Ethiek

Ethiek

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Wierenga en het vierde Woord

D.J. Bolt
29-12-06

Enige tijd geleden had ik een telefonisch contact met ds. W. Wierenga van Midlaren. Daarin kwamen ook onze moeiten met de synodebesluiten m.b.t. het vierde gebod ter sprake. Naar de mening van ds. Wierenga kan Calvijn ons daarin verder helpen. Hij was bereid daarover een en ander op papier te zetten voor publicatie op de site.
We danken hem daar hartelijk voor en plaatsen zijn visie op Calvijn in extenso.
Daarna willen we die overwegen.

Ds. Wierenga over Calvijn en het vierde gebod

Het is naar mijn oordeel nodig dat algemeen bekend is dat de Gereformeerde Kerken in Nederland nooit de stelling hebben aanvaard of gepropageerd dat het vierde gebod is afgeschaft. Ook de laatst gehouden Generale Synoden hebben iets dergelijks nooit uitgesproken.
Er zijn wel vele theologen geweest binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland en ze zijn er nog die zeggen dat de sabbat als rustdag is afgeschaft. Daarmee zeggen zij echter niet dat het vierde gebod is afgeschaft.
De positie die Calvijn inneemt in zijn Institutie moet onder ons bekend zijn. Eén van zijn duidelijkste uitspraken is dat de godsdienstige dag der Joden is opgeheven, en "omdat het nodig was tot behoud van de betamelijkheid, orde en vrede in de kerk, is de andere dag tot dat gebruik bestemd" .(vertaling Sizoo 1949). De uitdrukking "tot dat gebruik" , ziet blijkens het verband op het houden van de samenkomsten. Met "de andere dag" doelt Calvijn op de Zondag. Een vaste dag in de week voor de samenkomsten is nodig in verband met "de betamelijkheid, orde en vrede in de kerk" . Die vaste dag nemen wij aan als een middel dat noodzakelijk is om de orde in de kerk te bewaren. Calvijn zegt dan dat hij de kerken niet veroordeelt die andere dagen bestemd willen houden voor hun samenkomsten." En toch hang ik niet zo aan dat getal van zeven dat ik de Kerk zou willen binden aan het houden daarvan" . Het ceremoniële is afgeschaft en wat blijft er dan over? "De onderhouding van een dag in de week" .En dat hoeft dus niet de zondag te zijn. Een andere dag mag ook bestemd worden voor de samenkomsten.

Maar hoe zit het dan met de sabbat/zondag niet slechts als dag voor de samenkomsten, maar als door God opgelegde rustdag? . Ieder zal toch begrijpen dat een dag voor de samenkomsten nog niet een dag is waarop niet gewerkt mag worden.
De zondag als vaste dag voor de samenkomsten was een wettige keuze van de kerk. Maar dat er een vaste dag moet zijn, is volgens Calvijn wel een zaak van het vierde gebod. Maar is die vaste dag ook een rustdag? Waarvoor een gebod tot rusten, tot niet-werken geldt?
Er staat een merkwaardige zin in deze uiteenzetting van Calvijn. Deze zin: "En toch is dit niets anders dan tot krenking der Joden de dag veranderen, en dezelfde heiligheid van de dag in de geest houden..." .
Wat betekent dat? Dit: als je zegt dat de zondag in de plaats van de sabbat is gekomen, dan krenk je daarmee de Joden. Je verandert gewoon van dag (laatste naar eerste dag van de week), je houdt die nieuwe dag in dezelfde heiligheid (= je acht die dag even heilig als vroeger de sabbatdag) en daarmee krenk je de Joden. Maar het houden van een dag als rustdag is volgens Calvijn nu juist het ceremoniële dat is afgeschaft. Die ene rustdag in de week was niet meer dan een teken van het voortdurende rusten van al het verkéérde en zondige. De verborgenheid van het vierde gebod en de sabbat is nl "het gedurige rusten van onze werken" . En het is niet te betwijfelen of "door de komst van de Here Christus, is wat hier ceremonieel was, afgeschaft" . "Hij is, zeg ik, de ware vervulling van de sabbat" . "De sabbat is de schaduw geweest van iets toekomstigs (Col 2: 16,17)" . Christus is "de Waarheid, door wiens tegenwoordigheid de schaduwen achtergelaten worden" .
Dat is de positie van Calvijn. En elke theologische student die opgeleid werd aan de TUK heeft het advies gekregen om de Institutie als aanbevolen lectuur te lezen.
Het is mij niet onbekend dat Calvijn in zijn exegetische werken andere uitspraken heeft gedaan over de sabbat en het vierde gebod. Uitspraken die strijden met wat in de Institutie staat. Maar het hoofdstuk over het vierde gebod zoals het in de Institutie te lezen valt, is de enige systematische behandeling van het gebod die Calvijn gegeven heeft.  En in deze behandeling verwerkt Calvijn meer bijbelse gegevens over dit onderwerp dan in enige andere behandeling.
Mijn vraag is: Als Calvijn vandaag leefde en een verhandeling over het vierde gebod gaf waarin hij hetzelfde leert als in de Institutie, mag er dan plaats en ruimte voor die mening zijn binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland?

