Ethiek

In de pers

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Eenduidige binding

 

N. van Dijk

04-06-16

 

Het Nederlands Dagblad van 2 april berichtte over een voorstel van vertegenwoordigers van de PKN, de GKv, de CGK, de NGK en de voortgezette Gereformeerde Kerken om met elkaar ‘bijzondere betrekkingen’ aan te gaan. En steeds vaker is er te lezen over de wil om één kerk te vormen, ook wanneer er best stevige verschillen zijn over hoe je de Bijbel leest en hoe je omgaat met de belijdenisgeschriften.

 

Over zo’n verschil van inzicht als het gaat om bv. de essentie van de kerkdienst was te lezen in het ND van 22 februari. In een column ‘Preken als dienst’ schrijft Bert Loonstra (CGK) ongerust te zijn over onder meer een column ‘God groet niet’, geschreven door prof. dr. Ad de Bruijne (GKv). Deze zegt daarin:

 

‘Nog altijd zien veel mensen de kerkdienst als een soort dialoog tussen God en de gemeente. In de lezingen en het Woord spreekt God bijvoorbeeld, en in de gebeden en de liederen de gemeente’.

 

De Bruijne vindt het beter heel de kerkdienst te zien als een samenkomst van mensen. ‘In wat zij samen doen belooft God aanwezig te zijn en met hen om te gaan’.

Loonstra constateert dat we hier de duidelijke visie kwijt raken dat in de preek God tot ons spreekt.

 

“Kunnen we de preek nog beschouwen als dienst van de prediker aan het spreken van God tot de gemeente? Deze vraag raakt aan de essentie van de kerkdienst. Die essentie is dat zondige, kwetsbare mensen in contact komen met de eeuwige God, onvoorstelbaar groot in heiligheid en liefde. Zo kan bevrijding tot stand komen en de weg van vrede zich voor ons openen. In de kerken van de Reformatie geschiedt het contact in Woord en antwoord. Deze ‘communicatie’ is kwetsbaar, maar dat is geen reden het geheim van de communicatie in de eredienst minder centraal te stellen. In de prediking komt God ons tegemoet en spreekt ons aan. Dat belooft Hij. Dat gelooft de gemeente en daar verlangt zij naar. God roept ons tot leven; wij horen zijn stem en prijzen zijn naam”.

 

In een andere column in het ND schreef Ad de Bruijne over het bestaan van twee soorten gereformeerden die moeilijk samen door één deur kunnen (Gereformeerd 2.0, ND 9 april). Zijn verblijf in Amerika maakte hem dit duidelijk. Er zijn gereformeerden  die ‘gereformeerd’  beschouwen als een vastgelegde identiteit. (Zoals vastgelegd in bv. De Nederlandse Geloofsbelijdenis of de Westminster Confessie).  Meningen van anderen worden langs deze meetlat gelegd. De Bruijne voelde zich meer thuis bij een tweede categorie gereformeerden.  De zgn. ‘evangelisch- gereformeerden’ of ‘open-orthodoxe christenen’.

 

“Zij benaderen ‘gereformeerd’  als een verhaal dat nog niet is afgelopen. De Reformatie vormde slechts een fase in de kerkgeschiedenis en haar producten weerspiegelen onherroepelijk de beperkingen van hun tijd. Met deze insteek ontstaat ruimte voor kritiek  en alternatieve visies”.

 

De Bruijne noemt de toenadering tussen de verschillende gereformeerde (en wat minder gereformeerde) kerkgenootschappen die we momenteel beleven. Hierachter zit volgens hem een verschuiving naar een andere manier van gereformeerd-zijn. De Nederlands Gereformeerden bewogen zich al in de jaren 60 in de richting van  deze andere manier van gereformeerd-zijn. Toen leidde dat nog tot een fel conflict. Nu wordt de nieuwe toenadering juist mogelijk gemaakt 

 

“doordat ook de andere gereformeerden in hun richting gingen bewegen. Vandaag klinken bv. In de GKv opvattingen over rechtvaardiging en heiliging, de plaats van de wet, of het karakter van God die niet echt soepel passen bij de belijdenis. Massieve zekerheden maken plaats voor het besef dat veel geloofsinzichten beperkt en voorlopig blijven. Ook wie zich hierover zorgen maken, tolereren het wel. Dat alles bewijst volgens mij dat ook wij inmiddels op weg zijn naar die tweede manier van gereformeerd-zijn”.

