Aan de voet van het kruis
D.J. Bolt
10-12-16
Vóór in de kerk staat een metershoog kruis.
Iedereen komt naar voren. De een met een zware zonde-kei, de ander met ongerechtigheden op een plakbriefje.
Ze buigen zich ter aarde, knielen samen aan de voet van het kruis. 'Is dat, is dat mijn Koning?' Tot tranen bewogen zingen ze 't aandoenlijk: Zie de Mens.
Aan de voet van het kruis groeit een mystieke eenheid.
Maar de Mens is er niet …
Het kruis is levenloos en leeg. Lang geleden had Jozef van A. deze Mens al bijgezet in zijn privégraf, nu overkoepeld gewaand met de Grafkerk.
Daar (be)zoeken miljoenen Hem, kussen nagelaten heiligheden in walmende wierook, en verlichten hun oecumene met kaarslicht.
Maar Hij is daar niet!
Waarom zoeken zij toch de Levende bij de doden? Immers een engelenstem heeft geklonken: 'Hij is hier niet maar Hij is opgewekt!'
Zelfs de allereerste-uur-kerk die Hem zág opvaren naar de hemel, werd vermaand: Staak uw staren naar wolken.
Moeilijk, want we willen Hem blijven zien en voelen, hier beneden. Daarom worden er kerstboerderijen ingericht, met balk-ezels en loei-koeien. In het kribwiegje ligt een speen-sabbelende zuigeling. Oòòh, hoe lief toch. Komt laten wij aanbidden, die ko-o-ning. Religieus eenheidsgevoel bij beestenboel.
Maar we houden vol: Ook hier is Hij niet!
Kribbe en kruis zijn en blijven leeg. Die Hem daar zoeken zullen Hem er niet vinden.
Want kinderen van God zijn geen kruis- maar hemelvaarders. Zij kijken omhoog waar Christus is, gezeten aan Vaders rechterhand.
Zij richten hun ogen op wat boven is en niet wat op aarde is. Ze zien in geloof Christus, de Koning en ze verheffen hun harten tot God en ontvangen zijn vrede.
Jezus Christus wordt zó bevindelijke ervaring. Want vanuit zijn verheven troon is Hij ook bij ons, hier beneden. Nee, niet aan de voet van namaakkruisen en in nepkribjes. Maar door zijn Woord en zijn Geest. Christus in onze harten, elke dag, elk moment.
En naar zijn belofte wijkt Hij geen ogenblik van ons!
Met die grote Koning gaan we de strijd aan tegen de duivel, de wereld en ons eigen boze hart. Gehoorzaam en volgzaam onze levende Koning achterna waarheen Hij ook gaat.
Komt laat ons voortgaan, kind'ren, want d' avond is nabij.
Dus bidden én werken. Het één kan niet zonder het ander. In een wereld vol diep verdriet om eigen kwaad en zoveel leed om verwoestende kerkzonden.
Maar! Door de tranen heen glinstert altijd weer vreugde. Want Hij komt, niet uit een lege kribbe, ook niet van een kaal kruis. Nog één keer daalt Hij uit de hoge hemel neer.
Als Hij nog even verbeidt, krijgen we een enkele reis naar het hemelhof. Maar is Hij eerder, dan gaan we Hem tegemoet op zijn wolkenwagen, en samen retour naar ons eeuwig thuis op een nieuwe aarde.
En zolang het nog niet zover is? Veel bidden en hard werken! Als onze Koning komt met haast, zouden wij dan niet haastig zijn bevelen doen?
Opdat zij allen één zijn, voordat Hij komt!
Dáárom strijden we de goede strijd om de eenheid van al Gods kinderen die Hem liefhebben en het blijde verlossende evangelie van verzoening, genade en vrede, van harte geloven.
We ervaren het, Christus volgen gaat niet zonder kleerscheuren. En soms is het dodelijk vermoeiend, slaat wonden en veroorzaakt ogen vol tranen. Maar er komt een tijd dat ook deze tranen zijn gewist en alle blutsen genezen. De vreugde daarover mag nu al in onze harten opbloeien.
Op aarde was
als ijdel glas
uw blijdschap licht te schenden
maar eenmaal kan
de vreugde van
de bruiloft nimmer enden.
Guido Gazelle 1)
Noot 1: Eerder ten onrechte toegeschreven aan K. Schilder. Wel sloot hij zijn boek Wat is de hemel? er mee af, overigens zonder de herkomst van het gedicht te vermelden.