W.Wierenga. 7 nov 2006. Midlaren

Onze overwegingen

Graag wil ik dit overwegen en er vragen bij stellen. Voor het gemak herhaal ik ds. Wierenga's tekst en zet daartussen mijn overwegingen en vragen in blauw.

Het is naar mijn oordeel nodig dat algemeen bekend is dat de Gereformeerde Kerken in Nederland nooit de stelling hebben aanvaard of gepropageerd dat het vierde gebod is afgeschaft. Ook de laatst gehouden Generale Synoden hebben iets dergelijks nooit uitgesproken.

Ook voor zover ik weet, is er nooit een uitspraak door kerkelijke vergaderingen gedaan waarin het vierde gebod werd afgeschaft. En inderdaad, ook de laatste synoden van onze kerken hebben dat niet gedaan.

Er zijn wel vele theologen geweest binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland en ze zijn er nog die zeggen dat de sabbat als rustdag is afgeschaft. Daarmee zeggen zij echter niet dat het vierde gebod is afgeschaft.

Nee, dat is waar. Maar het gaat mij en anderen om de sabbat (zondag) als rustdag. Rusten, gewoon zoals we dat elke zondagmorgen in het vierde gebod uitdrukkelijk horen in de eredienst. De kernvraag die maar blijft rondzingen is: Gebiedt God nog steeds door zijn vierde gebod dat wij ons dagelijkse werk op zijn dag moeten laten rusten, of niet?
Ik wil best geloven dat er theologen zijn die vinden dat de rustdag is afgeschaft. Of het er veel zijn, of liever vóór de synode Leusden wáren, waag ik te betwijfelen. Als puntje bij paaltje komt weet men er steeds precies slechts één uit onze kerkhistorie op te diepen: ds. D. van Dijk. En steevast zeggen wij: Hij heeft zijn standpunt publiek herroepen.

De positie die Calvijn inneemt in zijn Institutie moet onder ons bekend zijn. Eén van zijn duidelijkste uitspraken is dat de godsdienstige dag der Joden is opgeheven, en "omdat het nodig was tot behoud van de betamelijkheid, orde en vrede in de kerk, is de andere dag tot dat gebruik bestemd" .(vertaling Sizoo 1949). De uitdrukking "tot dat gebruik" , ziet blijkens het verband op het houden van de samenkomsten. Met "de andere dag" doelt Calvijn op de Zondag. Een vaste dag in de week voor de samenkomsten is nodig in verband met "de betamelijkheid, orde en vrede in de kerk" . Die vaste dag nemen wij aan als een middel dat noodzakelijk is om de orde in de kerk te bewaren.

Calvijn zegt dan dat hij de kerken niet veroordeelt die andere dagen bestemd willen houden voor hun samenkomsten." En toch hang ik niet zo aan dat getal van zeven dat ik de Kerk zou willen binden aan het houden daarvan" . Het ceremoniële is afgeschaft en wat blijft er dan over? "De onderhouding van een dag in de week" . En dat hoeft dus niet de zondag te zijn. Een andere dag mag ook bestemd worden voor de samenkomsten.
Maar hoe zit het dan met de sabbat/zondag, niet slechts als dag voor de samenkomsten, maar als door God opgelegde rustdag? Ieder zal toch begrijpen dat een dag voor de samenkomsten nog niet een dag is waarop niet gewerkt mag worden.

