Ethiek

Ethiek

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

RUSTdag, rust zacht? (1)

D.J. Bolt
23-03-07

altijd al twee meningen 1
altijd al twee meningen

2
3

Synopsis Purioris Theologiae4 de 5 Over de Sabbath6 en de Dag des Heren.
zes regels van Dordrecht7,

Synopsis8 " die andere mening leerruimte

die ruimte is er altijd geweest


unverfroren " tot ontwikkeling van het gereformeerde leven"

Leeswijzer
Synopsis.

Synopsis Purioris Theologiae de
'paragrafen' 'stellingen'

" Over de Sabbath en de Dag des Heren" ,





9






OVER DE SABBATH EN DE DAG DES HEREN I
Hoofdstuk XXI (Stellingen 1-45)
Antonius Thysius


Sabbath
woord dág


De Sabbath is een plechtig feest dat wekelijks op de zevende dag gevierd wordt;
het is bij de schepping door God ingesteld omdat hij op die dag ophield met scheppen;
de Joden volgen dit na door geen slaafs en dagelijks werk te doen, en zo naar Gods bevel eerbiedig te rusten en de dag te besteden voor heilige uitoefening van de godsdienst.

Instelling

10 11 12

Doelen
algemene bijzondere 13 14 15
burgerlijk 16 17 Onderhouder 18

twee bijzondere doelen 19 20
bijzondere geestelijk. 21 22

Het houden van de Sabbath
23 24 heiligen 25 26 27

Uitzonderingen
28 29 30 31

de ziel en zijn verering van God 32
noodzakelijke 33 34 35 36 .


Positieve bestemming
des Heren37 des Heren 38

39 40 41 42

Veranderlijkheid van de Sabbath
in hun geslachten tot een eeuwig verbond opdat die een teken zou zijn in eeuwigheid43.
die veranderen en verdwijnen
type, voorbeeld schaduw 44 45 46 tot in eeuwigheid 47 langdurig 48 .

Heer over de Sabbath49 . De een acht de eene dag boven de andere, de ander acht ze gelijk Gij onderhoudt dagen, en maanden en tijden, en jaren, ik vrees dat ik tevergeefs onder u gearbeid heb.
in zijn bijzondere betekenis Niemand oordele u om spijs en drank of wat betreft de feestdag of van de nieuwe maan, of van de Sabbathen, die schaduwen der toekomende dingen zijn, maar het lichaam is van Christus.

HOOFDPUNTEN VAN DE LEER OVER DE SABBATH

Ik probeer nu een aantal hoofdpunten uit het onderwijs van Synopsis over de Sabbath te formuleren.

  1. God heeft de Sabbath ingesteld bij de schepping. Het is de Sabbath van de Here.
  2. Sabbath is een 'container-begrip' maar heeft zijn toespitsing in de wekelijkse rustdag.
  3. Wanneer de mensen precies de Sabbath zijn gaan onderhouden is niet zeker, maar is niet van groot belang.
  4. De Sabbath heeft algemene en bijzondere doelen. Algemeen wil zeggen: voor de hele mensheid, en bijzonder: die op de Joden betrekking hebben.
  5. God eren en belijden als Schepper en zo het geloof te oefenen is het eerste en belangrijkste algemene doel. Het tweede (burgerlijke) doel daarin begrepen is: ontspanning en herstel van (fysieke) krachten.
  6. De uitleiding van de Joden uit Egypte is een bijzonder doel. Een ander geestelijk bijzonder doel is het benadrukken van Israël als Gods volk. De dag duidt ook de komende Christus en zijn weldaden aan.
  7. Er mag op de Sabbath niet gewerkt worden. De dag dient in zijn geheel aan de dienst van de Here te worden gewijd.
  8. Uitzonderingen daarop zijn werkzaamheden die de Here gebiedt. Daaronder vallen noodzakelijk werk en betoon van barmhartigheid. Verder zijn beperkte ontspanning en recreatie toegestaan.
  9. De Sabbath is een eeuwigdurend teken van Gods verbond. Eeuwig moet hier niet letterlijk worden genomen. De Sabbath verdwijnt wat naam en inhoud betreft op het moment dat Christus is gekomen. Dan breekt de tijd van geestelijk Sabbathvieren aan.

De Sabbath is afgeschaft, zegt de Synopsis. Nergens in het Nieuwe Testament wordt op enige manier aangegeven dat hij nog door christenen moet worden onderhouden!
Nu rijzen er vragen natuurlijk!
Bijvoorbeeld: Is hiermee ook het vierde gebod afgeschaft? En wat stelt volgens de Synopsis de Zondag, de eerste dag van de week dan nog voor? Wat is het karakter van die dag? Een menselijk instelling misschien? En onze aloude vraag: Is er op deze dag rusten van het dagelijks werk geboden?

In het volgende artikel wil ik laten zien wat de Synopsis onderwijst over de dag in het Nieuwe Testament die Dag des Heren heet.

Wordt vervolgd

BIJLAGE
Oorspronkelijke vertaling door ds. Dirk van Dijk van de hoofdstuk XXI van de Synopsis Purioris Theologiae.


Hoofdstuk XXI
Antonius Thysius
OVER DE SABBATH EN DE DAG DES HEREN

Stelling 1. Nadat er over de Afgodendienst en over de Eed gehandeld is ter uitlegging van de eerste Tafel van de Dekaloog, volgt dat wij evenzo een on derzoek (Grieks) instellen aangaande de Sabbath en de Dag des Heren.

Het woord Sabbath
2.
Wat dan ten eerste het woord aangaat, (Hebreeuws) Sabbath, zegt hetzelfde als op houden, rusten, nalaten. Vandaar betekenen (Hebreeuws) Shabbath, samengetrokken, gelijk (Hebreeuws) Shabatat, zoals Kimchi wil, en (Hebreeuws) Shabbathon alle ophouden, [178] namelijk met het werk, en rust, te weten van beweging en arbeid; op God be trokken is het in het bizonder het ophouden van God, en wel van het werk der schepping op de zevende dag; op de mens betrokken evenzo diens ophouden weke lijks op dezelfde dag herhaald, die tot dat doel gezegend en geheiligd is.
Vandaar dat beide, en het ophouden zelf en deze dag, de naam Sabbath krijgen. En deze dag wordt genoemd: dag van de Sabbath; of dag van de rust, en (Hebreeuws) sabbath der rust, Ex. 31, 15. En eenvoudig Sabbath. Ja zevende dag: en Sabbath worden voor hetzelfde genomen.
3. Bovendien wordt de naam Sabbath en Sabbathen aan de gehele week gegeven, 2 Kon. 11,7, Luc. 18, 12, namelijk omdat het in de week de Sabbath is, naar welke de overige dagen gerekend worden; ook worden de afzonderlijke dagen naar de Sabbath genoemd, de eerste, de tweede, enz, van de Sabbath, dat is van de Sab bath af; en deze worden door sommige Heidenen met de namen van planeten en afgoden, te weten Saturnus, de Zon, de Maan, enz aangeduid. Maar de oude Kerk , misschien om zich van beide, Heidenen en Joden te onderscheiden, heeft de afzonderlijke weekdagen vrije dagen (feriae) genoemd, - hoewel Scaliger wil: dat dit overgehouden is van zekere bijzondere waarneming van de Paasweek (waarvan de dagen oudtijds alle feestdagen waren, volgens getuigenis van Hieronymus), Lib. 1 de Emend. temporum.

