben wel verder gekomen in de loop van de tijd. De dekaloog is vol van de wijsheid van Jahweh. Evenals de hele thora. Vol van zijn wijsheid en goedheid. Voor een kind nl. De pedagoog. Onder toezicht en voogdij (Gl 4, 2) tot een bepaalde tijd die de vader stelt. Nu wij niet meer onmondig zijn (dat waren we vroeger, Gl 4, 3) is de tijd van die voogdij en dat toezicht dat de thora, incl. de dekaloog, uitoefende, voorbij. Zo ziet Paulus dat. De thora is op de meest eervolle wijze geëmeriteerd. Zijn dienst zit er op. Maar wat wordt hij nog vaak geraadpleegd. Het was ook zo?n wijze figuur. Soms moeten we terug naar het rekenboek voor groep 5 van de basisschool.

DJB
Hoe blijkt uit deze paragraaf dat wij fundamenteel verschillende visie op de Tien Geboden hebben. Voor u hebben ze afgedaan. Hooguit kun je ze nog eens raadplegen als een oude emeritus-professor. Wellicht dat zijn visie van vroeger nuttige inzichten oplevert. Maar je door hem laten gezeggen: neen!

Voor mij vormen de Tien Geboden 'de oerwet van het paradijs', 'de grondwet van het Koninkrijk der Hemelen'17. De wet die kort en bondig door de Here zelf in de steen is gegraveerd. Die vervolgens in een gouden kist werd gevat, opgesteld in een gouden kamer. Waarboven gouden engelen verstild staarden, jaar in, jaar uit. Waarop bloed drupte dat de verzoening met God symboliseerde.
Bloed stroomt nog steeds over onze overtredingen van Gods wet. De overtredingen zijn niet minder geworden want ook de allerheiligsten van het Nieuwe Verbond kennen nog maar een heel klein begin van gehoorzaamheid aan Vaders wil18. We maken nog dagelijks onze schuld groter19.Maar het is gelukkig geen beestenbloed meer maar dat van een zondeloze Mensenzoon zodat onze zonden werkelijk worden vergeven.

Ik aanvaard graag dat u met de uitdrukking 'minimumminimumeisen' niet hebt willen denigreren. Toch wringt het bij mij dat u de typering handhaaft. Dat zult u begrijpen als ik Gods wet zie zoals hierboven aangegeven en naar mijn overtuiging de Schrift zo ook leert.
De vergelijking met het rekenboek van groep 5 maakt het er niet beter op. Uiteraard moet je voorzichtig zijn met voorbeelden omdat die altijd ergens mank gaan en je die soms gemakkelijk het omgekeerde kunt laten zeggen dan de bedenker heeft bedoeld.
Maar in dit geval is toch de strekking van uw voorbeeld m.i. aanvechtbaar. Ik begrijp er uit dat u vindt dat het rekenboek natuurlijk uitstekend paste bij het niveau van het kind. Echter nu het volwassen is geworden kan in principe het boekje in de prullenbak, of eventueel nostalgisch bewaard.
Uw voorbeeld laat weer haarscherp zien waar we uiteengaan. Want dat rekenboek is voor mij van fundamentele betekenis. Omdat het ook in zijn eenvoud de basis vormt van de getallenleer. Zonder de betekenis van cijfers, optellen en aftrekken en de tafels van vermenigvuldiging is er geen complexe rekening, geen differentiaal- en integraalrekening mogelijk. Nog sterker, als 1 + 1 niet meer 2 is stort het heelal in.
Die fundamentele betekenis heeft dat rekenboekje. Het kind van acht jaar zal dat nog niet bevroeden. Maar door verder te leren zal hij het leren inzien. Het eenvoudige rekenboekje zal fundamenteel blijven.

WW
Pleeg geen echtbreuk. Zevende gebod. Eerste betekenis: maak het huwelijk van je naaste niet kapot. De geboden zeggen: blijf af van het leven, het huwelijk, de eigendom en de goede naam van je naaste en (het tiende gebod): doe zelfs, uit begeerte, geen pogingen om het zijne je eigen te maken of te schaden. Wanneer men nu de dekaloog uitlicht uit het geheel van de thora, is het zevende gebod een handzame regel. En betekent: je mag het huwelijk van je naaste niet kapot maken door met zijn vrouw naar bed te gaan, zoals David dat deed. En toen zei onze Heer: MAAR Ik zeg U? en dan gaat het lonken, flirten, veelbetekenend aankijken, een afspraakje voorbereiden, in de billen knijpen enz enz. Het is zelfs zo dat wanneer een getrouwde Israëlitische man naar bed ging met een onverloofd meisje, hij geen echtbreuk pleegde. Hij schond niet het huwelijk van een ander en ook zijn eigen huwelijk niet. Geldt dat nog? Hij moest dan het meisje trouwen. Geldt dat nog? Bigamie? Waar staat dan dat dat niet meer geldt? Nergens. Maar het geldt niet meer, omdat de thora (incl. de dekaloog) is verouderd en niet meer bindend.

