Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Dogmatiek is vrededienst

 

R. Sollie-Sleijster

04-04-15

 

Onlangs troffen wij via de site van de Theologische Universiteit te Kampen een essay van dr. J.M. Burger met als titel Theologisch doordenken over de praktijk, click hier.

Hierin staan veel van zijn dogmatische ideeën en de achtergronden daarvan. Burger gaat in dit opstel uit van de vraag: Hoe kan de bijbel een lamp voor je voet en een licht op je pad zijn? (Ps. 119,105). Omdat dr. Burger onze nieuwe dogmaticus is aan de TUK, hebben we zijn verhaal met veel belangstelling gelezen. We willen hier graag beknopt iets van zijn gedachten weergeven.

 

Bij de noten onder Burgers essay troffen we een verwijzing aan naar het boekje In dienst van de vrede van onze oud-dogmaticus prof. J. Kamphuis. Prof. Kamphuis geeft daarin bij zijn aantreden als docent dogmatiek zijn gedachten over 'De kerkelijke consensus als dogmatische factor. Rede gehouden bij de overdracht van het rectoraat der Theologische Hogeschool van De Gereformeerde Kerken in Nederland op 6 december 1979.'

Ook van deze rede geven we een samenvatting, waarbij we ons beperken tot hoofdstuk 3: De consensus als dogmatische factor binnen het huidige neo-protestantisme.

 

Zo'n 35 jaar is verlopen tussen beide publicaties. Wat valt op? Hoe zit dat met die consensus en hoe kijkt dr. Burger naar consensus en Schriftgeloof? Liggen de opvattingen in elkaars verlengde? En geldt de definitie van dogmatiek (1) nog of is die aan vernieuwing toe?

 

Om hier zicht op te krijgen beginnen we met wat aanhalingen uit hoofdstuk 3 van In dienst van de vrede, om vervolgens het artikel van dr. Burger te bezien. Zo hopen we antwoorden op onze vragen te vinden.

 

Prof. J. Kamphuis

De kerkelijke consensus als dogmatische factor.

 

De term 'neo-protestantisme'

Al direct worden we geconfronteerd met de term neo-protestantisme. Wat betekent die term?

Prof. Kamphuis omschrijft deze term als enerzijds aangevend dat men positieve aansluiting zoekt bij de Reformatie van de 16de eeuw en anderzijds dat men zakelijk-theologisch gezien tegenover diezelfde Reformatie en haar belijdenis staat. Een theologiseren is op gang gekomen dat haaks staat op het geloof van de Reformatie, maar wel pretendeert bij de gereformeerde traditie aan te sluiten.

 

Het neo-protestantisme contra de éénheid van de Schrift

Prof. Kamphuis constateert dat het neo-protestantisme de consensus van de Reformatie als gefundeerd in het geloof aan de eenheid van de Schrift als Woord Gods afwijst, expliciet dan wel impliciet. Hier ligt, bij alle overige dissensus en contrast, zakelijk een consensus, zij het in het negatieve. Het Schriftgeloof van de christelijke kerk en van de Reformatie wordt graag voorgesteld én afgedaan als 'fundamentalisme'. Een definitie van 'fundamentalistisch': men beschouwt de bijbel naar inhoud en naar vorm, als geheel en in elk onderdeel voor absoluut gezaghebbend.

 

Een eigentijds verstaan van de bijbel

Dit is een negatieve overeenstemming, consensus, die destructief is en zich op tal van punten uitwerkt. Prof. Kamphuis gaat uit van de serie voordrachten die destijds in de Theologische Etherleergang van de N.C.R.V. werd gegeven. In het vervolg van dit hoofdstuk oriënteert hij zich op dat 'eigentijdse' materiaal.