Omvang van het begrip Sabbath.
4.
Deze Sabbath omvat echter in zijn kring behalve die gewone van de Weken of van de dagen, die eigenlijk de Sabbath is, ook die van de jaren; namelijk zowel van het weerkerende zevende jaar, die Sabbath der aarde genoemd wordt,
Ex. 23,11, omdat de aarde daarin onbebouwd rustte, en wat er op groeide voor de armen gelaten werd, vanwaar Sabbath ook overgebracht wordt op de verwoes ting van het land; alsook van zevenmaal, zeven verlopen jaren namelijk van het vijftigste, dat Jubeljaar, en jaar der vrijlating en ontheffing, genoemd wordt, wegens het herstel van de vrijheid en de bezittingen, Lev. 25,13. Deze toch komen uit hetzelfde beginsel voort, en worden daar synecdochisch onder begrepen. De Talmudische sabbath echter van de zeven millenniën, welke zij die der wereld noemen, laten wij hier varen.
5. Bovendien worden alle heilige en feestelijke tijden, ook wanneer zij niet op de zevende dag vallen in algemenen zin ook Sabbathen genoemd, en synecdochisch daaronder begrepen, Ezech. 20,22 en Hfdst. 23, zowel de maandelijkse, zoals Neomenia of Nieuwe Maan, als de Jaarlijkse, namelijk de drie meest plechtige feesten, als van het Pascha, dat in de eerste maand van het jaar en met zeven dagen van ongezuurde broden gehouden werd (vanwaar het ook feest der ongehevelde broden genoemd wordt), ter gedachtenis van het voorbijgaan van de Engel en de bevrijding uit Egypte, en om dankbaarheid voor de nieuwe vruchten te betuigen; van Pinksteren, dat na verloop van zeven weken van Paschen af, (vanwaar het ook het feest der Weken genoemd wordt) ter viering van het ge ven der wet en van de oogst der eerstelingen (waarvan het ook een benaming heeft); ten slotte der Loofhuttenzetting (waarmede ook de feesten der trom petten en van de verzoening verbonden werden) dat in de zevende maand na het Pascha viel en acht dagen lang gevierd werd, tot een betuiging dat zij in de [179] woestijn in tenten gewoond hadden, en vanwege de overige verkregen vruchten (waarom het ook der inzameling genoemd wordt),- van welke zowel bij het eer ste als bij het laatste de eerste en de laatste een Sabbath was en genoemd werd, Ex. 23, 14, Lev. 23, Deut. 16.

6.
Wanneer echter deze plechtige feesten op een Sabbath vielen, werd het wegens de dubbele feestelijkheid een grote dag des Sabbaths genoemd, Joh. 19,31.
Maar Scaliger betrekt het eenvoudig op de feestelïjkheid zelf, omdat de ze ventig vertalers (Hebreeuws), Mongned, of (Hebreeuws) Chag, dat is, een vastgesteld of plechtig feest, als grote dag (Grieks) vertalen, Jes. 1. Maar wanneer het er een was van meer dagen, zoals de laatste van het Pascha en van de Loofhut tenzetting, te weten de zevende der ongezuurde broden, en de achtste der Loof hutten, dan werd die tweede eerste (Grieks), Sabbath genoemd, Luc. 6, 1, alsof de eerste door de tweede herhaald werd, of (Grieks) dat is, de tweede aan de eerste gelijk en gelijkwaardig. Maar Scaliger wil dat het is (Grieks), dat is, van de tweede dag van het Pascha af, vanwaar de telling begonnen werd tot Pinksteren. In Prolegom. ad I. de Emend Temp, en 1,6.

7.
Ja zelfs wordt hier en daar ook die gehele uitwendige godsverering, of de publieke uitoefening, onder Sabbath begrepen en verstaan, namelijk heilige Dingen, Plaatsen, Tijden en Personen, aan God en zijn dienst, naar Goddelijk voorschrift, geheiligd en gewijd.

8.
Maar hier is een bizonder voorschrift van de wekelijkse Sabbath, omdat die
ouder en uitnemender is dan de overige, en de grondslag daarvan, - en deswege
wordt hij hier in het bizonder bevolen - en is door ons zo te beschouwen.

Definitie.
9.
De Sabbath is voorts een plechtig en geregeld (ordinarius) Feest door God ingesteld, namelijk een Wekelijkse of zevende dag, en wel van de schepping, ter navolging van God, die op dien dag met de werken der schepping ophield, evenzo door de joden met uitwendig ophouden van de slaafse en dagelijkse werken en rust naar het bevel van God eerbiedig waar te nemen, - en te besteden voor heilige uitoefening van de godsdienst.

De Sabbath door Instelling, niet ingeschapen.
10.
Dit voorschrift van de sabbath echter is niet uit natuurnoodzakelijkheid, gelijk de andere geboden die in de geest ingeplant en door zichzelf bekend zijn, maar uit door God gewilde instelling (Grieks), of gelijk men zegt, behorende tot het gestelde recht (positivi Juris). Want al behoort het tot de natuur dat er vaste en gezette tijden voor de goddelijke eredienst gewijd moeten worden, en dat hetgeen uit goddelijk voorschrift is, onveranderd in acht genomen moet worden, zo is het toch niet uit de natuur, maar door instelling, dat deze dag, en wel voor dit doel van de goddelijke eredienst, te weten voor de gedachtenis der schepping, en om deze reden, dat God op die tijd gerust heeft; en op gelijke wijze, namelijk door rusten en niet werken, bizonder waargenomen en gevierd wordt.
Want juist dit had niet om apart op deze dag te gedenken voorgesteld kunnen worden, maar de gedachtenis der schepping had voor het begin ervan, of het einde, dat is voor de eerste dag of voor de laatste bestemd kunnen worden.
[180]
11. En hiervan schijnt het ook te komen, dat dit gebod niet ontkennend, zoals de drie voorafgaande, maar stellend en wel bizonder in dezen vorm voorgesteld wordt: Gedenkt dat gij de dag van de Sabbath heiligt; en dat de oorzaak ervan er bijgevoegd wordt. Omdat Hij op de zevende dag van zijn werk gerust heeft;
in afwijking van hetgeen wij bij de andere, die in de geest ingeplant en door zichzelf bekend zijn, zien geschieden.
12. En deze dag is niet van menselijke instelling, of uit eigenwillige gods dienst (Grieks), uit spontane godsverering ondernomen, maar door een Wet van Godswege geboden en bevolen. Vandaar dat hij alle noodzakelijkheid van het gezag van God ontvangt.

Wanneer is de sabbath ingesteld?
13.
Wanneer hij echter ingesteld is, en aan wie bevolen, en wel of hij reeds van het begin af, zelfs voor de val, namelijk van de schepping der wereld, algemeen toen aan de mensen is voorgeschreven, als van gelijke ouderdom met de schepping, - dan wel later, in de tijd van de Wet gegeven door Mozes, voor de Joden ingesteld, is niet even zeker. Weliswaar wordt van God gezegd, dat Hij na beëindigen van zijn werken op de zesde dag der schepping, op de zeven de daarvan gerust heeft, en die gezegend en geheiligd heeft, Gen. 2, 2,3, dat is dat Hij die niet alleen verheven geacht heeft, maar ook, van het getal der andere uitgezonderd heeft en gewild heeft dat hij voor de mens een godsdien stige zou zijn; maar of hij gelijk door bestemming, zo ook door gebruik van het eerste begin af geweest is of veeleer (Grieks) door anticipatie, blijkt daaruit niet met zekerheid.

14. Zeker wordt er van de Sabbath vóór de Wet van Mozes nergens enige melding gemaakt, en ook wordt van niemand van de Heiligen verhaald dat hij die onderhouden heeft, gelijk Tertull. Lib. adversus Judaeos opmerkt, behalve dat vóór de Dekaloog de naam, de reden en het gebruik ervan Exod. 16, 5 enz. verklaard wordt, misschien als toen ingesteld of omdat zeer vele dingen van de uitwendige eredienst door Mozes veeleer zijn hersteld en vermeerderd, dan voor het eerst ingesteld; zoals de offers vóór de zondvloed, Gen. 4; het onderscheid van reine en onreine dieren, Gen. 7, na de vloed, het verbieden van het eten van vlees met het bloed, Gen. 9, de besnijdenis, Gen. 17, Joh. 22 en andere, zo is ook dit waarschijnlijk.

15.
Maar toch wordt gezegd, dat God aan de Israelieten de Sabbath bizonder gegeven heeft, Ezech. 20,12, en die hun bekend gemaakt heeft, Neh. 9,14, name lijk óf als een zaak waarvan er tevoren geen kennis of gebruik geweest is, òf als een die Hij, daar ze nagelaten en in vergetelheid geraakt was, teruggeroepen en in het vroegere gebruik hersteld heeft. Maar het is van weinig belang, hoe het staat met de omstandigheid van de tijd, of van de persoon, wat de instelling betreft; ofschoon het eerste gevoelen waarschijnlijker kan lijken.

