Ethiek

Plaatselijke kerken

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Drachten - en het Heilig Avondmaal (2)

D.J. Bolt
24-04-10

We vervolgen de bespreking van de gang van zaken in Drachten m.b.t. het Heilig Avondmaal. Vorige keer plaatsten we ons bezwaren, het antwoord daarop van de kerkenraden van Drachten-Zuidwest en -Nijega alsmede onze reactie daar weer op.
De kerkenraad van Zuidwest wilde vervolgens nog één keer reageren. U vindt die hieronder. Voor de overzichtelijkheid vervlechten we ons commentaar er mee.

Antwoord Zuidwest1

Wij hebben uw brief en uw 'Antwoord en verzoek' -Gasten aan het Avondmaal -aandachtig gelezen. Wij willen voorkomen dat onze briefwisseling op een woordenstrijd en/of woordenspel uitdraait.
Desondanks willen we nog één keer proberen u mee te nemen in onze overtuiging.

U merkt op dat de raad er ten onrechte van uitgaat dat u in uw bezwaarschrift uitgaat van een gesloten deur voor avondmaalsgasten. U verwijst daarbij naar de besluiten van de GS Leeuwarden, die overigens niet in uw bezwaarschrift worden genoemd. Misschien is het goed uw eigen stuk nog eens te lezen.

Bolt
Ja, die besluiten van Leeuwarden worden door ons wel genoemd, onmiddellijk na de regels van Zwolle-Zuid, zie het vorige, eerste deel over het Avondmaal. Maar ze spelen voor ons verder geen rol omdat we dáár geen bezwaren tegen hebben ingediend.

Kerkenraad
Wij houden staande dat u in uw bezwaarschrift d.d. 9 september er van uitgaat dat de GKv in het verleden de deur altijd op slot hielden voor gasten uit kerken die niet bij het kerkverband behoorden. Ook uit uw 'Antwoord en verzoek' -Gasten aan het Avondmaal -blijkt deze opvatting.

U bepleit in uw bezwaren d.d. 9 september -zonder uitzondering -dat alleen zij die een goede attestatie van een zusterkerk kunnen overleggen toegelaten kunnen worden als gast tot het avondmaal.

Bolt
Onze (huidige) Kerkorde bepaalt dat

"tot het avondmaal van de Here zal de kerkenraad alleen hen toelaten die belijdenis van het geloof van de gereformeerde leer hebben gedaan en godvrezend leven."

Dáár gaat het om. U maakt er van dat dit artikel alleen geldt voor leden van de kerk. Dat voegt u eraan toe maar het staat er niet. Onbevangen lezing van deze tekst moet tot de conclusie leiden dat kennelijk voor de toegang tot het Avondmaal voor wie dan ook beslissend is dat belijdenis van het gereformeerde geloof is gedaan.
Maar u laat bewust niet-gereformeerde personen die ook beslist niet gereformeerd willen worden, toe. O.a. leden van de Protestantse Kerk in Nederland en leden van evangelische gemeenschappen. U leest dit eeuwenoude artikel als:

'eigen leden van de kerk moeten eerst belijdenis doen van het gereformeerde geloof en mogen dan aan het Avondmaal, maar mensen van buiten de kerken hoeven dat niet.'

Legt u dat maar eens uit aan gereformeerde jongeren die na jaren catechisatie belijdenis van hun gereformeerde geloof doen en vervolgens aan de Avondmaalstafel naast bijvoorbeeld een baptist plaatsneemt die de kinderdoop verwerpt?
U verzaakt daarin uw plicht om de wacht te houden bij het Heilig Avondmaal en te weren hen waarmee we niet één zijn in het geloof naar de gereformeerde belijdenis. Zo ontheiligt u de 'Dis des Verbonds'.
En bovendien, hoe wilt u onze leden nog vermanen niet-gereformeerde kerkdiensten te bezoeken, en daar eventueel Avondmaal te vieren?? Wellicht hebt u daar ook geen principiële bezwaren tegen gezien uw nieuwe visie op de kerk zoals zal blijken.

Kerkenraad
In uw 'Antwoord en verzoek' -Gasten aan het Avondmaal- citeert u een versie van de K.O. van voor 1978. Ook die tekst bevestigt onze stelling dat art 60 K.O. de interne toelating regelt. Het gaat hier om het toelaten na het doen van openbare geloofsbelijdenis. In een toelichting op dit artikel en met name op de zin over de 'andere kerken' zegt Joh. Janssen (bedoeld zal zijn Jansen, djb) dat het hier gaat om zusterkerken, daar attesten van andere kerken gelden als scheurpapier.
Voor ons staat vast dat het gaat om een interne regeling.