 

Het neo-protestantisme en de autonomie van het historisch-kritisch onderzoek

Het neo-protestantisme gaat uit van het goed recht van het autonome historisch-kritische bijbelonderzoek. De bijbel wordt gezien als een menselijk boek en daarom behoeft het historisch-kritisch onderzoek, dat onderdeel is van de algemeen menselijke wetenschap, hier voor geen enkele grens halt te houden. Het getuigenis van de Heilige Geest in onze harten dat de boeken van de Heilige Schrift 'van God zijn' (art.5 NGB) 'ontsnapt' niet alleen aan iedere vorm van wetenschappelijke registratie, maar kan ook zuiver wetenschappelijk onderzoek nooit in de weg staan'. Het Schriftgeloof is namelijk uitgeschakeld in de bekende boedelscheiding tussen geloof en wetenschap. Wel is men zich er bewust van dat wijsgerige vooronderstellingen in het spel kunnen zijn, maar dat kan het fundamentele neutralisme in de methode van bijbelonderzoek niet keren. Het is geëmancipeerde wetenschap, los van het gezag van het Woord van God. Daarom 'verdrinkt' dat Woord in dat van de menselijke getuigen. In deze consensus van de vakgeleerden blijkt het mééster-schap in de kérk. Chomjakov (oosterse orthodoxie) merkte al in de 19de eeuw op tegen het westerse protestantisme van zijn dagen: de onfeilbaarheid van de Paus is door de onfeilbaarheid van de universiteitsprofessoren vervangen, wat in de grond hetzelfde betekent. Zo zien we de paus en de professor als de mond van een gegroeide (destructieve) consensus.

 

Dissensus in de bijbel

Als gevolg hiervan zien we een veelheid van theologische concepties binnen het Oude en Nieuwe Testament. Dit leidt tot een veelheid van confessies. In verband daarmee is er een omvangrijke discussie ontstaan of er van een 'canon in de canon' of een 'midden van de Schrift' gesproken zou kunnen worden. Een discussie zonder einde met varianten zonder tal. Vandaar dat, wil men nog iets redden van het boek dat Bijbel heet men spreekt over de consensus in een basisformule: 'Jezus is de Christus, de Zoon van God'. Men ziet in de openbaring verschillende facetten, misschien modaliteiten, elk eenzijdig, samen veelzijdig. Misschien moeten we zelfs spreken van richtingen in de bijbel, omdat de waarheid ingaat in menselijkheid die ook hun onwaarheid bevat, zodat onderlinge tegenstellingen ontstaan.

 

Een bijbelse 'basisformule'?

Er is dus een 'basisformule' van de Schrift, een 'midden', hoe onkenbaar ook, omdat iedere theologie zich in een eigen interpretatie ervan meester maakt. Toch moet dit postulaat, deze theoretisch onbewijsbare stelling, gehandhaafd worden, want er moet ergens een wijkplaats voor het geloof zijn. Net zoals 'ergens' de autonome theoloog ook een legitieme plaats in de kérk wil hebben. Dat is dan de 'harmonie' tussen wetenschap en geloof die het 'eigentijdse verstaan van de bijbel' oplevert. Maar die eerder aan de theoloog veiligheid verschaft in én tegenover de kerk dan aan de kerk veiligheid tegenover de aanspraken van de theologie. Want: vakmanschap moet meesterschap blijven. De kerk is aan het vakmanschap van de theologen en hún consensus overgeleverd. Universitaire eendracht maakt kerkelijke macht. Als het 'sola scriptura' een vraagteken krijgt, dan krijgt de noodzaak van de theologische consensus een uitroepteken!

 

De weke canon

Deze consensus maakt de canon van de Schrift zó week als het in de theologen-kraam te pas komt.

Enerzijds vervluchtigt het concrete historische spreken van de Schrift en anderzijds eist het gesloten wereldbeeld zijn tol. Het historische wordt 'gefilterd', zowel ten aanzien van de schepping als van de toekomst. En het gesloten wereldbeeld? Engelen worden bijvoorbeeld tot bijzaak verklaard, om over de duivelen maar te zwijgen. Deze consensus is nooit definitief, altijd in wording. Maar ze beschikt niettemin over grote macht. De gemeente is aan haar overgeleverd. Zij maakt uit wat de gemeente moet horen, wat zij mag horen én in welke rángorde .De opstanding staat boven de maagdelijke geboorte en de leer van de schepping is wel belangrijk, maar staat toch secundair ten opzichte van de leer van het verbond, terwijl de schepping uit niet in de gemeente onderwerp van dispuut kan blijven.

