Ethiek

In de pers

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Signalen 157

 

R. Sollie-Sleijster

02-12-23

 

Het klimaat van het absolute, maar dan anders

 

Nader Bekeken november 2023

 

Ds. Balten Pieter Hagens kijkt met een scherp oog naar het nieuw verschenen boek Niet zonder elkaar. Het boek verscheen bij Buijten & Schipperheijn naar aanleiding van de vereniging van de twee kerkverbanden GKv en NGK tot de Nederlandse Gereformeerde Kerken (eveneens afgekort NGK). De bundel bestaat uit vier onderdelen: Het Verleden, Voorzichtige Toenadering, De Hereniging en De Toekomst.

 

De kerkelijke breuk van 1967 ging ten diepste over ‘de binding aan de belijdenis en de waarde van kerk en kerkverband’. In het deel Het Verleden wordt vooral gekeken naar de kerkelijke machtsstrijd van de vrijgemaakte ‘ hoofdstroom’ met een ‘gematigder’ minderheid. Die hoofdstroom werd volgens Ab van Langevelde gedreven door ‘geestelijk perfectionisme’, wat met name uitkwam in het – absolute – ware-kerk-denken van die ene ware kerk met dat ene plaatselijke adres. De Open Brief van 1966 was een protest tegen dit ware-kerk-denken.

We lezen niet dat de Vrijmaking van 1944 geen kerkreformatie was. We lezen ook niet dat de kopgroep van het Open-Brief-Peloton in de jaren zestig naar hereniging met de synodaal-gereformeerde kerken streefde (en daar uiteindelijk ook terechtkwam). De NGK (oud) is de kopgroep hierin niet gevolgd, maar heeft wel zijn tolerantie-opvatting overgenomen en in praktijk gebracht.

Een verwijzing van Hans Werkman naar Calvijn is misplaatst. Calvijn waarschuwde weliswaar tegen ‘mensen die aan hun ergernis geen maat weten te stellen’, waarbij hij doelt op sekten als donatisten en wederdopers die permanent de kerk willen zuiveren, maar Calvijn zegt er met nadruk bij dat het niet zijn bedoeling is ‘zelfs maar de aller geringste dwalingen in bescherming te nemen’. In 1967 werden dwalingen wél in bescherming genomen door de binding aan de belijdenis te relativeren. Dat is een ander klimaat dan bij Calvijn.

 

De Voorzichtige Toenadering die vervolgens plaatsvond via het blad Saamhorig en het Gereformeerd Appel vloeit min of meer samen met de ‘oecumene van het hart’ van de Evangelische Omroep. Ook de oprichting van de ChristenUnie (januari 2000) is een concreet voorbeeld daarvan.

Ds. Jan Mudde zag binnen de GKv in die tijd al ontwikkelingen die een signaal waren dat de GKv naar de NGK (oud) begon toe te groeien, al was samenspreken een brug te ver. De grote vrijheid die de NGK zich veroorloofde in de omgang met de belijdenis en de leer van de kerk bleek in 2004 uit het openstellen van alle ambten voor vrouwen. Hierbij speelde de hermeneutiek een grote rol. Geen samenspreking nog, maar de GKv maakte het tegelijk echter wel mogelijk om plaatselijk samenwerkingsgemeenten te vormen. Bovendien waren sinds 1994 deputaten over en weer met elkaar in gesprek. Dat leidde tot meer vertrouwen en tenslotte tot overeenstemming over de hermeneutiek en het Schriftgezag, maar met verschil in praktische uitkomsten (de-vrouw-in-het-ambt). De weg naar hereniging lag nu open.

