Ethiek

Ethiek

Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Inhaalslag

N. van Dijk

08-03-14

 

Het Nederlands Dagblad gaat met zijn tijd mee. Klonk er een aantal jaren geleden nog wel eens een waarschuwing tegen bioscoopbezoek, die tijd lijkt voorgoed voorbij. Menig film wordt gerecenseerd en door de steeds opener houding naar de hedendaagse cultuur toe lijken we aan een inhaalslag toe te zijn. Werd een aantal decennia terug op algemeen christelijk middelbaar onderwijs nog wel eens gewaarschuwd tegen bepaalde moderne literatuur (voornamelijk verontruste leraren uit de toenmalige synodaal-gereformeerde kerk), nu zouden we ons niet meer te druk moeten maken over moderne cultuurproducten, mits we bestand zijn tegen een stevige portie geweld, seks en grove taal. We hoeven vrijwel geen enkele film meer te mijden, zo lijkt het, als er maar een boodschap inzit.

 

In het ND van vrijdag 3 januari 2014 (ND Gulliver) was een artikel te lezen van een ND-filmrecensent ‘Over Stoner en de heiligheid van God’. Zo’n zes jaar geleden kreeg de recensent het advies van medestudenten de ‘prachtige film Magnolia’ te bekijken. De recensent stopte de film na nog geen uur, omdat toen al zo ongeveer alle tien geboden overtreden waren. Wat later (na weer veel lofprijzingen over de film gehoord te hebben) probeerde hij het nog eens, en jawel na enig doorzetten lukte het en bleek de film de boodschap van zonde, schuld en vergeving beter tot zijn hart te laten doordringen dan menig Bijbelverhaal. Hij houdt van cultuur, en “de laatste jaren is er steeds minder geweest dat ik niet aandurfde”. Schrijver van het artikel vraagt zich wel af: Wanneer zou ik wél stoppen met een film? Hij citeert een voorwoord van Arnon Grünberg bij een vertaling van een essay van Tolstoi met de titel ‘Wat is kunst’?:

 

“Sommige religieuze splintergroeperingen hebben het niet zo op kunst, maar in het Westen, meer in het bijzonder Nederland, waar de voorman van de ChristenUnie kan twitteren dat hij een prachtige roman heeft gelezen, Stoner (waarin overspel, alcoholisme en hysterie een belangrijke rol spelen), staat de heiligheid van kunst naast, tegenwoordig misschien zelfs boven die van God”.

 

Buitenstaanders zien soms scherp zou je denken, maar de filmrecensent vindt het naïef om een film of boek af te keuren op basis van het overtreden van Gods geboden. Immers dan kun je praktisch nergens naar kijken. En dan zou je de Bijbel ook weg kunnen gooien, daarin komen ook zondaars voor. De recensent citeert Paulus (1 Kor. 6) waarin deze zegt:  "alles mij is toegestaan". Als we ons er maar niet door laten beheersen, dus voor de één kan een film goed zijn, terwijl die voor de ander minder geschikt is. We moeten bij onszelf nagaan: wat is mijn zwakke kant? Alles te mijden is onwijs. Aan het eind van het artikel wordt de Amerikaanse, christelijke filmrecensent geciteerd in een filmbespreking: “Ik heb een hoop over het licht geleerd door na te denken over de schaduw”.

 

In een artikel van enkele jaren geleden (RD 17-04-2009) schreef de hoofdredacteur, n.a.v. een symposium over christen-zijn en film aan de Evangelische Hogeschool Amersfoort:

 

“Aan de discussie over filmkijken moet een andere vraag voorafgaan, namelijk die over het staan in de samenleving. Sommige christenen slaan daarbij een nogal optimistische toon aan, vanuit de gedachte dat de cultuur veel goeds te bieden heeft en dat die rozen te plukken zijn zonder zich aan de doornen te prikken. Die gave is echter niet iedereen gegund. Bovendien houdt deze visie weinig rekening met het bederf dat de hele samenleving doortrekt en met het zondige hart dat geneigd blijft daar de verkeerde vruchten te zoeken. Daartegenover staat een houding die meer afstand houdt tot de moderne cultuur. Niet vanuit hoogmoed of de drang tot een kloosterleven, maar vanuit vrees voor de zonde, liefde tot een leven naar Gods wet en een uitzicht op een nieuwe aarde waarbij de glitter en glamour van het heden verbleken. Zulke vreemdelingen raken hier niet ingeburgerd. Dat is leven in de wereld, maar niet vàn de wereld. Zo’n levenshouding is niet gebaat bij een checklist of er geweld of seks in een film voorkomt. Ze komt voort uit een vernieuwde innerlijke gezindheid waarbij de geboden van God in het hart gegrift zijn”.

 

In de publicatie van Willem L. Meijer ‘Kunst en Revolutie’(1976) schreef hij in zijn inleiding:

 

“Kunst is geen decoratie. Kunst is niet maar een zaak van smaak, of van schoonheid sec. Kunst is vóór alles een kwestie van waarden. Zelfs van waarheid. Daarom moet hij, die voor moderne kunst interesse gekregen heeft, leren onderscheiden en leren oordelen”.

 

Hij waarschuwde toen al voor het te weinig afstand nemen en gebrek aan oordeelsvorming door de gelovigen, die kinderen zijn van hun tijd. Iemand als Groen van Prinsterer waarschuwde tegen het ‘wel kunnen aanvoelen wat goed is of fout’: “Laten wij niet menen voor het goed noemen van het kwade en voor het kwaad noemen van het goede bewaard te worden door een christelijk instinct”. Groen waarschuwt voor een ‘bedwelming’ van de  cultuur uit zijn tijd en ook uit andere tijden voor het verliezen van de ‘christelijke nuchterheid’.

 

Meijer prijst zich in zijn boekje gelukkig met de Westerse vrijheid, maar merkt op wel scherp te blijven zien dat deze niet samenvalt met de christelijke vrijheid:

 

“Hoe gebruiken wij onze speelruimte? De revolutie heeft van de reformatie geleerd dat het leven één is. Laten wij leren, dat de strijd één is. Wie zich vandaag anti-revolutionair opstelt, mag zich niet beperken tot één of twee sectoren van het leven. Wanneer wij verstaan wat in de moderne kunst gaande is, zullen we gaan ontdekken wat we moeten weerstaan. De eerste opgave is om ons te ontworstelen, niet aan dit of dat trekje, maar aan dit klimaat. De zondagse oproep tot ware bekering en de daagse lokroep van een valse bevrijding mogen niet vredig naast elkaar hun spoor trekken in ons leven, als op een tweesporenband. Zij die in Christus geloven, mogen zich niet door de huidige cultuur laten verdoven. Tegenover de permanente revolutie staat het geloof, dat tot taak heeft zich onophoudelijk te vernieuwen door voortgaande reformatie”.