De zondag als vaste dag voor de samenkomsten was een wettige keuze van de kerk. Maar dat er een vaste dag moet zijn, is volgens Calvijn wel een zaak van het vierde gebod. Maar is die vaste dag ook een rustdag? Waarvoor een gebod tot rusten, tot niet-werken geldt?

Dat is precies de kernvraag die ons als zo lang bezig houdt. Hebt u gelijk dat Calvijn de keuze van de dag onbelangrijk vond? Als er maar een vaste dag was?
Laten we eens wat meer uit de Institutie citeren.  

In boek II, hoofdstuk VIII, paragrafen 28-34
[1] handelt Calvijn over het vierde gebod. Daar schrijft hij over drieërlei doel van Israëls rust op de zevende dag: afbeelding van de geestelijke rust, samenkomsten houden en rust van de arbeid. De geestelijke rust is het voornaamste. Die moet uitkomen in het voortdurend rusten van al onze (boze) werken. Dat werd trouwens ook al in het Oude Testament aangeduid.
Met de komst van Christus is alles wat schaduwachtig aan de onderhouding van de sabbat afgeschaft. Hij wil dat wij alle dagen rusten van ons kwaad en daarom moeten we niet bijgelovig één dag onderhouden.(§31)


Echter de laatste twee doeleinden van de rust: samenkomsten en rust van arbeid zijn geen schaduwen  maar passen voor alle tijden:" Het is buiten twijfel dat beide oorzaken de Here bij het instellen van de sabbat ter harte gegaan zijn?Wie zou ontkennen dat beide voor ons evenzeer past als voor de Joden?...Onze zeer voorzienige en goedertieren Vader heeft voor onze behoefte, evenzeer als voor die der Joden, willen zorgen."
Calvijn zou graag dagelijks sabbat willen houden maar aangezien dat niet lukt "waarom zouden wij dan niet gehoorzamen aan de regeling, die, naar we zien, ons door Gods wil is opgelegd?" (§32)

Is het dan niet zo dat Rom 14:5, Gal. 4:10,11 en Col. 2:16 zeggen dat deze dag niet meer onderhouden moet worden? "Maar wie, behalve die dwaze mensen (die dit vragen, djb), ziet niet van welke onderhouding Paulus hier spreekt? Want zij hadden niet het oog op die regerings- en kerkelijke orde, maar zij blijven de geestelijke schaduw van de dagen behouden, en verduisterden zo evenzeer de heerlijkheid van Christus en het licht des evangelies.(§33)
" De ouden
[2] hebben de dag, die wij de dag des Heren noemen, in de plaats van de sabbat gesteld."
?dat blijft, wat tot de zeden behoort, is de onderhouding van een dag in de week.(§34)
Al eerder in de Institutie namelijk in hoofdstuk III/9 roerde Calvijn de rustdag aan: "De Here eist niets met meer strengheid, dan dat wij met de grootste nauwgezetheid zijn rustdag onderhouden, namelijk door te rusten van onze werken; van ons echter is niets moeilijker gedaan te krijgen, dan dat wij onze werken laten varen en aan Gods werk de passende plaats inruimen." (§9) 

Op welke dag?
" Ik (hang) niet zo aan dat getal van zeven, dat ik de Kerk zou willen binden aan het houden daarvan." Is de zondag dan niet meer in beeld? Jawel, want onmiddellijk hierna schrijft hij: "Immers ik zal de kerken niet veroordelen, die andere dagen bestemd willen houden voor hun samenkomst, mits zij zich slechts onthouden van bijgeloof." Hieruit kan geconcludeerd worden dat hij m.n. het onderhouden van additionele dagen op het oog heeft (zoals hij zelf graag wilde) maar waarschuwde tegen bijgeloof alsof dat "verborgen" geestelijke winst zou opleveren.
Waardevol is in dit verband ook een opmerking van ds. R. van Kooten: "Het maakt ook nog groot verschil of wij op vleselijke wijze die ene dag net zo 'gewoon' willen maken als de andere zes, of dat wij op geestelijke wijze de overige zes net zo 'bijzonder' willen maken als die ene! Het laatste is eerder Calvijns bedoeling dan het eerste" .
[3]

Mijn conclusie hieruit is dat ook Calvijn de dag van de Here wil gehandhaafd zien als rustdag.