Bolt
Deze conclusie is wel erg snel op basis van een selectief citaat uit het hoofdstuk Toelating tot het H. Avondmaal. We laten hier Jansens hele (vijfde) paragraaf volgen:

Mag men attestaties aanvaarden van kerken, die niet tot het kerkverband behooren, bijv. van Lutherschen, Doopsgezinden, op-zich-zelf-staande Gereformeerde kerken, de Ned. Hervormde kerk? In het algemeen geldt als regel, dat men alleen attestaties aanneemt, die afgegeven zijn door kerken, die tot het kerkverband behooren. Attestaties van kerken. die in belijdenis niet met de Gereformeerde kerken één zijn, gelden als scheurpapier. Ook attestaties van kerken, die wel de Gereformeerde belijdenis zijn toegedaan, doch niet met de Gereformeerde kerken in kerkverband staan, kan men niet zoo maar aanvaarden. Wel kunnen zij aanleiding geven dat alleen onderzocht wordt of zulke personen met de Gereformeerde belijdenis instemmen en dan na afkondiging voor en approbatie van de gemeente worden ingeschreven.

Wat zegt Jansen hier?:

  • Algemene regel: voor de toelating van het Avondmaal zijn alleen attestaties van kerken die tot het kerkverband behoren geldig. Attestaties van niet-gereformeerde kerken zijn als scheurpapier. Terecht: onze kerken geven geen attestaties af naar zulke kerken en kunnen ze ook niet als zodanig aanvaarden.
  • Zelfs leden van andere kerken die de gereformeerde belijdenis zijn toegedaan kan men niet zomaar aanvaarden. Hoe dan te handelen? Jansen: Onderzoek is nodig of zij met de gereformeerde belijdenis instemmen en na afkondiging voor en approbatie (goedkeuring) van de gemeente worden ingeschreven.

Dát is Jansen over toelating over toelating tot het Heilige Avondmaal in het kader van art. 60 KO. Niks de gemeente vlak voor de viering van het Avondmaal informeren dat niet-gereformeerden ("de namen zijn de kerkenraad bekend") ook het Avondmaal zullen meevieren, zoals dat gebeurde in Drachten. Dan ben je wel helemaal het spoor van Jansen kwijt! Bovendien, bewijst dit gedeelte uit 'Jansen', zoals de kerkenraad ons wil doen geloven, dat de artikel 60 KO alléén maar over 'interne leden' gaat? Toch helemaal niet? Want het gaat hier in hetzelfde art. 60 kader óók over leden die, komend van een kerkgemeenschap buiten het verband, toegang tot het Avondmaal vragen. Kennelijk ziet Jansen ook daar artikel 60 van toepassing! Zoals door ons al werd opgemerkt bij de originele redactie van dit artikel (vóór 1978). Kortom, het volledige citaat van Jansen bewijst precies het omgekeerde van wat de kerkenraad betoogt!

Kerkenraad
Prof. Bouwman laat ons zien hoe in het verleden gehandeld werd als het gaat om hen die geen lid zijn van een zusterkerk.

Door uw opmerking dat uit het geheel van die paragraaf blijkt dat er een toetsingskader is, waar de raad aan voorbij gaat, doet u geen recht aan de raad. Wij hebben die paragraaf in het geheel laten spreken. Door uw opmerking dat wij citaten geknipt hebben, wekt u de indruk dat wij alleen de ons welgevallige delen citeren. Wij hebben geciteerd met duidelijke bronvermelding, juist om u de gelegenheid te geven één en ander na te kijken en natuurlijk ook in het geheel mee te nemen.

Het door u opgestelde toetsingskader van Bouwman herkennen wij niet als het toetsingskader van Bouwman.

We lopen ze even bij langs:
- De regel is: alleen leden van de kerk kunnen aan het avondmaal deelnemen.
Dit is bij Bouwman de eerste alinea en wij stemmen als raad hier ook van harte mee in. Het is de regel. Maar als Bouwman niet meer te vertellen had, had hij het hierbij kunnen laten. Dat doet hij niet. In de tweede alinea vindt u het citaat uit ons eerste antwoord: 'Gasten heeft"
- Zij die zich willen aansluiten bij de kerk kunnen in bepaalde gevallen ook verlof ontvangen.
Dit zegt Bouwman in de derde alinea en is een voorbeeld, een casus waarbij ook van de regel uit de eerste alinea kan worden afgeweken.
- Zij moeten zich beslist onder opzicht en tucht van de kerkenraad stellen omdat anders het recht en de roeping het avondmaal heilig te houden vervalt.
U wekt de indruk dat het om soort aanvullende eis gaat. Dat is niet het geval. Bouwman noemt dit in de eerste alinea om de regel te onderstrepen. Van die regel zeggen wij: daar zijn we het als regel van harte mee eens.
- Hun belijdenis moet voldoende overeenstemmen met de gereformeerde belijdenis.
Wij zijn het ook hiermee van harte eens. Door het gebruik van het woord voldoende wordt al aangegeven dat het niet gaat om broeders en zusters uit zusterkerken.
- Er moet een wettige verhindering zijn om het avondmaal in eigen kerk te gebruiken.
Ook deze zin is uit z'n verband gerukt. Bouwman beschrijft een casus
waarbij Luthersen werden toegelaten aan de avondmaalstafel van de Gereformeerde Kerk. Om praktische redenen waren ze verhinderd in de eigen gemeente het avondmaal te vieren.