Oorzaak der instelling.
16.
Intussen wordt er een redelijke en met de goddelijke wijsheid overeenstemmende oorzaak van zijn instelling aangegeven, ontleend aan het gezag van Hem die het beveelt, en de overeenkomst met het voorbeeld, namelijk God, met een dubbele verplichting tot gehoorzaamheid. Want het was passend, dat gelijk Hij zelf van het grote werk, namelijk van de schepping op de zevende dag is opge houden en gerust heeft, dat zo ook de mensen op diezelfde telkens terugkeren de
[181] dag van hun arbeid zouden rusten, opdat zo de herinnering aan de schepping en het goddelijk rusten gevierd zou worden. Hij heeft niet de eerste uitgekozen, op welke het begin der schepping geweest is, ook niet de laatste of zesde op welke de voltooiing viel, maar de zevende waarop het overzicht van de werken en het ophouden ermede plaats vond. Zodat de zevende onder de omvatting van het getal van de dagen der schepping gerekend wordt. Sommigen van de hei denen hebben evenzo de zevende dag gevierd, hetzij door een oud gebruik, het zij in navolging van de Joden, of, zoal Hesiod. 2. dierum, Linus, alsook Jo seph. 2 conto App, Clemens Alex. 5 strom, Euseb. De Praepar. Evang., Lampr. in Alex andro Severo, misschien om een andere oorzaak, namelijk wegens de omwenteling der zeven planeten. Toch hebben sommige de negende, andere de tiende voor hei lig gehouden.

Algemeen en bizonder doel.
17.
Voorts zijn de doeleinden ervan vele, en ze kunnen zo onderscheiden wor den, dat het ene algemeen is, het andere bizonder. En wel algemeen, hetwelk gemeenschappelijk het gehele menselijk geslacht betreft; en dit is het primaire, namelijk de gedachtenis op deze door God voor de Joden vastgestelde dag, van de afsluiting van het werken Gods, en van het rusten daarvan, of de erkenning en belijdenis van God als Schepper, Gen. 2, 2, Ex. 20,10, waarin een uitoefening van het geloof ligt, Hebr. 11, 3. tot dit doel wordt er gerust van de eigen werken, opdat er gelegenheid zij voor de goddelijke des te beter vrij te zijn.

Burgerlijk doel.
18.
Ook wordt er een Burgerlijk doel aan gegeven, de verkwikking of recreatie van het lichaam van de arbeid; ook van hem die onder de macht van een ander is, van de dienstknecht en de dienstmaagd, ja ook van de lastdieren, Exod. 23, 12. En laat de zoon van uw dienstmaagd herademen; Deut. 5, 14, opdat uw dienstknecht en uw dienstmaagd rusten gelijk gij ook gij zult gedenken dat gij zelf ook een dienstknecht geweest zijt in Egypte. Namelijk opdat zij niet door voortdurende arbeid vermoeid en uitgeput worden, maar door het aflaten daar van de vermoeide leden verlichting krijgen en de krachten hersteld worden.
Want God is niet alleen de Schepper, maar ook de Onderhouder der schepselen, Ps. 36, 7. En dit secundaire doel, al is het een ander dan het eerste, is daar aan toch ondergeschikt en wordt daartoe teruggebracht, als een handeling van liefde, zodat deze herstelling op zijn wijze ook op de verering ven God be trekking heeft.

Bizonder doel van de Sabbath.
19.
Het bizondere echter is dat, hetwelk op de Joden in het bizonder betrekking heeft, en wel door zekere toevoeging, of een bijkomend en van buiten toe tredend; en het is tweeërlei. Het eerste is de gedachtenis van de uitleiding uit Egypte, Deut. 5, 15. En gij zult gedenken dat gij een dienstknecht geweest zijt in het land van Egypte, en uw God heeft u vandaar uitgeleid met een ster ke hand en een uitgestrekte arm; daarom heeft u de Here uw God geboden dat gij de dat van Sabbath houden zult houden zult. Zo is de Sabbath een teken van de rust in het land Kanaän, waarin Josua hen heeft binnengebracht, Hebr. 4, 8. [182]

Geestelijk doel.
20.
Het andere doel is verhevener, namelijk geestelijk, beogende het eeuwig heil van de mens, en wel de heiliging van de Israelieten; hetwelk evenwel ce remonieel en sacramenteel, ja ook voorbeeldend (typicus) is. Want door dit teken van de lichamelijke rust en het vrij zij (otium) heeft God duidelijk willen maken dat Hij hun God en heiligmaker is; door hen af te scheiden zowel uitwendig van de andere volkeren, als inwendig van alle zonden. Exod. 31, 13, 17, Gij zult mijne Sabbathen houden, omdat het een teken is tussen mij en u in uw geslachten, opdat Gij weet dat Ik de Heer ben die u heilig; en Gij zult de Sabbath onderhouden, omdat hij u een heiligheid is; waar hij ook een eeuwig verbond genoemd wordt, 16. Dergelijke staan bij Ezechiel, hfdst. 20, 12, 20, op dat gij weet dat Ik de Heer uw God ben, en vandaar is ze hun een openbare be lijdenis van de gehele religie geweest. En in zoverre duidt hij Christus en zijn weldaden aan, zodat hij het voortdurend en geestelijk Sabbathvieren, en het navolgende en volmaakte hemelse afbeeldt, dat de gelovigen van hun eigene en kwade werken ophoudende, God hier in zich laten werken, waarvan de volein ding in het andere leven komen zal, Jes. 66,23, Hebr. 4,3,9.

21. Uit de beschouwing van deze doeleinden blijkt dan, hoe groot en hoedanig deze Sabbath is, als een die niet alleen door het gebruik geheiligd en heilig is, voorzover hij dienstig is voor de uitwendige uitoefening, maar ook op de wijze van een Sacrament, waardoor hij voor de gelovigen de belofte en de uitwerking van de heiligmaking met zich verbonden gehad heeft, en medegebracht heeft. Vandaar ook zien wij dat in de Heilige Schrift de hele goddelijke verering daaronder begrepen wordt. En daarom wordt deze Wet zo dikwijls in de Schriften herhaald, zo ijverig ingescherpt, ernstig aangedrongen, de gehoor zaamheid daaraan veelvuldig geprezen, en de verontachtzaming en schending ge streng gewroken, Jes. 56, 2 enz.

De onderhouding van de sabbath.
22.
Zoveel over de instelling van de zevende dag of Sabbath en de bewerkende oorzaak en de doeleinden daarvan; nu volgt de onderhouding ervan, die bestaat in de heiliging van de Sabbath zelf, Deut. 5 Onderhoudt de Sabbath dat gij die heiligt. Want aan de goddelijke heiliging, waardoor God die heilig gehouden
heeft met zijn doen, toen Hij van zijn werken gerust heeft, en gewild heeft dat hij heilig gehouden wordt en hem gezegend heeft, dat is, van de overige afgezonderd en uitgenomen heeft, - beantwoordt de heiliging van de mensen, die ook waarneming en doen van de Sabbath, Deut. 5, 15, Sabbathvieren of Sabbathhou den, Lev. 25, 2, en eren van de Sabbath genoemd wordt, Jes. 58, 13.

De formulering van het gebod.
23.
De formulering van dit gebod is bizonder. Er wordt niet eenvoudig, gelijk bij de andere geboden: Heilig de Sabbath, maar deze vermaning wordt voorop gezet: Gedenkt de Sabbathdag, dat gij dien heiligt, waardoor een zaak wordt aan geduid die zodanig is, dat ze gemakkelijk (daar ze niet in de natuur is in geschapen) in vergetelheid kon geraken, en dus in voortdurende gedachtenis, gehouden moet worden, en niet voor overbodig gehouden, maar met de meeste zorg onderhouden. Hij wordt echter geheiligd, wanneer op die dag dingen gedaan wor den, gelijk aan die welke God op die dag gedaan heeft, en bevolen heeft dat [183] door de mensen gedaan zullen worden; daarentegen wordt hij opgeheven, veront reinigd en ontwijd, wanneer de ogen van de Sabbath worden afgewend, Ezech. 22, 26, en op die dag dingen gedaan worden, die men op die dag niet behoort te doen, en nagelaten worden, die gedaan moeten worden, Mat. 12, 2.