Er staat een merkwaardige zin in deze uiteenzetting van Calvijn. Deze zin: "En toch is dit niets anders dan tot krenking der Joden de dag veranderen, en dezelfde heiligheid van de dag in de geest houden..." .
Wat betekent dat? Dit:  als je zegt dat de zondag in de plaats van de sabbat is gekomen, dan krenk je daarmee de Joden. Je verandert gewoon van dag (laatste naar eerste dag van de week), je houdt die nieuwe dag in dezelfde heiligheid (= je acht die dag even heilig als vroeger de sabbatdag) en daarmee krenk je de Joden. Maar het houden van een dag als rustdag is volgens Calvijn nu juist het ceremoniële dat is afgeschaft.

Dat zou ik wel graag duidelijker aangetoond zien. Uit bovenstaande citaten kan dit m.i. niet worden geconcludeerd. Eerder, zoals ik deed, het tegendeel.

Die ene rustdag in de week was niet meer dan een teken van het voortdurende rusten van al het verkéérde en zondige. De verborgenheid van het vierde gebod en de sabbat is nl "het gedurige rusten van onze werken" .

Ja, daar is de rustdag ook een teken van. Zondag 38 wijst daar terecht op.
Maar de rustdag is toch een teken van de volkomen rust die komen gaat als we eens in het nieuwe paradijs aankomen. We vinden nu al rust in Christus maar nog beperkt, we worden nog steeds geplaagd door de zonde en de duivel. Daarom is ook de rustdag een geweldig teken, een monument,
[4] voor de toekomst waarin dat allemaal verleden tijd zal zijn. Dan pas is het teken niet meer nodig en kan de rustdag vervallen. (vergelijk Hebr. 4!).

En het is niet te betwijfelen of "door de komst van de Here Christus, is wat hier ceremonieel was, afgeschaft" . "Hij is, zeg ik, de ware vervulling van de sabbat" . "De sabbat is de schaduw geweest van iets toekomstigs (Col 2: 16,17)" . Christus is "de Waarheid, door wiens tegenwoordigheid de schaduwen achtergelaten worden" .

Hartelijk mee eens. Alles wat op de sabbat ceremonieel was - wees naar Christus - is vervallen. Maar er zijn nog beloften die moeten worden gerealiseerd. Misschien is het verhelderend er op te wijzen dat Christus Vervuller is van alle geboden. Alles wat daar schaduwachtig aan is verdwijnt. Christus verdiept ook de betekenis van de geboden. Maar tegelijk handhaaft Hij haar concrete werking. Zie bijvoorbeeld het vijfde gebod in Mat. 5 en in Efeze 6.

Dat is de positie van Calvijn. En elke theologische student die opgeleid werd aan de TUK heeft het advies gekregen om de Institutie als aanbevolen lectuur te lezen.
Het is mij niet onbekend dat Calvijn in zijn exegetische werken andere uitspraken heeft gedaan over de sabbat en het vierde gebod. Uitspraken die strijden met wat in de Institutie staat. Maar het hoofdstuk over het vierde gebod zoals het in de Institutie te lezen valt, is de enige systematische behandeling van het gebod die Calvijn gegeven heeft.  En in deze behandeling verwerkt Calvijn meer bijbelse gegevens over dit onderwerp dan in enige andere behandeling.

Ik kom hier onder nog op terug.

Mijn vraag is: Als Calvijn vandaag leefde en een verhandeling over het vierde gebod gaf waarin hij hetzelfde leert als in de Institutie, mag er dan plaats en ruimte voor die mening zijn binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland?