 

De Bruijne vindt dit een  goede ontwikkeling maar tekent er wel bij aan dat we ons deze verschuiving meer bewust moeten worden.

 

Enkele predikanten die zich wel zorgen maken over deze ontwikkeling zijn Kim Batteau, Alko Driest en Aalzen de Jager. In een artikel in het ND (‘Eenduidige binding nodig’) uiten zij hun zorgen over het voorstel van de vertegenwoordigers van de genoemde vijf kerken om met elkaar ‘bijzondere betrekkingen’ aan te gaan, waarbij het dan gaat om het aanvaarden van elkaars leden en het onderling openstellen van hun kansels. Deze kerken staan bekend om het hebben van een band met de drie ‘Formulieren van Eenheid’: 

 

“Hoewel op verschillende wijze: de één weet zich eraan ‘gebonden’, de ander weet zich ermee ‘verbonden’”. 

 

Bij de aanvaarding van hun ambt wordt (in tegenstelling tot bv. in de PKN) aan toekomstige predikanten in de CGK en GKv een strikte en eenduidige binding aan de belijdenis  gevraagd,

 

“getuige de volgende zinsnede uit een ondertekeningsformulier: ‘wij verklaren oprecht en in goede consciëntie voor de Here, dat wij van harte gevoelen en geloven, dat al de artikelen en stukken van de leer, in de Drie formulieren van enigheid begrepen, in alles met Gods Woord overeenkomen’ (kerkorde CGK). 

Het gemak waarmee het ‘aangaan van bijzondere betrekkingen’ wordt voorgesteld, zal deze vijf kerken dringen in de richting van de praktijk van een modaliteitenkerk als in de Protestantse Kerk. Wij zijn ervan overtuigd dat een eensluidende ‘binding’ aan de belijdenis noodzakelijk is om werkelijk ‘erfgenamen van de Reformatie’ te blijven”.

 

Naar aanleiding van de onlangs gehouden Landelijke Dag in Bunschoten schreef ds. Aalzen de Jager op deze website een ingezonden. Hij uitte daarin ook zijn verdriet over het feit dat eenwording tussen DGK en GKN kennelijk zo een moeizaam proces is, dat de verhoudingen soms zo treurig zijn, en wie zou het daarin niet met hem eens zijn. Zo schrijft hij o.a.:

 

“Het zal duidelijk zijn dat éénwording van die beiden de stap van vele verontruste GKv'ers aanmerkelijk zal verlichten om zich daarbij te voegen. En ongetwijfeld was dat ook mee de onderliggende motivatie van het appel tot die éénwording”.

 

Ds. De Jager vraagt zich af “of wij samen wel aan het juiste front staan met ons breken en helen”. Hij wijst er dan op dat de vraag gesteld moet worden of we rond 2004 niet de eenheid hadden moeten zoeken met de HHK, die immers terugkeerde naar schrift en belijdenis.

 

Belangrijke vraag. Maar ook de vraag van De Bruijne blijft staan voor wie blijft binnen de GKv, die op weg is te veranderen in een kerk met duidelijk mindere binding aan de belijdenisgeschriften. Vindt De Bruijne dat erg? Nee, maar dat is niet zijn punt. Volgens hem moeten de vrijgemaakten zich deze verschuiving meer bewust worden en niet naïef alleen maar laten gebeuren.

Maar ook:  Wie zich zorgen maken over deze ontwikkeling, tolereren het wel, wat volgens De Bruijne het bewijs is dat de GKv op weg zijn naar die andere manier van gereformeerd-zijn.