Uit Bouwman destilleert u een eigen toetsingskader door te knippen en plakken en het redebeleid van Bouwman te negeren.

Bolt
Het wordt nu wat ingewikkeld.
Er is een kader van onze synoden van Amersfoort-Centrum en Zwolle-Zuid. De kerkenraad ging niet in op onze bezwaren daartegen maar haalt artikelen van prof.dr. H. Bouwman naar voren en voert dat aan als nu van toepassing zijnde. Zo zou het altijd zijn geweest en we doen niets anders dan daarnaar terug te keren. Vervolgens lieten we ons verleiden om daarop in te gaan. Maar nu dreigt Bouwmans kader zoals wij die dachten samen te vatten onderwerp van de discussie te worden.
Heel interessant, maar we willen ons toch liever concentreren op de kern nl. het kader van onze synoden waar we aan zijn gebonden en waar we bezwaren tegen hebben geformuleerd. Dus vergeet onze samenvatting van Bouwmans kader dan maar even.

Kerkenraad
Dat over de adviezen van Rutgers verschillend wordt gedacht, is ons bekend. Wij lezen zelf Rutgers en gaan niet af op wat anderen vinden of dat nu de GS is of de broeders en/of zusters zijn die bezwaren hebben tegen de besluiten van de GS op dit punt. Wij lezen Rutgers en bepalen mede op grond van wat bij Bouwman hebben gelezen ons standpunt.
Rutgers geeft een antwoord op de vraag om buitenlandse gasten toe te laten, maar hij gaat verder: "De vraag, die in het schrijven uit Jogja gesteld wordt, betreft gevallen, die uit den aard der zaak ook hier te lande gedurig voorkomen." Rutgers, Prof Dr. F.L., Kerkelijke adviezen, deel 11, Kampen 1922, blz. 160.

Verder schrijft hij: Voor zulke gevallen is in onze kerken nooit als regel gesteld, dat men alle aanzoeken van dien aard eenvoudig afwijst, en dus buiten den kring dergenen, die als leden der plaatselijke kerk bij den kerkeraad bekend zijn, niemand anders ooit toelaat. Dat zou ook inderdaad liefdeloos zijn en onbroederlijk; en het zou ook in strijd zijn met de Christelijke belijdenis van de eenheid der kerk en van de gemeenschap der heiligen. Wel wordt door die belijdenis zonder twijfel geëischt, dat een geloovige niet in kerkelijk opzicht op zichzelf mag blijven staan, maar zich voegen moet bij de kerk zijner woonplaats; zoodat zulke aansluiting als lid dan ook onveranderlijk voorwaarde is voor de toelating van hen, die ter plaats zich komen vestigen. Maar tevens wordt door diezelfde belijdenis ook geëischt, dat men een geloovige, die elders woont, alleen niet reeds enkel daarom als een vreemdeling aanmerke en behandele, maar integendeel, bereid zij hem als broeder te erkennen, en hem bij zijn tijdelijk verblijf in de gemeente ook in de voordeelen der Christelijke gemeenschap te doen deelen."

Ondanks het gebruik van het woord vreemdeling, blijkt dat het hier om gevallen gaat waarbij toelating wordt gevraagd door hen die in ons land wonen. Dat Rutgers spreekt over: de gelovige die zich aansluit bij de kerk zijner woonplaats, spreekt voor ons voor zich. Wij zien dat terugkomen in de besluiten van de GS waarin de GS zegt dat de raad zich ervan moet overtuigen dat de broeder of zuster in de eigen kerk tot het avondmaal is toegelaten, niet onder tucht staat, instemt met de gereformeerde belijdenis en godvrezend leeft, zoals bedoeld in art. 60 KO.