 

Het ontstaan van de neo-protestantse consensus

Hoe ontstaat die consensus die praktisch normatief is voor de kerk?

Dat is een ingewikkeld proces. Het neutralisme van de bijbelwetenschappen speelt een beslissende rol. Maar ze zijn natuurlijk allerminst neutraal. 'Het moderne levensbesef' kan zich verzetten. Paulus schrijft dan wel over de positie van de vrouw in de gemeente zoals hij doet, maar als het moderne levensbesef zich verzet, dan wordt aan het Woord de stem ontnomen. Dan is er antiquering in het spel: wíj weten beter!

Voor velen is de aansluiting aan de progressieve trend van het huidige levensbesef van grote betekenis. Geeft een theologische stelling opening naar de toekomst volgens de huidige opvatting? De neo-protestantse theologie wil een synthese tussen uit de Schrift geselecteerde elementen en het moderne, gesloten wereldbeeld, inclusief het moderne levensbesef. Zo hoopt men met deze synthese op voortgaande consensus en werkt daarop aan. En voor zover bereikt, daar vanuit werken met negatie van niet-welgevallige geluiden.

Daarbij maakt men zich sterk met wijsgerige richtingen. De geseculariseerde filosofie neemt dan de plaats in van het verworpen Schriftgeloof. Sinds de Verlichting wordt het beeld bepaald door de synthese tussen de 'protestantse' theologie en de filosofie. De theoloog is de man die de consensus van het moderne levensgevoel en de heersende denkrichting aan het licht brengt en daaraan de nodige religieuze wijding geeft.

 

Geseculariseerde filosofie: steunsel en graf

Maar de prijs is hoog! Want deze autonome filosofie vult het vacuüm op dat is ontstaan doordat de leer van de Schrift uit de weg is geruimd als gezag-hebbende instantie. En dat vond plaats waar men zich de naam van kerk toekent!

Maar als de openbaring wordt weggedrongen, dan dringt gelijktijdig de pseudo-openbaring op. Dat is de rol van de autonome wijsbegeerte. Maar de wijsgeren wisselen elkaar af. De theologie voert niet meer de wetenschap aan, zoals in de middeleeuwen en tijdens de Reformatie, maar zij levert achterhoedegevechten. De ene filosofie is nauwelijks verschenen of ze wordt door de volgende afgelost. Zo hinkt de kerkelijke Verlichting achter de geesteswetenschappelijke ontwikkeling aan.

Voor Verlichting kun je ook 'neo-protestantisme' zetten en denken aan de afgelopen eeuwen. 'De geseculariseerde filosofie is haar noodwendig steunsel en haar even noodwendig graf.'

 

Noodzakelijk retour

We zullen 'in dienst van de vrede', de vrede van de kérk, en terwille van de rechte overeenstemming vóór alle dingen terug moeten naar de gelovige erkenning van het gezag van de éne Schrift en de éne leer der zaligheid!

Tot zover prof. Kamphuis.

 

Dr. J.M. Burger

Theologisch doordenken in de praktijk.

 

We zullen nu luisteren naar dr. Burger.

Dr. Burger zoekt een antwoord op de vraag: hoe kan de bijbel een lamp voor je voet en een licht op je pad zijn? Hij wil dit doen vanuit de praktijk. En dat is wat theologie doet: kritisch doordenken over de praktijk vanuit een theologisch perspectief.

Een praktijk komt niet uit de lucht vallen, vandaar dat Burger begint met de achtergrond van onze huidige praktijk. Is er sprake van funderingsdenken en wat betekent het einde van het funderingsdenken?

Als tweede wil Burger ingaan op de vraag wat hij onder hermeneutiek verstaat, om daarna de verhouding van openbaring en ervaring nader te bekijken. Tenslotte zegt hij nog iets over het bipolaire model van Heitink.