Voorbereiding.
24.
De toerusting of voorbereiding van de Sabbath, is zowel de toebereiding tot de Sabbath, als de dag zelf die aan de Sabbath voorafgaat, die ook voor sabbath (Grieks) genoemd wordt, Marc. 15,42, op welke zesde weekdag (Fe ria) die dingen geschiedden en geregeld werden, die het zonde was dat op de Sabbath gedaan werden, en alle dingen gereed gemaakt werden, die voor het on derhouden en eren ervan vereist werden, Kron. 9,32, Luc. 23, 54. Ja zelfs ge lijk er een stukje van de voorafgaande dag door de Joden tot de Sabbath voor afgenomen werd, zo werd tot uitgang van de Sabbath een deeltje van de volgen de dag bijgenomen, en dat wel opdat de Sabbath geheel en al zo eerbiedig mo gelijk gehouden zou worden. Maar dit kwam uit Joods bijgeloof voort.

Begin en einde
25.
De onderhouding begint op de avond, en eindigt in de avond. Want gelijk bij de eerste schepping van het Heelal het aanzien van de geschapen wereld in duisternis gehuld is geweest, waartoe vervolgens licht is bijgebracht, en zó uit de duur van de duisternis en het licht de dag is samengesteld, zo staat de zaak ook hier naar goddelijke instelling, Lev. 23, 32.

Waarin de onderhouding gelegen is.
26.
De onderhouding is in het algemeen hierin gelegen, dat de mens op die dag (Hebreeuws), werk, of (Hebreeuws), dienstwerk, en (Hebreeuws) dat is slaafse arbeid, Lev. 23, 8, verricht, en wel zijn werk. Zes dagen, zegt Hij, zult gij arbeiden al uw werk doen, maar de zevende dag is de Sabbath van uw God, dan zult gij geen werk doen, gij noch uw vrouw, zoon, dochter, noch dienstknecht en dienst maagd, noch de inwoner of vreemdeling, die in uw poorten is. Dat is aan ge heel uw huis, ja zelfs ook aan alle huisdieren, als de os en de ezel; het meest moeitevolle (niet omdat de heiliging ervan op de redeloze dieren betrek king heeft, maar opdat ze niet tot arbeid gebruikt voor de mens de rust ver hinderen), ja ook aan de vreemdeling en bijwoner van de staat. Opdat ze niet door hun voorbeeld de publieke rust verstoren, wordt het werk verboden, Ex. 20, Deut. 5. En zo wordt onder de verhindering van het werk, de uitwendige rust bevolen om religieus te onderhouden; en inzover wordt zulk een rust zelf als deel van de goddelijke verering gesteld.

Welk werk in het O.T. verboden is.
27.
Verboden wordt dus het werk of de handel (negotium), en wel het onze, na melijk het slaafse, mechanische, moeitevolle, voordeel brengende, dagelijkse en gewone; en dat zowel het private als het publieke, dat is wat privaat of publiek door ons pleegt gedaan te worden, Jes. 58, 3, wijl deze ook verboden waren op de andere plechtige feesten, Lev. 23,7,8,25,32,36; Num. 28, 25, is dat zoveel te meer op de Sabbath het geval. Gelijk aan de lsraëlieten om op de Sabbath het huis uit te gaan om manna te verzamelen, Ex. 16, 22, alsook hout, Num. 15,32, ja vuur aan te steken, Ex. 35,3, koken en bakken, Ex. 16,23, zodat het alleen vrij stond van de vorige dag te eten en wat bewaard was te drinken, [184] zoals Ignatius ad Magn. zegt, en het gedurig gebruik bewijst, te ploegen en te oogsten, Ex. 34, 21, de druivenpers te treden, Neh. 13, 15, een last te dragen en naar buiten te brengen, Jer. 17,21,22, koopwaren in te brengen, Neh. 13, te ver kopen en te kopen, Neh. 10,31, te strijden, 1Mak. 2,36, te begraven, 2Mak. 12,
30, en dergelijke.[185]

[pag. 185]
In het nieuwe testament.
28.
Hierbij komen die welke in het Nieuwe Testament worden opgenoemd; als daar zijn zowel die welke naar de mening der Joden door hen, als een ontwijding van de sabbath aan Christus voorgeworpen worden; te weten, dat zijn dis cipelen toen zij met Hem op de Sabbath door het gezaaide gingen, aren plukten, en met de handen wreven, Mat. 12, 2, alsof daarin zekere toebereiding van voedsel lag; dat Hij zieken genas of gezond maakte,. Mat. 12, 10, dat een geneze ne op zijn bevel zijn bed opnam en wandelde, Joh. 5; dat Hij zalf uit 'speeksel en' aarde slijk maakte, en de ogen van de blinde bestreek;dat op zijn bevel de blin de heenging om zich af te wassen, Joh. 9, - als ook andere, zoals een reis maken en buiten de voorgeschreven afstanden wandelen (vanwaar gezegd wordt: een Sabbathsreis, hetgeen ongeveer twee duizend pas was, gelijk de joden bepaald hadden) Hand. 1, 12; op de Sabbath vluchten, Mat. 24. De lichamen der gedoden aan het kruis laten hangen, Joh. 19,31. Doden begraven en specerijen bereiden Luc. 23, 36.

Bij de Farizeën.
29. Wij laten hier varen vele en bijgelovige onderhoudinkjes van de Farizeën, waarmede zij het goddelijk gebod meer beperkt hebben, zoals de Joden ook he den ten dage vele hebben, - zoals van het niet smoren van een appel, apel, afpellen van knoflook, doden van een vlo, enz., hetgeen louter menselijk bederf is van deze door God bevolen onderhouding.

Goddelijke werken.
30. Maar die algemene regel van geen werk te doen, heeft zijn uitlegging, uit zondering en oeconomie of bedeling gehad. Op deze lijst van werken behoren dus in het geheel niet de goddelijke en wonderlijke werken, en wat bevolen is om die te tonen, maar die eerder van God, ja in werkelijkheid van Hem zijn, hoewel ze door de mens gedaan, iets uitwendigs en moeizaams aan zich hebben, zoals toen onder het omdragen van de ark, en de klank der trompetten door de Priesters op de zevende dag Jericho viel, alles door het volk gedood is; en Christus op de Sabbath een man genezen heeft die een dorre hand had, Mat. 12,9 een vrouw die leed aan een ziekte van zwakheid door Satan aangedaan, Luc. 13, 11; een waterzuchtige, Luc. 14; een zieke aan een langdurige kwaal die bij de vijver lag, welke Hij bovendien beval zijn beddeke op te nemen en te wandelen, Joh. 5; een blinde, wiens ogen Hij met zalf door hem gemaakt en op de ogen gelegd geopend heeft, en bevolen heen te gaan om zich af te wassen, Joh.9,14.
31. Vandaar dat Christus aan de Joden, die deze daden van Hem tot laster aan grepen onder voorwendsel van de Sabbath, tegenvoert dat: Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook, Joh 5, daardoor aanduidende, dat een werk, dat van God is uitgegaan, als het zijne, nooit als een schending van de Sabbath te achten is, daar het door het gezag, de kracht en het werkzaam vermogen van de Vader uitgevoerd is: vervolgens ook dat: Ik zeg u dat een meerder dan de tempel hier [pag. 186] is, en de Zoon des Mensen is ook Heer van de Sabbath, Mat. 12, 6, 8, dat is, Hij heeft de Sabbath onder zijn macht, zo dat Hij die beheersen kan naar dat Hij wil, waardoor Christus zichzelf boven het gewone soort mensen verheft, wijl Hij zich meer dan de tempel en Heer van de Sabbath noemt, en zijn werken van de gewone onderscheidt.

