Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Verandering in Schriftverstaan

 

N. van Dijk

21-02-15

 

Het tijdschrift ‘De Reformatie’ is samengegaan met ‘Opbouw’ en heet nu ‘Onderweg’. En ook de beide kerkverbanden GKV en GKN groeien steeds meer naar elkaar toe, d.w.z. in de manier waarop de Bijbel gelezen en uitgelegd moet worden zijn de GKV steeds meer toegegroeid naar de NGK.

In het laatste nummer van ‘De Reformatie’, dat als thema had ’90 jaar De Reformatie’, schrijft prof. dr. G. Harinck een artikel over Vernieuwing en Vrijmaking. Hij geeft ook aandacht aan het theologiseren van K. Schilder en K. Barth. Schilder werd in 1924 lid van de redactie van de Reformatie. Barth was

 

“tegelijkertijd zijn inspirator en opponent. Theologiseren en kerk-zijn moesten modern worden, zoals Barth zei, maar wie gereformeerd wilde blijven moest wat Schilder betreft vooral niet moderniseren op de manier van Barth”.

 

Bij Barth kwam het werken van God in de geschiedenis in het nauw. De mens stond tegenover God, en God nooit naast de mens. Schilder hield vast dat God met ons was en dat wij ons Gods kinderen mochten noemen. Schilder vond dat Barth de secularisatie bevorderde in zijn houding t.o.v. het christelijk onderwijs, christelijke politiek of pers. “Vóór het uitdrukking geven aan de verantwoordelijkheid die God de mens gaf, of tegen de hoogmoed om enige daad of instituut christelijk te noemen”.

 

In een publicatie van René Barkema (AD Charta reeks nr. 12) ‘Nee tegen Karl Barth?’ blijkt een positievere houding tegen Barth. Aan het slot van de uitgave merkt hij op:

 

“In de Schrift klinken veel minder normatieve woorden dan door veel gereformeerd-vrijgemaakten gesuggereerd is. Gods weg en wil zijn niet één op één van de bladzijden van de Schrift af te lezen. Daar speelt juist die weging weer een rol. Op dit punt komt Barth dichter in de buurt van de Heidelbergse Catechismus: dat Jezus Redder en Heer is, is niet primair of niet alleen bekend uit de duidelijke Schrift, maar is de mens bekend door ‘het heilig evangelie’ (zie H.C. antw. 19).  In de verwoording van het Evangelie heeft de heilige Geest zijn inspirerend werk gedaan, bij de lezing en verwerking ervan doet de Geest het werk dat terecht getypeerd mag worden als Verlichting met een hoofdletter V. Zonder dat werk blijft God in de hemel en de mens op aarde. Dankzij dat werk mag hij leven in Gods nabijheid, dat altijd een groot geheimenis blijft. Naar dat geheimenis heeft Barth vaak verwezen. Alleen daarom al is de theologie van Karl Barth niet met een afwijzend ‘nee’ te beantwoorden”.

 

In de publicatie ‘Vrijgemaakt? Dertigers over het leven in een gereformeerde zuil’ schrijft ook Rikko Voorberg al vroeg onder de indruk geweest te zijn van de theologie van Barth. In zijn artikel ‘Op weg naar verwarring’ schrijft hij over zijn studie aan de theologische universiteit in Kampen. Hij was opgegroeid met een

 

“zeker weten, waarmee ik alles voor betrouwbaar hield wat God ons in zijn woord geopenbaard heeft. We hadden één Bijbel en die zat tjokvol waarheid. Er waren 7 keer 24 uur schepping geweest en we wachten op een hemel vol gouden straten waarop we de rest van de eeuwigheid konden staan zingen”.

 

Maar zijn helder weten van vroeger is vervangen door een “onzekere wereld van woorden en beelden die meerduidig zijn”. Terwijl in Kampen laatdunkend de historische kritiek werd afgewezen begon er bij Voorberg iets te knagen. Naar eigen zeggen veel te vroeg in zijn studie las hij al hele stukken Duitse tekst van Karl Barth en was verbijsterd door

 

“de schoonheid en de overtuigingskracht van een theologie die zo weinig zeker wist. Ik was onderweg. Niet langer overtuigd van de helderheid van de schrift. Niet langer beschermd door het bastion van zeker weten. Niet langer bereid om mij de dingen te ontzeggen voor de Heer als bioscoopbezoek, caféavonden op zondagavond, reizen op de Dag des Heren – niet omdat ik deze dingen persé wilde, maar omdat ik de redenering erachter niet meer geloofde. Een onzekere tijd. Ik was op weg zonder precies te weten waarheen en dat was prima. Nooit los van God, wel van het fundament waarop Gods troon stond.