 

1. Funderingsdenken en het einde ervan

 

Het funderingsdenken is een klassieke westerse theorie over theorievorming, die vooral in de moderniteit uitgewerkt is en aan invloed heeft gewonnen. Uit deze theorie blijkt een verlangen naar waarheid en zekerheid. Wetenschappelijke kennis moet zekere kennis zijn, ware kennis. We hebben een stevig fundament van zekerheden nodig. Daar kunnen we op voortbouwen. Maar dr. Burger verbindt hieraan angst, de angst van Descartes, Cartesian anxiety, angst voor onzekerheid. Daardoor zou als er geen vaste zekerheid is alleen maar subjectiviteit en relativiteit overblijven. Hier legt hij een verbinding met de christelijke orthodoxie. Die zou door het funderingsdenken in de verdediging zijn gedrongen. En zijn vraag is of die orthodoxie in die verdediging niet teveel de wapens van het funderingsdenken heeft overgenomen en zich teveel aan de moderniteit heeft uitgeleverd.

 

Hoe modern is de gereformeerde theologie?

Tegenover de kerk en de autoriteit van de paus heeft het funderingsdenken zich ontwikkeld, vrijwel gelijktijdig met de moderniteit

'Het is dan verleidelijk om die Bijbel te karakteriseren als een alternatief fundament voor zekere en ware kennis. Hetzelfde funderingsmodel met een ander fundament. Net als in de moderniteit kregen kennistheoretische vragen veel aandacht. Zo heeft de openbaringsleer in de gereformeerde theologie een primaire plaats gekregen. De verantwoording van de christelijke geloofszekerheid kwam los te staan van de heilsleer en kreeg een formele behandeling aan het begin van de dogmatiek.'

 

Hoe kan er sprake zijn van absolute zekerheid?

'Deze vraag werd opgelost door onderscheid te maken tussen een objectief kenprincipe (de openbaring en de Schrift, met als onderliggende garanderende voorwaarde de inspiratie) en een subjectief kenprincipe (het geloof, met als onderliggende garanderende voorwaarde de wedergeboorte en de verlichting door de Heilige Geest). Verder proef je in de teksten van Kuyper en Bavinck de angst van Descartes op de achtergrond.'

 

Maar wat is hier mis mee?

'Het antwoord is dat het funderingsdenken gedoemd is om te mislukken. De postmoderniteit kan mee begrepen worden als een crisis, het mislukken van het funderingsdenken.'

 

Wat zijn de problemen van het funderingsdenken?

'Er is geen fundament dat zelfevident is. (–) Ook de bijbel kan niet dienen als absoluut zeker fundament. Alleen al rond de bewaarde tekst, de vertaling, en de uitleg van de bijbel zijn teveel momenten van onzekerheid die de gevraagde absolute zekerheid onmogelijk maken. (–) Een goede beschrijving van de herleiding van zekere kennis tot het zekere fundament ontbreekt dus.'

'Het funderingsdenken gaat er ten onrechte van uit dat deze zekerheden vertaald moeten worden in een absolute theoretische zekerheid. Het verwart een theoretisch concept van absolute zekerheid met een praktisch concept van diepgewortelde overtuiging.'

'Uit filosofisch oogpunt hebben mensen geen absolute theoretische zekerheden nodig. Relatieve zekerheden voldoen prima. Het is onwaar dat de alternatieven zijn óf objectieve kennis, óf subjectivisme en relativisme.

Theologisch bezien ligt er onder de angst van Descartes een diep verlangen naar houvast. Dit probleem is niet kennistheoretisch op te lossen. Het is God die hier de oplossing moet bieden door ons te verlossen.

Onder invloed van het funderingsdenken wordt er in de gereformeerde theologie een formele behandeling gegeven van zekerheid. Dit doet geen recht aan het soteriologische karakter van de geloofszekerheid, die verbonden is met inhoudelijke en persoonlijke motieven: de inhoud van het evangelie van Jezus Christus.