Verdere uitzonderingen
32. Bovendien worden de werken uitgenomen, die betrekking hebben op de zielen de verering van God en zijn verheerlijking, zoals alle kerken die buitende eredienst slaafs zijn en de bedieningen, die op de Sabbath door de Priesters in de tempel gedaan werden, tot wie Christus zegt, dat zij zonder zich schuldig te maken de Sabbath ontheiligen, Mat.12,5, als daar zijn de offeranden en andere, en met name de besnijdenis, waarvan Christus zegt, gij besnijdt een mens op de Sabbath, doch zo dat de wet van Mozes niet verbroken wordt, Joh. 7, 22,23. Waaruit Christus de vrijspraak van zijn goddelijke werken afleidt.

33. Ja ook alle verrichtingen die dadelijk algemeen noodzakelijk zijn jegens
de schepselen en hun onderhouding,
en in het bizonder: Ten eerste het verzorgen van de redeloze dieren, zoals het op de Sabbath losmaken van de os of de ezel om ze van de krib naar het drinkwater te brengen, Luc. 13, 15; een schaap, ezel of os die in een put valt daar uittrekken, Mat. 12, Luc. 13, 11 en 14, 1, (deze dingen houden de Joden heden ten dage voor ongeoorfoofd, maar eertijds niet), en zo stond het dus vrij de beesten voor de dood te bewaren, en alles te doen wat tot de beslist noodzakelijke onderhouding van Gods schepselen bijdroeg.

34. Vervolgens ook, die der mensen, daar de Sabbath, gelijk, Christus zegt, er is om de mens, en riet de mens om de Sabbath, Marc. 2, 23. Vandaar dat de rusten het ophouden van het werk dat (de mens en zijn staat en heil) schaadt, niet eenvoudigweg geboden wordt, (en werken verboden zoals) het op de Sabbath aren wrijven en opeten, Luc. 6, 1; strijden, of vijanden die oorlog aandoen weer staan, 1 Kon. 20,29, 1 Mak. 2,40,41, hoewel zij zich toen van het vervolgen van de vijand en het uitdelen van de buit onthouden hebben, 2 Mak. 8,27. Hetgeen Christus in een dergelijk geval van noodzakelijkheid, met het voorbeeld van David leert en goedkeurt, omdat hij, toen hij hongerig was, zelf en zijn met gezellen gegeten hebben van de toonbroden, die het hun niet geoorloofd was te eten, maar de Priesters alleen, Lev.24, Mat. 12,3,4.

Werken der Liefde en der Barmhartigheid
35.
Ook worden de vereisten en noodzakelijke plichten der liefde en der barmhartigheid, door deze onderhouding zelf van de Sabbath niet stilgezet, zoals op de Sabbath een mens weldoen, genezen en dergelijke, gelijk Christus gedaan heeft, en van de Joden vraagt: Is het geoorloofd op de Sabbath goed te doen of kwaad te doen, een mens te behouden of te doden of verderven? Luc. 6, 9, en Hij concludeert, dat het geoorloofd is op de Sabbath wèl te doen, Mat. 12,12. Want de wet, van de sabbath wijkt, gelijk de andere ceremoniën, voor de liefde tot de naaste, volgens hetgeen Christus uit Hosea in dien zin aanhaalt: Ik wil barmhartigheid en niet offerande, namelijk vergelijkenderwijs, liever dan offerande. [pag. 187]

Ontspanning en Recreatie.
36. Ten slotte worden niet verboden de dingen die een matige ontspanning en recreatie van het lichaam beogen, daar dit onder de doeleinden van de Sabbath valt, als ze maar het voornaamste gebruik en het eren van de Sabbath niet ver hinderen, zoals daar is, behalve de rust van de arbeid, Ex.23,12 naar een gastmaal gaan, Luc. 14,1,7, wandelen, Luc. 24,13 en dergelijlke. En voorzeker, daar de Sabbath een feestdag was, waren de Joden gewoon daarop vrolijke din gen te doen, die ten slotte daarin ontaard zijn, dat zij die ook misbruikten voor dwaze dansen en bijvalsbetuigingen; getuige is Ignat, ad Magn. en Aug. in Joh.

De Positieve Bestemming.
37. Maar juist op deze dag van de Sabbath wordt door het ophouden en vrij zijn van alle arbeid niet alleen maar en op zichzelf de lichaamsrust geboden, maar, bovendien en deswege, godsdienstige handeling, namelijk heilige bezighe den, oefeningen en plichten. Vandaar dat gesproken wordt van de Sabbath des Heren, Ex. 20, of den Here, Lev. 23 en heilige Sabbath, en heiLigheid des Heren, Jes. 28,12, omdat hij niet alleen van de heilige God, maar ook heilig is, en voor de dingen des Heren en de heilige, publiek en privaat te wijden en te besteden, en tot heiliging van zijn naam te richten.
38. Zulke dingen waren in de tempel, het neerzetten van de toonbroden op ie dere Sabbathdag, Lev. 24,8, het verdubbelde Sabbathsoffer, namelijk van twee eenjarige lammeren, en van twee tienden meelbloem met olie gemengd, en een dubbel plengen daarvan, Num. 28,9,19, Ez. 26; de heilige saamroeping, namelijk een plechtige samenkomst van het gehele volk in de tempel of de synagogen, Lev. 23,13, Mat. 12, Luc. 4, 16 en 13, 10. Bizondere liederen op de Sabbath te zingen, gelijk Ps. 92 enz. Het lezen van het Woord des Heren, namelijk van Mozes en de Profeten, Neh. 8, Hand. 13, 14; de prediking daarvan, Marc. 1,21, Hand. 15, 21 tot aansporing van het volk, Luc.4, 16, Hand. 13,14, verhandeling van de god delijke dingen, Hand. 17,2 en andere plichten der vroomheid, op de Sabbathen bizonder te verrichten.

De Heiliging van
de Sabbath.
39.
Maar de volle heiliging van de sabbath bestond nog niet in de rust en de onderhouding van deze uitwendige oefeningen, tenzij hij tot dat doel waarvoor hij ingesteld is gebruikt wordt, en deze dingen inwendig vroom en heilig gedaan worden, zonder hetwelk de Heer betuigt dat, gelijk alle uiterlijke dingen, samenkomsten, offers, wierook, zo ook de Sabbath, ja ook de nieuwe maan den en feesten Hem een gruwel en gehaat zijn, Hem moeite en verdriet zijn; en Hij vereist hiertoe wassen, reinheid en wegdoen van kwade gedachten, en rust van het kwaaddoen, en doen van het goede, Jes. 11 enz. Amos 5, 21 namelijk, dat niemand zijn lust doet, noch zijn wegen, noch zijn woord, Jes. 58,1. Hetgeen het in wendig Sabbathvieren is, zonder hetwelk de zaak, op zichzelf niet heilig was. De gehele dag moest dus van ganser harte, zoveel de menselijke noodzaak en zwakheid verdraagt, naar behoren (rite) en vromelijk den Here gehouden worden.

Zegen en vloek.
40.
Voor deze heiliging van de sabbath dan wordt aan de Joden zegening beloofd,[pag. 188]
zowel privaat als publiek, en die die onderhoudt wordt heilig genoemd, Jes. 56;2 en 58. En daartegenover op de ontheiliging en verontreiniging bedreigt God de vloek, Ex. 31, 14, Lev. 26,14, Jer. 17,26,27, Neh. 13, 15 enz. en wreekt die met zeer zware straffen en met de dood, Num. 15,32, enz, daar de ontheiliging ervan een verachten was van de gehele wet van God en de godsverering.

De duur van de Sabbath.
41.
Zoveel over de instelling en onderhouding van de zevende dag van de schepping, of de Sabbath, dat is van de rust door God naar zijn voorbeeld bevolen. Nu volgt de duur ervan, die, evenals zijn instelling, van God afhangt. En nu heeft God uitgesproken dat Hij deze wet van de Sabbath van kracht verklaard heeft in hun geslachten tot een eeuwig pact of verbond en opdat die een teken zou zijn (hebreeuws)in eeuwigheid, Ex. 31, 16, 17. Hoe dit op te vatten is zullen wij verder overwegen.