DJB
Er zijn veel vragen te stellen wat precies in het Oude Testament nog bindend is en wat niet. In onze discussie hebben we ons geconcentreerd op de Tien Geboden. Wat mij betreft houden we het daar ook bij. Die discussie blijkt al moeilijk genoeg te zijn.

WW
Christus zegt dat Hij kwam niet om de Wet of de Profeten af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen (Mt 5, 17). Het werkwoord dat Matteüs gebruikt om de woorden van Messias Jezus weer te geven is een woord dat in het Grieks veel gebruikt werd. Vólmaken. Een vat volgieten met water, met wijn. Vervuld worden van vrees, van hoop. Compleet maken: de maan wordt vol, de tien jaren worden volgemaakt. In het NT ook: een profetie wordt volgemaakt (vervuld). Steeds dus de gedachte dat er meer komt dan er was. Het vat was leeg of half vol, en wordt volgemaakt. De maan groeide elke nacht aan, en het werd volle maan: de maan werd vol. Er was een aankondiging (profetie) en die profetie werd met gebeurtenissen aangevuld en vol gemaakt Een belofte bestond uit woorden en werd vervuld door dat de woorden werden aangevuld met de daarbij passende gebeurtenissen of daden. Ik beloof met woorden en vervul mijn belofte door mijn woorden door de beloofde daden te laten volgen.
Daarom lijkt het me niet goed om te zeggen dat Christus zei dat Hij kwam om de diepte van de wet te onthullen. Dat impliceert dat die diepte er al was, maar niet gezien werd tot Christus die diepte toonde. Terwijl het griekse woord juist aangeeft dat er iets bij kwam: water, wijn, vrees, dagen, meerdere delen van de maan werden zichtbaar, enz. Is dat niet in overeenstemming met het feit dat Christus steeds zegt: Vroeger werd dit en dat gezegd, maar: Ik zeg U. Hij voegt iets toe. Je kunt ook woorden ?aanvullen?. Daarmee is ook in overeenstemming dat Christus zei dat onze gehoorzaamheid meer moet zijn dan die van de Farizeeën en schriftgeleerden. Er staat toch ook nergens in de thora of de profeten dat je beter helemaal geen sterke woorden of eden kunt gebruiken. Er staat ook nergens in de thora dat je je naaste niet mag behandelen als een dwaas of een leeghoofd. Er staat toch ook nergens in de thora dat je een getrouwde vrouw niet een wellustig knipoogje mag geven om haar in je bed te krijgen? Er staat toch ook nergens in de thora dat je als getrouwde man niet met een ongetrouwd meisje sex mag hebben?als je daarna maar met haar trouwt , al wordt ze dan ook je tweede vrouw (zoals of Hanna of Peninna de tweede vrouw van Elkana was, 1 Sm 1).

DJB
'Vervullen' betekent uitbreiden, vol maken, aanvullen, er komt iets bij zo geeft u aan. Maar is dit op uw standpunt eigenlijk niet wat vreemd? Aanvulling, om het even bij die term te houden, betekent toch dat er al iets is dat blijft? I.c. dat de wet uitgebreid wordt met Jezus' ethische aanvullingen. Maar als de wet vervallen is, zoals u zegt, kan er toch moeilijk van uitbreiding, of aanvulling worden gesproken? Ik begrijp dit dus niet.
Echter wat belangrijker is, ik geloof helemaal niet dat vervulling is gericht is op 'een uitbreiding van de wet'. 'Vervulling van de wet' betekent toch dat Christus de wet volmaakt heeft gehoorzaamd waar wij in gebreke bleven? Hij heeft de bittere beker waar wij nog geen druppel van konden drinken tot de bodem toe geleegd gedurend zijn tijd hier op aarde20. Alles wat beloofd was in het Oude Testament wordt waargemaakt in het Nieuwe Verbond. "Opdat vervuld zou worden hetgeen gesproken werd?"21. Opdat "alle gerechtigheid vervuld zou worden22.
Dát is toch de diepe betekenis van 'vervulling'?

Op uw standpunt lijkt het 'maar' van Christus in de Bergrede een tegenstelling te zijn tussen zijn geboden en de Tien Geboden. Eerder heb ik al aangegeven dat het niet past om een tegenstelling te creëren tussen Gods geboden en Christus' wet. Daarom zie ik ook in het 'maar' van de bergrede geen bevestiging van uw stelling dat de Tien Geboden zijn vervallen. Integendeel, door de volmaakte Zoon zien we de Vader23. Leer ons Christus' omgang met Gods wet kennen en we leren de diepte van Gods geboden scherp zien. Christus zelf geeft daar een prachtig voorbeeld van bij de rijke jongeling.