Ik begrijp de vraag maar vind hem ook wat suggestief. Het voelt bij mij aan als: Calvijns opvatting over het vierde gebod is het einde van de discussie. Wie zou zijn stem nog durven verheffen?
Zelfs als u gelijk zou hebben, ds. Wierenga, in uw visie op Calvijn in deze zaak, dan kan dat toch nietzonder meerhet einde van de discussie zijn? Dat zou toch helemaal tegen NGB art. 7 zijn?
We leven bijna vijf eeuwen na zijn geboortedag. Is het eigenlijk niet beschamend dat de theologen in onze kerken na zoveel eeuwen zijn blijven steken in de twee-meningen-modder? En daarmee de heiliging en de rust van de Dag van de Here op het spel zetten?
Ik ben er van overtuigd dat als we een schriftuurlijk onderbouwde leer in onze kerken hadden vastgesteld, Calvijn een van de eersten zou zijn geweest die daar zijn vreugde over had betoond. Zelfs indien die vierkant tegen zijn opvattingen zou zijn ingegaan.
Maar goed, dat is natuurlijk suggestief van míj en zal ook niemand overtuigen.


Tot zover mijn directe overwegingen bij uw bijdrage.
Ik kom nog even terug op uw opmerking:
"Het is mij niet onbekend dat Calvijn in zijn exegetische werken andere uitspraken heeft gedaan over de sabbat en het vierde gebod. Uitspraken die strijden met wat in de Institutie staat."
Ja, dat is nu precies de moeite die er al eeuwen met de visie van Calvijn is. Er lijkt een zekere onevenwichtigheid of onhelderheid in te zitten. Toch zijn zijn uitspraken, zeker in 'die exegetische werken' weer zo duidelijk dat de conclusie gerechtigvaardigd is dat Calvijn ook de rust op de zondag gegrond ziet als gegrond op het gebod van de Here.
Ik wil tot slot daarvan een aantal voorbeelden geven. Daarbij maak ik dankbaar gebruik van de bekende dissertatie van dr. H.B. Visser over de sabbatsstrijd in de zeventiende eeuw,
[5] en citeer daaruit.

Col. 2 : 16

Cal­vijn's verklaring van Coloss. 2 : 16 wordt graag opgevoerd door degenen die van een vaste rustdag niet willen weten. Calvijn zegt daar: "het paste voor de Joden, dat ze voorgeschreven dagen heilig hielden, die van anderen afzonderende; onder Christenen is zulke deeling opge­houden. Maar, zal iemand zeggen, wij behouden nog eenige onder­houding der dagen. Ik antwoord, dat wij geenszins dagen houden, alsof in de vierdagen eenige godsdienst is, of alsof het niet ge­oorloofd was, alsdan te arbeiden, maar dat wij het oog hebben op politie en orde, en niet op dagen." Ook wijzen ze op wat Calvijn schrijft op Gal. 4 : 10, 11: "als wij heden onderscheid der dagen hebben, zoo leggen wij geen strik van noodzakelijkheid op de conscienties; wij onderscheiden de dagen niet, alsof de eene heiliger was dan de andere, wij stel­len daar de religie of godsdienst niet in, maar wij bezorgen al­leen de orde en eendracht. Alzoo is de onderhouding bij ons vrij, en van alle superstitie zuiver."

Koelman
[11] wijst er op, dat de Sabbatsbestrijders in Engeland aan Calvijn hebben willen opdringen, dat hij des Heeren Dag hield voor een menschelijke, kerkelijke inzetting; dat hij van oordeel was, dat die dag door de kerk kon worden veranderd; etc.  Maar Koelman verwijt hun, die zoo spreken, dat ze zich in het geheel niet bekommeren, om wat Calvijn schrijft.(Visser, 308)
Preken over Deuteronium