 

Onderweg naar die Hereniging werden ook in de GKv alle ambten opengesteld voor vrouwen. Er werd door de GKv schuld beleden over de ‘onrechtmatige veroordeling (1967) van de Open Brief’ en de weigering ds. B.J.F. Schoep op de synode van Amersfoort-West te ontvangen. Want in 'zijn' Open Brief werd de suggestieve vraag opgeworpen of je in de kerk niet met minder toe kunt dan met de gereformeerde belijdenis om zo al Gods kinderen te kunnen vergaderen. Maar dit streed met de van synodeafgevaardigden gevraagde instemming met de belijdenis.
Dit niet ontvangen van Schoep werd nu door de GKv aangegrepen om schuld te belijden. De kerkorde regelt daar immers niets over en 'dus' zou er geen kerkrechtelijke grondslag voor zijn geweest. Wel erg formalistisch!

Maar van de zijde van de NGK (oud) was geen enkele sprake van een inhoudelijke schuldbelijdenis. Zo kon de Nederlands gereformeerde Ad de Boer (regiegroep) constateren dat bij de hereniging dezelfde ‘hobbels’ genomen moesten worden ‘als die uit de jaren zestig, zoals binding aan de belijdenis en vrijheid van plaatselijke kerken’. Veelzeggend is dat deze hobbels inmiddels inderdaad zijn genomen via een nieuwe kerkorde die ‘vooral een Nederlands Gereformeerde geest ademt’ (een terechte constatering van Agnes Amelink).

Prof. Erik de Boer had de stille hoop dat deze schuldbelijdenis en spijtbetuiging ook bij de NGK tot heroverweging van eigen aandeel in de breuk (kritiek op de belijdenissen en gemorrel aan de afspraken van de kerkorde) zou leiden. Maar dat bleef uit. Blijdschap bij De Boer over de hereniging gaat gepaard met zorg over het onderwijs in de christelijke leer: catechese is niet meer gekoppeld aan de catechismus en de middag(leer)dienst is vaak afgeschaft. Ook de liturgische formulieren zijn niet populair.

 

Het vierde deel van de bundel gaat over De Toekomst, wat voor kerk wil dit herenigde kerkverband zijn?

Hagens laat reflectie over de gegeven antwoorden over aan anderen, maar verbaast zich over die sturende vraag, alsof ‘wij’ dat gaan bepalen. In het gespreksdocument Verlangen naar een nieuwe kerk (regiegroep) worden ‘Jezus Christus en zijn koninkrijk’ centraal gesteld. Onze band met Christus staat hier in het kader van ons verlangen om zelf vorm te geven aan onze relatie met Hem. Datzelfde zie je nu ook in de nieuwe kerkorde, met een grotere vrijheid van de plaatselijke gemeenten.

 

Hagens ziet een nieuw soort absolutisme: over waarheid valt te praten, maar eenheid moet. Daarin zijn we schatplichtig aan onze postmoderne cultuur. Het is iets anders dan we vroeger hoorden – maar tolerant-moeten-zijn is bepaald niet minder absoluut. De tijdgeest hijgt ons in de nek: we moeten inclusief zijn, elkaar de ruimte geven, maar niemand uitsluiten.

 

Zonder toetsing aan de Schrift wordt door de regiegroep de hereniging als het werk van God en zijn Geest geclaimd. God zou dwars door ons menselijk gedoe heen hebben gewerkt. Maar met zo’n claim maakt men ons menselijk gedoe onaantastbaar.

 

Jarenlang zouden we als kerken geleefd hebben in een sfeer van kerkelijke zelfverzekerdheid, vooral in de opbouw van een exclusief vrijgemaakte zuil. Maar intussen weten we het beter én weten we het allemaal niet meer zo zeker. Het gekke is dat we daarbij wel heel zeker weten dat we het niet meer zo zeker weten. Zelfs zo zeker dat we besluiten hebben genomen waardoor we als kerken al onze internationale contacten zijn kwijtgeraakt – om vervolgens voor die besluiten nota bene de HEERE te durven danken. Over katholiek-gereformeerd gesproken! Op diverse plaatsen in de wereld is er gebeden om onze bekering.

Maar daarover leest Hagens niets in Niet zonder elkaar.