Samenvatting, Veranderlijkheid van de Sabbath.
42.
Om nu bijeen te zamelen wat wij hier en daar verspreid gezegd hebben: de Sabbath behoort voorzeker tot dat soort dingen, die aan verandering en verdwijnen onderhevig zijn, daar hij in deze speciale betekenis, als ge op de oorzaak let, van goddelijke instelling is, steunende op Gods vrije wilsbeslissing; geeft ge acht op de zaak en de materie; Gods ophouden met en rusten van de schepping en de werken der schepping, en de bizondere verering van God als schepper; geeft ge acht op de omstandigheid van de tijd, hij moest gevierd worden op de telkens terugkerende zevende dag van de schepping af, namelijk van de avond tot de avond; op de wijze, door rust, en wel door nauwkeurige onderhouding met verbod van aansteken van vuur en koken enz, zó dat ook de rust zelf onder de vroomheid gerekend werd; op het doel, hij heeft een bizonder doel verkregen en ontvangen, namelijk van die rust van het Israelietische volk uit Egypte, of van de rust van die slavernij, en van teken van de betekenis daarvan; let ge ten slotte op de soort, hij wordt overal verbonden met de andere Joodse feestelijkheden en ceremoniën (die onder dit gebod vervat zijn), - die alle tot het ingestelde recht behoren (waarom er ook aan het gebod een vermaning en een oorzaak wordt toegevoegd); hij behoort geheel en al tot de soort van dingen, die aan verandering en opheffing onderhevig zijn.
43. Ja waarlijk en werkelijk moet de duur ervan, gelijk die van de andere ceremoniën van het Oude Testament (die typen en voorbeelden van de toekomende goederen geweest zijn, Hebr. 9, en 10, 1,hetzij van Christus, hetzij van zijn weldaden; en schaduwen, waarvan Christus het lichaam is, Col. 2,17, ja een opvoeding tot Christus, Gal. 4,2) verstaan worden tot op de tijd tevoren bestemd en van de verbetering, (grieks), Gal. 4, Hebr. 9, 10, en hij is met de overige gebruiken en schaduwen van het Oude Testament door de komst van Christus de Heer teniet gedaan.

44. Diensvolgens moet hetgeen over de duur (hebreeuws)dat is, in eeuwigheid, gezegd wordt, niet in eigenlijken zin van een eeuwige, maar van een langdurige en voortdurende (gelijk dat woord in de Schrift niet zelden genomen wordt, Gen.17, 7,8, Ex. 21,6en 29,9) tot op de tijd door God aangewezen, namelijk van de Messias, opgevat worden, opwelke tijd beloofd wordt Nieuwe Maan n na Nieuwe [pag. 189] Maan, en Sabbath na Sabbath, dat is een geestelijk en voortdurend Sabbathvie ren, dat overig blijft voor het volk van God, Hebr. hfdst. 3 en 4. Jes. 66, (23)

Door Christus teniet gedaan.

45.
En voorwaar wijl Christus zegt dat Hij, gelijk hij meerder is dan de tem pel, zo ook een Heer is van de Sabbath Marc.2,28, duidt Hij aan dat de sab bath zó in zijn macht is, dat hij daarover niet alleen beschikken kan, maar die ook teniet doen kan. Ja de Apostel wijst aan dat hij teniet gedaan is; zowel in het algemeen, onder de benaming van dagen, maanden, tijden en jaren, Rom.14,5: de een acht de eene dag boven de andere, de ander acht ze gelijk, Gal. 4,10, Gij onderhoudt dagen, en maanden en tijden, en jaren, ik vrees dat ik tevergeefs onder u gearbeid heb,- alsook in het bizonder en uitdrukkelijk Col. 2,16, Niemand, zegt hij, oordele u om spijs en drank of wat betreft de feestdag of van de nieuwie maan, of van de Sabbathen, die schaduwen der toeko mende dingen zijn, maar het lichaam is van Christus. Derhalve is de sabbath, wat de zaak èn wat de naam aangaat, naar die bizondere opvatting in het rijk van Christus afgeschaft; en wel dermate dat er in het Nieuwe Testament bij vermelding van de wet, onder het gezichtspunt van gebod voor de Christenen nergens enige melding van gemaakt wordt.

Het vierde gebod niet afgeschaft.
46. Toch volgt uit de afschaffing van deze Sabbath niet, dat het vierde gebod (dat op zijn wijze moreel is) geheel teniet gedaan is. Want daarin zijn twee dingen, iets algemeens en iets bizonders. Algemeen is datgene wat, gelijk de andere morele geboden, de natuur is ingeschapen, namelijk:
1e Dat, hoewel men de gehele tijd van het leven zich op de godsvrucht toeleg gen moet, er toch wegens de bezigheden van deze eeuw, waaraan dit leven onder hevig is, van de dagelijkse arbeid zekere tijd bizonder voor de verering van God en de openbare bediening van het woord, en de heilige ceremoniën van gods wege overgeleverd, ter vorming en voeding van de godsvrucht afgezonderd en be stemd worde.
2e Ja dat er een vaste dag zij, die God of bepaald heeft, of ter bepaling van de orde en hetgeen gepast is, tot welker onderhouding de gehele Kerk verplicht wordt.
3e En wel een geschikte (dag), die zo dikwijks als het getal daar weer op valt terugkeert, en de op regelmaat aangelegde menselijke natuur die broos is, en de noodzakelijkheid van de verering van God vereist; waarvoor God de zevende (hetgeen het getal der volkomenheid is, en dat bijna aan de gehele natuur beantwoordt, en door andere volken ook waargenomen is) voor de Joden van de schepping af heeft ingesteld, en de Apostelen hebben bij de verordening van de dag des Heren, een dienovereenkomstig (grieks) terugkerende nagevolgd.
4e Dat er een redelijke oorzaak der instelling zij, en hij publiek gewijd worde aan de gedachtenis van de algemene en bizondere werken en weldaden Gods.
5e Dat hij door gebruik en waarneming heilig zij en gehouden worde.
6e Dat zolang de ziel geheel van andere zorgen afgetrokken worde, en de gehe le dag voor de plichten van godsvrucht en liefde besteed worde, en dat zoveel de menselijke zwakheid en de directe noodzakelijkheid van het leven verdraagt.
7e Dat er geen werken die de heiligheid ervan verhinderen, zonder reden en [pag. 190]
hardnekkig uitgevoerd worden.
8e Ten slotte dat de plichten van menselijkheid en liefde jegens de onderge schikten, ja ook de dieren, hier uitgevoerd worden. Hetgeen zozeer door de wet der natuur aan de hand gedaan wordt, dat ook de volken overal vastgestel de vrije dagen aan het gehele volk gemeenschappelijk, en gewijd aan het ver richten van heilige dingen, gehad hebben.

Het bizondere van het Vierde Gebod.
47. Het bizondere is echter, inzover door de goddelijke instelling dit alge mene tot deze soort wordt teruggebracht, te weten de zevende dag van de schep ping of, of de sabbath, en wel als aan de Joden bevolen; en juist door deze (soort) wordt dat (algemene) verklaard, en de rust streng bevolen.
48. En zo worden alle geboden van de Dekaloog die allen gemeen zijn, op de Joden in het bizonder toegepast. Want God houdt deze voorafspraak: Hoor Israël, Ik de Heer ben uw God, die U uit Egypteland uitgeleid heb, uit het dienst huis; hij voorzegt echter dat de gedachtenis van deze weldaad, na het ontvan gen van een nieuwe, veranderen zal, zodat niet meer gezegd wordt, de Levende die Israël uit Egypteland uitgeleid heeft, maar uit het land van het Noorden, enz. Jer.16, 14. Evenzo wordt bij het opgeven van de reden (grieks) van de Sabbath bizonder toegevoegd, Gij zult gedenken dat gij een dienstknecht geweest zijt in Egypteland, en de Heer uw God heeft u vandaar uitgeleid met een sterke hand en een uitgestrekte arm. Daarom heeft u de Heer uw God bevolen de Sabbathdag te houden. Ook bij de belofte van het vijfde gebod, Opdat gij lang leeft in het land, dat de Heer uw God u geven zal. Waar het land Ka naän verstaan wordt, aan het Israëlietische volk beloofd. Zodat het geslacht hier op de soort wordt toegepast.
49. Gelijk dus het bizondere het algemene onderstelt, dat tot de soort wordt teruggebracht; - zo blijft nadat van Godswege het bizondere is tenietgedaan het algemene onbewogen en onveranderlijk, echter te specifieren volgens de bizondere bestaanswijze en de nieuwe ordening.