Het is nu jaren later. Ik ben een kerk begonnen die ook niets zeker weet, behalve dat we nu elke zondagochtend samen willen komen om het eten te delen en de Bijbeltekst van die ochtend uit te pluizen. In het geloof dat dat goed is. Het einde is altijd open, want we zijn samen op weg. Verwarring is een kernwaarde geworden van mijn werk”.

 

Terwijl in de GKv de theologie van Barth de laatste decennia veel positiever wordt gewaardeerd en daarmee de historiciteit van bepaalde Bijbelgedeelten meer in twijfel wordt getrokken, houdt dr. P. de Vries (Boven-Hardinxveld) een pleidooi voor het wezenlijke belang van de historische betrouwbaarheid van de Bijbel voor het geloof. In het Kerkblad van de Hersteld Hervormde Kerk (27 november 2014) schrijft hij dat tot aan de Verlichting de historische betrouwbaarheid vrijwel nooit in twijfel werd getrokken binnen de Christelijke kerk. Maar nu zijn er in toenemende mate ook binnen de kerk vragen bij de betrouwbaarheid van de Schrift.

Volgens dr. De Vries is het prijsgeven van de realiteit van de Bijbelse geschiedenis in het algemeen en van de heilsfeiten in het bijzonder verbonden met een verkeerde visie op de verdorvenheid van de mens.

 

“Als de mens niet totaal verdorven is en zijn situatie niet hopeloos is, is het niet meer essentieel dat Christus werkelijk de schuld heeft verzoend en de dood overwonnen. In de vorige eeuw liep Barth als jong predikant vast met de liberale theologie. Hij greep terug op de orthodoxe theologie maar vulde de concepten daarvan met een nieuwe inhoud. De Bijbel is voor hem niet het Woord van God, maar hij ziet de Bijbel als een feilbaar getuigenis dat naar het Woord van God verwijst. Barth lijkt wel vast te willen houden aan de feitelijkheid van de maagdelijke geboorte en de opstanding. Voor de zondeval geldt dat echter niet”.

 

Barths theologie is wel getypeerd als een nieuwe vorm van orthodoxie, maar ds. De Vries wil hier niet in meegaan, alleen al

 

“het loslaten van de zondeval als historisch feit heeft grote gevolgen voor het verstaan van de Bijbelse boodschap. Als de zondeval geen historisch feit is, is de zonde er altijd geweest. Het is niet toevallig dat bij Barth het onderscheid tussen schepping en verzoening verdwijnt. De schepping is zelf al openbaring van de verzoening”.

 

In de wereldkerk is een toenemende waardering voor Barth te zien en ook in Nederland wordt in kringen waarin tot voor kort de theologie van Barth als een bedreiging werd gezien voor het bewaren en doorgeven van de Bijbelse boodschap, nu door leidinggevende theologen lovend over hem gesproken.

De Vries noemt dan de Gereformeerde Bond in de PKN, de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. Ook een theoloog als Van de Beek heeft eenzelfde Schriftvisie. De Schrift zou meer dan eens onjuiste historische informatie geven en is geen innerlijk consistent geheel.

Met klem wil dr. De Vries hiertegenover inbrengen

 

“dat het onmogelijk is de boodschap van de Bijbel getrouw te bewaren, als wij de feitelijkheid van wat de Bijbel als geschiedenis meedeelt, betwijfelen. Wie de Bijbelse geschiedenissen niet als feitelijk ziet, zet vragen bij het feit of God wel werkelijk handelt in de geschiedenis. Theologie – en binnen de theologie Bijbelwetenschap – kan nooit op neutrale wijze worden bedreven. Theologie is gelovig nadenken over God wetend dat de Bijbel als Zijn Woord daarbij onze bron en norm is. Fundamenteel is dat God werkelijk bestaat. Hij is onze Schepper. Wij hebben tegen Hem gezondigd en kunnen alleen toegang tot Hem krijgen door Zijn Zoon Die God bleef maar mens werd en nadat Hij plaatsvervangend aan het kruis was gestorven, opstond uit de doden. Wie vernieuwd wordt door Gods Geest, wordt een pelgrim en zal als het nieuwe Jeruzalem neerdaalt uit de hemel (ook dat zal een historisch feit zijn) deze stad binnengaan.

Alleen God Zelf geeft ons volkomen zekerheid van Zijn bestaan en van de waarachtigheid van Zijn Woord. Dat maakt het bestaan van God en van de betrouwbaarheid van Zijn Woord niet tot een subjectief gebeuren. Doorslaggevend is voor een christen dat de Heilige Geest hem van de waarheid van de Schrift overtuigd heeft en telkens weer overtuigt”