WW
Niet onder de wet. U hebt uitgebreid moeite gedaan om aan te tonen dat ?niet onder de wet? niet hetzelfde betekent als ?zonder wet?. Ik ben het met die stelling eens. En wat voor U veel belangrijker is, Paulus is het met die stelling eens. Hij schrijft in 1 Kor 9 iets over dat onderwerp. Hij schrijft dat hij ieders slaaf wel wilde zijn om mensen te winnen voor Christus. ?Voor de Joden ben ik als een Jood geworden om hen te winnen. Ikzelf sta niet onder de Joodse (dat woord is door de vertalers toegevoegd, heeft geen grieks equivalent) wet, maar toch heb ik me er aan onderworpen om hen die er wel onder staan te winnen. En voor hen die niet onder de Joodse wet (idem) staan, ben ik als iemand geworden die de wet niet heeft, om hen te winnen. Dit betekent niet dat ik de wet van God heb losgelaten, maar dat ik me heb onderworpen aan de wet van Christus? (1 Kor 9, 20-21).
Laten we deze woorden nu eens nauwkeurig lezen.. Paulus is een Jood. Heeft een groot deel van zijn leven onder de Joodse wet geleefd. Onder welke Joodse wet? Onder de thora. De hele thora. Hij was buitengewoon streng in de gehoorzaamheid daaraan. Toen werd hij christen. Vanaf dat moment stond hij onder de wet van Christus. Die was immers zijn Heer en Meester geworden. Die wet van Christus gaf hem de ruimte om met heidense mensen aan één tafel te zitten, samen met hen vlees van onreine dieren te eten, en samen met hen op de zevende dag of de eerste dag van de week te leven als was het de derde dag van de week. Ik sta niet meer onder de (Joodse) wet, zegt hij in vs 20. Maar hij staat wel onder de wet van Christus. Wat betekent dat? Dat betekent dat hij onder de wet van de liefde staat, en die wet van de liefde (Hij wil heidenen redden!!) maakt hem vrij van de thora en dus kan hij wél op sabbat of op de eerste dag van de week met hen verkeren, en onrein vlees eten. Hij drukt dat zo uit : ik heb de wet van God niet losgelaten, maar heb me onderworpen aan de wet van Christus. Ik begrijp dat zo: de wet van Christus is nu de wet van God. Er staat heel letterlijk weergegeven: voor de wetlozen als wetloos, niet als wetloos van God, maar met (in) wet van Christus. Dat is uitermate kort geformuleerd. Niet als wetloos van God betekent: niet als zonder wet van God. En met (in) wet van Christus betekent: (ik leef naar) de wet van Christus. Maar hij staat niet onder de (Joodse) wet. U hebt dus volkomen gelijk als U zegt dat ?niet onder de wet? niet hetzelfde is als ?zonder wet?.

DJB
Eerder heb ik al proberen aan te tonen dat u hier een tegenstelling construeert tussen Gods wet en Christus' wet die m.i. geen steun vindt in de Schrift. Kortheidshalve verwijs is daarnaar.