De praktijk der Apostelen.
50. Hoezeer derhalve in het Nieuwe Testament de Joodse Sabbath met de overi ge wet der geboden, die in inzettingen bestonden, door het vlees van Christus en zijn kruis teniet gedaan waren, Ef. 2, Col. 2, en de gelovigen van de dienstbaarheid daaraan bevrijd, Gal. 5, - zo hebben toch de Apostelen in de om gang met de Joden, de Sabbathdag, gelijk ook de andere dingen van de Wet niet uit noodzakelijkheid, maar naar de Christelijke vrijheid, en goede huisorde (oeconomia) en een vast beleid om de zwakken niet tot ergernis te zijn, een tijd lang onderhouden, die met de Joden, maar niet op Joodse wijze waarge nomen, en aan de plechtige samenkomst meegedaan, Hand. 13, 14, 44 en 16, 13 en 17, 2 en 18, 4, namelijk om de Synagoge, gelijk de ouden zeggen, een eervolle begra fenis te geven.

De Overgang.
51. Doch nadat zij zich van de Joden afgescheiden hebben, en tot de heidenen overgegaan zijn, Hand. 18,6 en 19,8 en sommige broeders uit de Joden de noodzakelijkheid daarvan dreven, en de onderhouding zaligmakend maakten, Gal. 2,4,5, zijn zij ter verklaring en bevestiging van de Christelijke vrijheid, gelijk [pag. 191] zij de plaatsen der Joden verlaten hebben, zo ook begonnen andere tijden van samenkomst te houden, Hand. 18,6 en 19,8.

De dag der opstanding.
52.
En wel om het nieuwe werk en de weldaad van Christus van de herschepping en herstelling, plechtig te vieren, met voorbij gaan van de sabbath als gedenkteken der schepping (hoewel de Heer dien geheel in het graf gerust had, wel ke rust aan de Sabbath der schepping kon beantwoorden), hebben de Apostelen de dag van de Opstanding des Heren (waarin de voltooiing van onze Verlossing gelegen is, die op de achtste van de schepping af valt, of een, dat is de eerste der Sabbathen, of van de week, Joh. 20, 1, Mat. 28, 1, Marc. 16, 1,2,9, Luc. 24, 1, 2, en waarop Hij Zich levend aan de vrouwen, de discipelen en Apostelen pu bliek vertoond heeft, Luc. 24, 24, Joh. 20, 19, 26) voor de publieke samenkomst gebruikt, Hand. 20,7, en verordend om gewoonlijk te onderhouden, 1Cor.16, 1,2, waar (grieks), distributief, voor, op de eerste van iedere Week genomen wordt. Waardoor de gewone en voortdurende en tot hetzelfde terugkerende onderhouding van de oude Kerk aangeduid wordt.
53. Vandaar ook dat men begonnen is deze dag niet alleen relative des Heren
(grieks) maar ook denominatief met het lidwoord de dag des Heren (grieks) te noemen, Openb. 1, 10, en wel, niet alleen omdat de Heer daarop opgestaan is, en zich levend vertoond heeft, maar ook omdat hij voor die zaak, ja ook over het geheel voor de Heer, ja door de Heer geheiligd en gewijd was. Zoals ook het Avondmaal des Heren maaltijd des Heren (grieks) 1Cor. 11,20 genoemd wordt, en de plaats der samenkomst des Heren (grieks) en het plechtige gebed (grieks) gebed des Heren, gelijk Augustinus terecht verklaart de verbis Apost. serm 15. Als hij echter van Apostolische instelling is, is hij ook van goddelijke autoriteit geweest.

Getuigenis en Praktijk der oude Kerk.
54.
Ook het voortdurend getuigenis, de praktijk en het gebruik, reeds van het begin der Kerk van de oude Vaders maakt dit geloofwaardig, gelijk Euseb. getuigt, Hist. Eccl. Lib. 3 cap. 21; Ignatius, epist. ad Magnes. et Trall. (die door Eusebius en Hieron. als echt van hem geacht worden); Justin in Apolog. 2; Dionys. Corint. Episc. bij Euseb. Lib. 4 cap. 22; Theof. Antioch. L.I. de Allegor. in Mat; Melito bij Euseb.Lib. 3 cap. 25. Irenaeus bij Euseb Lib. 5 capo 24; Clemens Alex. Strom.Lib.7; Orig. in 15 cap. Exod.Hom. 3 enLib 8 contra Celsum; Tertu. deCoron.mil; Cypr. epist 33 en 59, en anderen. Hierbij komt een wet daarover gegeven door Keizer Constantijn, bij Euseb. Lib. 4 van zijn leven, en Sozom. Lib. 8 en van de andere opvolgende Keizers, gelijk te zien is in de Codex over de feestdagen. (C. de Feriis).

De dag niet in zichzelf heilig.
55.
Deze dag is nu, hoewel van Apostolische instelling en gebruik, toch niet zo in zichzelf en door zichzelf heilig, alsof hij een heilig mysterie, figuur of symbool bevat, of op zichzelf een deel, of instrument van vroomheid is (gelijk onder het Oude Testament met name de dag van de Sabbath), maar hij is alleen maar volgens de Christelijke vrijheid, door de Apostelen wijselijk bepaald en verordend, ter wille van de leer, de orde en de staatsinrichting, [pag. 192] en bestemd om vroomheid en heiligheid te dienen. En de onderlinge gelijkheid der dagen, Rom. 14,5, Gal. 4, 10, Col. 2, 16 kan met deze bepaling bestaan.
56. Diensvolgens moet hij ook niet waargenomen worden, in maniere van de Sab bath door het oude volk, op zichzelf en absoluut door vrijzijn en rust, die op de plaats der godsvrucht gesteld werd, maar naar de wijze der Christelijke vrijheid, wegensiets anders, opdat wij publiek en privaat des te meer onge hinderd vrij kunnen zijn voor de goddelijke eredienst; vandaar dat hij ook niet met een zodanige of zo strenge en preciese onderhouding, als het Joden dom vereiste of de bijgelovigheid eraan verbonden had, maar met een matige en eerbiedige, zoals namelijk de rust noodzakelijkerwijs voor de goddelijke verering vereist, gevierd moet worden.

Publieke Viering.

57. En hiertoe zijn naar analogie (grieks), terug te brengen de gewone plichten van godsvrucht en liefde, die door de Joden op de Sabbath gedaan moesten worden, en door de Christenen die nog met de Joden omgang hadden gedaan zijn, als daar zijn, de publieke en plechtige bijeenkomst, en daarin het lezen der Heilige Schriften en de prediking, en het gebed, Hand. hfdst.13, 15,16,17 en 18. En daarna, toen de Sabbath langzamerhand verdween, zijn op de Dag des Heren gebruikelijk geworden, namelijk in de publieke samenkomst, de leer der Aposte len, de Gemeenschap, namelijk der armen, het Breken van het brood, namelijk het mysterieuse, of de bediening van het Avondmaal des Heren; en plechtige en publieke gebeden (in welke vier de gehele verering van God vrijwel opgaat, Hand. 2,42) welke de plechtigheden van de Apostolische Kerk op deze dag geweest zijn, Hand. 20,7, 1 Cor. 16, gelijk ook Justin. Apol.2 deze dag van die dingen sierlijk beschrijft.

Private viering.
58.
Maar niet alleen publieke, maar ook privaat moet deze naar ons oordeel met heilige oefeningen der godsvrucht, als daar zijn het tehuis lezen en overden ken van de Heilige Schrift, samenspreken over de heilige dingen, enz. en plichten der liefde doorgebracht worden, naar het zeggen van Clemens: Ook laten wij op de dagen des Heren, die vreugdedagen zijn, niet toe iets te zeggen of te doen buiten de heiligheid. Toch wordt hier ook niet alle verkwikking van het lichaam geheel en al verboden, daar die ook onder de doeleinden van de Sabbath voorkomt; namelijk een die de goddelijke verering niet verhindert, en nadat de heilige dingen gedaan zijn, eerbaar, gepast, matig en zonder kwetsing en ergernis geschiedt.