Bolt
Het is wel de vraag wat precies met die "vreemdeling" en de "kerk zijner woonplaats" bedoeld is. De kerkenraad suggereert hier dat Rutgers b.v. een 'alleenstaande gelovige', die natuurlijk wel even lid moet worden van 'een' kerk - bijvoorbeeld hervormd, baptist, rooms, dat doet er niet zo toe - op het oog heeft. Zó'n aansluiting zou voorwaarde zijn, meent de raad.
Maar laten we verder lezen in Rutgers' advies over die "vreemdelingen" (advies 130):

? Het betreft bijna altijd personen, die wel elders gevestigd zijn, maar dan toch in Nederland zelf, waar men overal gelegenheid heeft zich bij eene der Gereformeerde kerken aan te sluiten. Wie dit naliet, of wie in de kerk, waar hij toe behoort van het H. Avondmaal is afgehouden, zou natuurlijk elders niet tijdelijk kunnen worden toegelaten?

Je moet je, volgens Rutgers, wel aansluiten (als je nog geen lid was) bij een gereformeerde kerk in Nederland. Dat kan hier bijna overal. Zeker wel in het mobiele Nederland van nu, voegen wij daaraan toe. En wie dit naliet mag niet worden toegelaten.
Daarmee valt de bodem uit het kerkenraadsargument want het gaat helemaal niet over gasten-uit-andere-kerkverbanden. En 'loslopende' gasten dienen eerst lid te worden van de gereformeerde kerk in de plaats waar zij wonen.

Kerkenraad
Hoewel het zinvol is en zeer leerzaam om kennis te nemen van wat in het verleden is geschreven, komen we er niet uit door te blijven steggelen over wat Bouwman en Rutgers hebben geschreven. Toch willen we graag verder komen.

Bolt
Inderdaad dreigt (weer) te gebeuren waarvoor wij in Onze reactie aan ZuidWest en Nijega hierboven al bang voor waren:

Het lijkt erop alsof u denkt dat de GSs Amerfoort-C en Zwolle-Z uw Bouwman-citaten uit pagina 390-391 tot besluit hebben verheven. Echter, wij voerden een aantal bezwaren aan tegen de werkelijke besluiten. Maar daarop bent u in essentie niet ingegaan.

Nee, we komen er inderdaad niet uit door te "steggelen" over wat Jansen, Bouwman en Rutgers hebben geschreven. Hoewel wíj menen met het bovenstaande al voldoende te hebben aangetoond dat deze kerkrechtgeleerden zich zeker niet zouden hebben kunnen vinden in onze open-avondmaal-regels.
Maar daar ging en gaat het ons ook niet om. Van meet af aan hebben wij de gastenbesluiten van Amersfoort-Centrum en Zwolle-Zuid aan de orde gesteld. Dáár zijn we aangebonden. Dáár hebben we bezwaar tegen gemaakt en de kerkenraad verzocht deze bezwaren te delen en dus de besluiten te verwerpen.
Daarom sluiten we dit kerkhistorische punt, ook wat ons betreft, af met een weergave van het volledige advies Rutgers (126) waar we al eerder een gedeelte van citeerden:

Mag men leden van andere kerkelijke gezindten in dezelfde plaats als gasten aan 't H. Avondmaal toelaten? (1909.)
Mij dunkt, dat een ?Hervormde" door een Geref. kerkeraad ter plaatse zijner woning niet tot het H. Avondmaal kan of mag worden toegelaten, wanneer hij bezwaar maakt (om welke reden dan ook) om zich onder het opzicht en de tucht van dien kerkeraad te stellen, 't geen natuurlijk alleen geschieden kan door zich als lid bij de Gereformeerde kerk aan te sluiten. Als men anders handelt, wordt de toelating tot het Avondmaal aan willekeur en wanorde prijs gegeven, en wordt een gedragslijn gevolgd, bij welke het eenige middel om het Avondmaal heilig te houden aan den kerkeraad ontvalt.
Ik begrijp wel, dat er allerlei motieven kunnen zijn, die een ?Hervormde? of ?Luthersche? of ?Doopsgezinde" of ?Roomsche" dringen, om, al is er in de plaats zijner woning eene geïnstitueerde Geref. kerk en al gevoelt hij, dat hij daarbij thuis hoort, toch nominaal en formeel bij de kerk, met welke hij geestelijk reeds gebroken heeft, te blijven; familie-omstandigheden, vrees voor stoffelijken achteruitgang, enz. En dit zijn dan zeker ?verzachtende omstandigheden" voor zijn kerkelijke ontrouw aan den Koning der kerk. Maar zij kunnen toch niet maken, dat hij daarbij vrij uitgaat. Een kerkeraad mag m.i. ook niet medewerken om hem dat te doen denken, 't geen natuurlijk geschieden zou, als men iemand, die in zoo scheeve positie is, ging behandelen alsof die eigenlijk toch niet abnormaal was.()

 Dit lijkt ons helder, instructief en voldoende. Nogmaals, vergelijk dat eens met de praktijk in Drachten en elders in onze kerken!

Wordt vervolgd.




NOTEN
____________________________________________________________

1 Voor zover van toepassing ook antwoord aan GKv-Nijega.