WW
Wat het apostelconvent betreft. U zegt dat reeds in Acta 15, 1 blijkt waarom het bij dat convent ging. Dat is m.i. niet juist. In Acta 15, 1 wordt ons getekend waar om het in Antiochíë om ging. Pas in Acta 15, 5 wordt ons gezegd waarom het bij het convent in Jeruzalem ging. Daar staat nl: ?Enkele gelovigen die tot de partij van de Farizeeën behoorden, gaven echter te verstaan dat ook de niet-Joodse gelovigen dienden te worden besneden EN OPDRACHT MOESTEN KRIJGEN ZICH AAN DE WET VAN MOZES TE HOUDEN?.
Het convent heeft geweigerd die positie in te nemen. Het heeft veeleer gezegd: wij hebben in overeenstemming met de heilige Geest besloten u geen andere verplichtingen op te leggen dan wat strikt noodzakelijk is en dan volgen de vier situatief bepaalde eisen van de liefde waardoor het samenleven van gelovigen uit de heidenen en die uit de Joden mogelijk moest blijven: inschikkelijkheid van de heidenen tegenover de christenen uit de Joden. Immers, zo had Jakobus gezegd: in haast elke stad wordt de thora van Mozes al sinds mensenheugenis verkondigd en op ieder sabbat in de synagogen voorgelezen. Wat bedoelde Jakobus daarmee? Hij bedoelde m.i.: mensen, bedenk dat de Joodse medechristenen altijd hebben gehoord in de synagogen dat offervlees en bloed en vlees met bloed nuttigen verboden en gruwelijk is. Dat moge dan nu niet meer gelden, maar dat betekent niet dat de Joodse medechristenen al zover zijn dat ze het normaal vinden zulke dingen te gebruiken. Het is gewoon nog strikt noodzakelijk dat de christenen uit de heidenen daarmee rekening houden: het is er bij de Joden ingepompt! Het vierde waarvan de heidenen zich moesten onthouden (van ontucht nl) ziet waarschijnlijk op bij heidenen geaccepteerde en bij Joden verboden huwelijksverbintenissen. Dat weet ik niet zeker, maar met de brief die aan de gelovigen te Antiochië werd gezonden, werden enkele broeders meegestuurd (nl Silas en Judas), die de brief mondeling zouden toelichten. Daar ben ik helaas niet bij geweest.
Duidelijk is dus dat de gelovigen die tot de partij van de Farizeeën behoorden, zijn teruggewezen. Er is, ondanks hun aandrang daartoe (!!), niet besloten om uit te spreken dat de niet-Joodse gelovigen de opdracht moesten krijgen zich aan de wet van Mozes te houden.
Deze verbinding van de kwestie van de besnijdenis voor gelovigen uit de heidenen enerzijds en het zich houden aan de wet van Mozes anderzijds werd niet alleen gelegd door die christenen in de gemeente van Jeruzalem die van farizeese afkomst waren. Paulus legt diezelfde verbinding in Gl 5, 3: ?Ik verzeker U dat iedereen die zich laat besnijden verplicht is om de wet volledig na te leven?.

DJB
In Antiochië leerden sommige uit Judea gekomen broeders dat de christenen uit de heidenen zich moesten laten besnijden. Paulus en Barnabas waren daar echter fel op tegen, vergelijk het met wat gebeurde in de Galaten-gemeente. Besloten werd Paulus en Barnabas met nog enkelen af te vaardigen naar de apostelen en oudsten te Jeruzalem om over deze zaak te spreken.
Zij beginnen in Jeruzalem echter dáár niet over te spreken maar verhalen van de bekering van heidenen en al wat God met hen had gedaan. En dán wordt door oud-Farizeeën precies datgene aan de orde gesteld waarvoor Paulus en zijn metgezellen naar Jeruzalem zijn gekomen: de christenen uit de heidenen zouden zich moeten zich laten besnijden en de wet van Mozes houden.
Inderdaad staat bij vers 1 niet expliciet "de wet van Mozes houden". Maar besnijden impliceert heel de wet van Mozes houden24. Besnijdenis is immers de kern van de Mozaïsche wetgeving?
In Jeruzalem was 'de hamvraag' aan orde of dat voor het behoud van christenen uit de heidenen nodig was. De reis naar Jeruzalem vanuit Antiochië (vers 1) had ten doel daar een antwoord op te vinden. En zo komt het ook aan de orde.
Ik zie dus niet in wat er verkeerd is aan mijn voorstelling van zaken.
Overigens heb ik niet geen moeite met uw paragraaf. De verschillen in opvatting tussen ons raken de betekenis van de wet. Maar daarover is hierboven al breedvoerig gesproken.

WW
Tot zover mijn nadere reactie op KoZ (7a).

DJB
Hiermee sluit ik mijn reactie op [KoZ 8aa] af. De volgende keer hopen we nog enkele opmerkingen te maken over ds. Wierenga's laatste deel in deze serie, [KoZ 8aaa].

Wordt vervolgd

NOTEN
____________________________________________________________

1 Daarbij laat ik het hele punt van de 'erfenis' waar Paulus veel over spreekt buiten bespreking.
2 Gal. 4:11.
3 Gal. 4:6.
4 Jak. 2:23.
5 Gal. 3:21.
6 Gal. 3:23.
7 Ps. 40:8; Jer. 31:33.
8 Joh. 4:34.
9 Joh. 5:30.
10 Joh. 6:38.
11 Gal. 5:2.
12 Gal. 5:4.
13 Gal. 5:14.
14 Gal. 5:18.
15 Gal. 5:23. Zie ook 6:13.
16 Rom. 3:31.
17 Prof. dr. K. Schilder, Heidelbergsche Catechismus, Zondag 1-4, pag. 76, 123.
18 HC v/a 114.
19 HC v/a 13.
20 Mar. 14:36.
21 Mat. 1:22;2:15;2:17;2:23; 3:15 en vele, vele andere plaatsen.
22 Mat. 3:15.
23 Joh. 14:9.
24 Gal. 5:3.