Verwerping van de joodse Sabbath.
59.
Wij verwerpen dus onder het Christendom die eerste en Joodse Sabbath, en de Sabbathisten of Sabbathiserende Christenen; van welke sommigen de Sabbath aan de Dag des Heren toevoegen, om gelijk te vieren, zoals de Ebionieten, Euseb. Lib. 3. c. 21 en enige anderen, van wie melding gemaakt wordt door Gregor. Lib. 11 epist. 3. Anderen hielden die op gelijke wijze, zonder echter op Joodse wijze te rusten, voor een feestdag; hetgeen ook te zien is bij Clem.Rom. Episc. Lib. Constit. Apost. 2. cap. 63 en 7 cap. 24. Wij houden, zegt deze, de Sabbath en de Dag des Heren als een feestdag, omdat de eerste een herinnering is van de schepping, de laatste van de Opstanding. Tegen deze gaat can. 29 van de Sy [pag. 193]node van Laodic.

Verstoring en Profanatie van de dag des Heren.
60.
Nog veel meer (verwerpen wij) de verstoorders van de Dag des Heren, zowel
onder voorwendsel van de Christelijke vrijheid, gelijk heden ten dage de Anabaptisten zijn; alsook die welke stellen dat die Sabbath niet zozeer teniet gedaan als wel alleen maar op de Dag des Heren overgebracht en daarin veran derd is, en dat hij in werkelijkheid heiliger is, niet alleen door ordening en gebruik, maar ook door betekenis en uitwerking, gelijk sommige Scholastieken en Pauselijken. Ten slotte beschuldigen wij ernstig de ontwijders van de dag des Heren, die niet alleen met niet noodzakelijke en ongeeigende handelingen, als schouwspelen, spelen en Toneel, maar ook door onmatigheid, weelde en alle soort van misdaden, hem schenden tot onherstelbare ergernis der zwakken, en vreselijke schande van de Christen naam.

De overige feesten.
61.
Wat de overige feesten aangaat, die de latere Kerk niet bijgelovig voor
de Heiligen, maar tot gedachtenis van Christus en de afzonderlijke werken van onze verlossing houdt, als daar zijn de jaarlijkse feesten: van de Geboorte des Heren, waarin het begin van de herstelling van onze zaligheid gelegen is; van de Opstanding, of het Paasfeest, waarin de voltooiing en bekrachtiging daarvan; en ten slotte van het zenden van de Heilige Geest, of van Pinksteren, waarin het fundament ligt van het rijk en de Christelijke Kerk; die achten wij niet van dezelfde waarde. Maar toch wanneer ze voor menselijk ingestelde gehouden worden, en de bedoeling van goddelijke verering afwezig is, en alle bijgelovigheid, de Christelijke vrijheid niet door de noodzakelijkheid ervan in het gedrang gebracht wordt, de Kerk door hun menigte niet belast wordt, maar zij voor de goede orde en het verheven gebruik der Kerk gehouden worden; - dan menen wij dat ze nuttig gebruikt kunnen worden; gelijk ook het Purimfeest door Mordechai, Est. 9, 19 en dat van de Vernieuwing door Macchabaeus 1Macc. 4, 59 ingesteld en onderhouden is, naar wij lezen Joh. 10, 22.



1 Zoals D. Ophoff in een preek te Nieuwegein.

2 In Wierenga en het vierde Woord, rubriek ethiek.

3 De Reformatie 20 en 27 januari 2007, 82/15 en 16.

4 Letterlijk vertaald: Overzicht van de Zuiverste Theologie.

5 Typering van prof. G.P. van Itterson, 1931.

6 We spellen in deze artikelen steeds, behalve als het om citaten gaat, overeenkomstig de Synopsis Sabbath.

7 Natuurlijk niet te verwarren met de belijdenis de Dordtse Leerregels.

8 Ik laat nu Purioris Theologiae steeds weg en bedoel met 'Synopsis' in het vervolg steeds de leer over de Sabbath en de Dag des Heren (hoofdstuk XXI) in dit boek, tenzij de volledig titel wordt vermeld.

9 Om technische redenen zijn griekse en hebreeuwse woorden weggelaten.

10 Gen. 2, 2,3.

11 Exod. 16, 5.

12 Denk aan offers vóór de zondvloed, Gen. 4; het onderscheid van reine en onreine dieren, Gen. 7, na de vloed, het verbieden van het eten van vlees met het bloed, Gen. 9, de besnijdenis, Gen. 17, Joh. 22 en andere.

13 Vergelijk de algemene christelijke kerk, d.i. de kerk van alle tijden en plaatsen (djb).

14 Gen. 2, 2, Ex. 20,10

15 Hebr. 11, 3.

16 Verkwikking in het origineel, djb).

17 , Exod. 23, 12. En laat de zoon van uw dienstmaagd herademen; Deut. 5, 14, opdat uw dienstknecht en uw dienstmaagd rusten gelijk gij ook gij zult gedenken dat gij zelf ook een dienstknecht geweest zijt in Egypte.

18 Ps. 36, 7.

19 Deut. 5, 15: En gij zult gedenken dat gij een dienstknecht geweest zijt in het land van Egypte, en uw God heeft u vandaar uitgeleid met een ster ke hand en een uitgestrekte arm; daarom heeft u de Here uw God geboden dat gij de Sabbath houden zult houden.

20 Hebr. 4, 8.

21 Jes. 66,23, Hebr. 4,3,9.

22 Jes. 56, 2 enz.

23 Voorsabbath, Marc. 15,42.

24 Kron. 9,32; Luc. 23, 54.

25 Ezech. 22, 26; Mat. 12, 2.

26 Lev. 23, 8.

27 Aardig is b.v. het doden van een vlo dat als jacht werd gezien, in tegenstelling tot het doodknijpen van een luis. Die blijft immers rustig zitten?(djb).

28 B.v. de activiteiten bij de val van Jericho

29 Mat. 12,9; Luc. 13, 11; Luc. 14; Joh. 5; Joh.9,14.

30 Joh 5.

31 Mat. 12, 6, 8.

32 Mat.12,5; Joh. 7, 22,23.

33 Luc. 13, 15; Mat. 12, Luc. 13, 11 en 14, 1.

34 Marc. 2, 23. Voorbeelden: aren wrijven en opeten, Luc. 6, 1; vechten in oorlogssituaties. Christus leert dat ook met het voorbeeld van het eten van toonbroden door David en zijn metgezellen terwijl die broden alleen door de priester gegeten mochten worden. 1 Kon. 20,29.

35 Luc. 6,9.Mat. 12,12.

36 Christus zegt vergelijkenderwijs: Ik wil barmhartigheid en niet offerande, Hosea.

37 Ex. 20; Lev. 23; en heilige Sabbath, en heiligheid des Heren, Jes. 28,12

38 Resp.: Lev. 24,8; Num. 28,9,19, Ez. 26; Lev. 23,13, Mat. 12, Luc. 4, 16 en 13, 10; Ps. 92; Neh. 8, Hand. 13, 14; Marc. 1,21, Hand. 15, 21; Luc.4, 16, Hand. 13,14; Hand. 17,2.

39 Jes. 58,1.

40 Jes. 11 enz. Amos 5, 21

41 Ex. 31, 14, Lev. 26,14, Jer. 17,26,27, Neh. 13,15 enz.

42 Num. 15,32, enz..

43 Ex. 31, 16, 17.

44 Hebr. 9, en 10, 1.

45 Gal. 4,2.

46 Col. 2,17.

47 Vergelijk Gen.17, 7,8, Ex. 21,6 en 29,9.

48 Hebr. hfdst. 3 en 4. Jes. 66, 23: Van Nieuwe Maan tot Nieuw Maan en van Sabbath tot Sabbath

49 Marc.2,28.