In zijn preken over Deuteronomium zegt Calvijn: "Wij moeten rusten van de werken, welke de werken Gods en de aanroeping van Gods naam hinderen, of die ons stuiten in de oefening van ons zelf in Gods heilig Woord. Hij, die de Sabbat in verachting stelt, heeft al Gods ordinantiën onder de voeten ge­worpen, zo veel als in hem is, en indien de Sabbat niet wordt onderhouden, is de rest niets waard. Op andere dagen begeven wij ons, omdat wij te zeer bezet zijn door onze wereldse han­delingen, zozeer niet tot God als op die dag, welke geheel voor deze dingen is bestemd; daarom moet ons de Dag des Heren die­nen tot een toren, om tot het gericht en de werken Gods van verre op te klimmen; als wij de dingen Gods op de Dag des Heren recht betracht hebben, zullen wij al de overige tijd genegen zijn, dat te doen; dewijl de wereld zo verdorven is, behoren wij zoveel te meer de dag der rust te onderhouden; de schaduw heeft opgehouden, n.l. waarvan Paulus spreekt, Coloss. 2, maar hetgeen der politie is, duurt nog, n.l. dat wij samenkomen in den naam Gods; het is waar, dat dit wel elIke dag moest geschieden, maar om onze zwakheid en traagheid behoort een dag verkoren te worden; indien wij zo vurig waren tot den dienst Gods, ge­lijk wij behoorden te zijn, zou het niet noodig zijn, dat ons alleen een dag in de week voorgeschreven werd; hebbende dan die zwak­heid in ons, zo weten wij, dat die politie niet alleen aan de Joden is gegeven, dat ze een zekeren dag hadden, op welken zij zouden bijeenkomen, maar insgelijks ook aan ons, en dat wij dit met hen gemeen hebben."

Exodus 20:3

In zijn commentaar op Ex. 20 : 3 (Visser, 306) zegt Cal­vijn dat we wel elk oogenblik Gods deugden moeten opmer­ken, maar dat God, om onze zwakheid te hulp te komen, een dag  van de anderen heeft afgezonderd, en dat Hij gebiedt, dat de men­schen dan van alle aardse bezigheden en zorgen vrij zullen zijn, opdat niets de heilige oefening belette. De bedoeling is niet slechts, dat de mensen dan thuis rust houden, maar dat ze dan in het heiligdom samenkomen, tot eredienst; dit deel van het gebod heb­ben wij, schrijft Calvijn, met het oude volk gemeen, n.l. om een Sabbat te hebben, opdat wij een dag vrij zijn, en zo meer bereid zijn, om te leren, en om ons geloof te betuigen.


Gen. 2:2,3

Zijn misschien in de Institutie van 1536 sommige aspecten van Calvijns overtuiging niet helemaal helder, aan het einde van zijn leven schrijft hij (1563) het volgende commentaar op Gen. 2:2,3
[12](cursief djb):
" God heiligde den zevenden dag, ter­wijl Hij dien voortreffelijk maakte opdat deze door een bijzonder recht uit zou steken onder de andere. ...Want Hij heeft een dag (van de andere afgenomen) tot dit bijzondere gebruik gedesti­neerd. ...Zoo heeft God dan eerstelijk gerust, daarna heeft Hij die rust gezegend, opdat deze onder de menschen in alle eeuwen heilig zou zijn, ".. want God heeft niet simpel de mens geboden, elIke zevende dag" van het werk te rusten, alsof Hij lust had in ledigheid; maar opdat de mensen, van alle bezigheden losgemaakt, hun harten tot de Schepper der wereld zouden op­heffen, men moet weten, dat deze oefening niet alleen voor een eeuw of volk, maar voor het ganse menselijk geslacht gemeen is. Daarna is in de wet een nieuw gebod van de Sabbat gegeven, hetwelk de Joden, en dat voor een tijd, eigen zou zijn; want het is een wettische ceremonie geworden, afschaduwende de geestelijke rust, waarvan de waarheid verschenen is in Chris­tus. Derhalve wanneer wij horen, dat de Sabbat door Christus' komst is afgeschaft geworden, moeten wij een distinc­tie maken, onderscheidende wat behoort tot de gedurige regering van het mensenleven, en wat eigenlijk past op de oude scha­duw die teniet is gedaan, toen de waarheid is vervuld geworden.

Antionius Fajus

Toen Calvijn stierf in 1564 volgde Antonius Fajus hem op. Wordt dan de lijn van Calvijn (van Gen. 2:2,3) verlaten?
Fajus zegt, dat de verandering van de zevende in de eerste dag, door de apostel geleid door de Heiligen Geest, geschied is; "zo moet dan onderhouding van deze dag niet voor een middelmatige zaken geacht worden, maar zij moet als een altijddurende apostolische overlevering onderhouden worden" . Het Sabbatsgebod, zegt hij, is niet eerst gegeven, toen de Here de wet gaf op berg Sinai, maar bij de schepping der wereld; want ook als de mens niet gevallen was, zo zou toch het menselijk geslacht enige vorm van uiterlijke godsdienst van node hebben gehad; de val heeft teweeggebracht, dat God, dit gebod vernieuwend waar het allengs onder de mensen verouderd was, ook andere redenen voor dit gebod bijbracht, ten dele enkel moreel en voleinding der "wereld durend, ten dele ceremonieel en tijdelijk terwijl ze ten dele in dit gebod, ten dele ook in andere plaatsen door Mozes zijn beschreven.
In dienzelfden geest spreken ook de anderen" , de predikanten en professoren van Genève.

Conclusies

Bovenstaande aanhalingen uit preken, commentaren en de Institutie rechtvaardigen m.i. de volgende conclusies:

Er is een zekere ontwikkeling in het denken van Calvijn te bespeuren. We hoeven ook niet te vinden dat Calvijn in alle opzichten het van meet of aan 'goed heeft gezien', of zoals dat in de sabbatsstrijd heette: "opgeklaard" is geweest. "Het is immers menschelijk te dwalen" .
Uit de citaten uit zijn latere werk blijkt ook naar onze mening overtuigend dat Calvijn de rustdag in het paradijs afgezonderd, " gedestineerd" , achtte als dag voor de Here. En dat de Here gebiedt op deze dag te rusten van ons dagelijks werk. Het lijkt ons het dan ook onterecht dat de deputaten steun zoeken bij de stelling van B. Loonstra "dat in latere interpretaties van Calvijn zijn opvattingen naar het puriteinse standpunt toe worden getrokken."
[13]
Calvijn leert ook dat met de komst van Christus al het schaduwachtige van de sabbat is vervallen. Maar naar mijn overtuiging daar rekent Calvijn daar in elk geval niet het samenkomen in erediensten en het rusten van het dagelijks werk onder.  

Tot zover citaten uit andere werken van Calvijn en iets uit dat van zijn opvolger.
Mijn eindconclusie is dat we Calvijn geen recht doen als we hem tot een 'voorstander' verklaren van de besluiten m.b.t. het vierde gebod die onze synoden de laatste jaren hebben genomen.



[1] Wij gebruiken de vertaling door dr. A. Sizoo.

[2] Essinius: Hier zijn de apostelen bedoeld.

[3] Ds. R. van Kooten, Heiligt Mijn Naam en Mijn Dag, pag. 284.

[4] De uitdrukking is van wijlen ds. B. van Zuijlekom.

[5] Dr. H.B. Visser, De geschiedenis van de sabbatstrijd onder de gereformeerden in de zeventiende eeuw.(1939)

[6] Schrijfwijze is zoveel mogelijk door de schrijver 'gemoderniseerd'.

[7] Visser, p282.

[8] Vergelijk b.v. de predikant die op 50-jarige leeftijd nog voortdurend wordt afgemeten aan de verwoording in een preek die hij op 23-jarige leeftijd heeft gehouden. Terwijl zijn actuele preken duidelijk en helder zijn gewonnen schriftuurlijk inzicht weerspiegelen.

[9] Wij gebruiken de vertaling door dr. A. Sizoo.

[10] Essinius: Hier zijn de apostelen bedoeld.

[11] Jacobus Koelman publiceerde in 1685 het monumentale werk "Het Dispuit, en de Historie, mitsgaders de Prijaktijke van den Sabbath, en 's Heeren-Dag" . Visser haalt veel van zijn informatie uit dit grote werk.

[12] Citaat via Visser.

[13] Loonstra, p225.