Funderingsdenken leidt ertoe dat onzekerheden weggemoffeld moeten worden omdat die het absoluut zekere karakter van het fundament ondermijnen. Hierdoor wordt eerlijke bezinning op tekstkritische en hermeneutische vragen bemoeilijkt. Deze vragen ondermijnen namelijk de gewenste theoretische zekerheid.

Eerlijke bezinning op hermeneutische vragen moet het funderingsdenken ondermijnen en het fiasco ervan wel aantonen. Ze bijten elkaar. Dat maakt een gesprek tussen aanhangers van funderingsdenken en van een hermeneutische benadering tot een moeizame aangelegenheid.'

'Ik neem hierboven afstand van een filosofische theorie over theorievorming en van een theologische reactie hierop in bezinning op de Schrift en op geloofszekerheid. Daarmee is niet gezegd dat de Schrift geen belangrijke rol meer zou hoeven te spelen. Ook is niet ontkend dat er geloofszekerheid mogelijk is. Ik neem alleen afstand van een theorie over de Schrift en over geloofszekerheid. Ook de fundament-metafoor hoeft zelf niet opgegeven te worden. Het is immers een bijbelse metafoor. Belangrijk is wel om te zien dat Christus als eerste genoemd wordt als het om het fundament gaat, en niet de Bijbel (1 Cor.3,11).'

 

2. Een gereformeerde hermeneutische benadering

 

Dr. Burger geeft vervolgens een tussenrapportage waar hij zelf nu staat:

 

a. Hermeneutiek vat hij op als bezinning op het verstaan, waarbij hij het breder opvat dan als bezinning op de Bijbel.

 

b. Als zondige mensen hebben we verlossing nodig. Hermeneutiek is daarom onderdeel van de soteriologie. De schriftleer hoort bij de heilsmiddelen, niet aan het begin van de dogmatiek. En daarom staat de vraag 'Wat zegt de Bijbel?' altijd in het kader van de grotere vraag: 'Wat is de weg van God, waarlangs Hij ons van zonde wil bevrijden en ons leven wil vernieuwen?'

 

c. Vernieuwing van ons leven begint met vernieuwing van ons verstaan, maar verlossing is veel breder en toch onmogelijk zonder dat nieuwe verstaan. Zo krijgen we

  • een nieuw schriftverstaan, die oude boeken hebben een centrum en een centrale boodschap: het goede nieuws van Jezus Christus.
  • een nieuw zelfverstaan. Ik zie mezelf als een groot zondaar die tegelijk is verlost van zonde, die in Christus mag bestaan, gestorven voor de zonde, een nieuwe schepping, tempel van de Heilige Geest, kind van God.
  • een nieuw wereldverstaan. Deze wereld is geen chaos, overgelaten aan toeval en noodlot, geen strijdperk van goede en kwade machten, maar een door God gewilde schepping, gevallen door de zonde, maar ook bestemd om verlost te worden.

d. Dit nieuwe verstaan is verbonden met het handelen van de drie-enige God. Verstaan is theologisch bezien verlost worden, nieuw inzicht krijgen. En pas wanneer het gaat over ons delen in Christus door de Heilige Geest en wij met God gaan meewerken, pas dan komt ook onze hermeneutische competentie aan bod. Eerst passiviteit, afhankelijkheid van het handelen van God zelf:

De Vader zoekt ons vol liefde op en openbaart zichzelf.

De Zoon spreekt ons aan, is ons leven, sterft voor ons en staat voor ons op. Zo verlost hij ons van zonde, geeft hij ons een nieuwe identiteit en een nieuwe positie. Hij bevrijdt ons van zelfhandhaving, egoïsme, verblinding, trots, domheid en leugen, die ons kennen en verstaan in de weg staan. Van daaruit mogen wij opnieuw gaan kennen. Gaan delen in Christus betekent ook gaan delen in zijn verhouding tot de wereld en zo gaan kijken met zijn ogen.

De Geest leidt ons in de waarheid en laat ons delen in Christus. Hij verlicht ons hart en onze ogen en laat de vrucht van de Geest in ons leven rijpen, die ook hermeneutische deugden omvat.

 

Dr. Burger vervolgt met een paar aanvullende stellingen.

  • Theologisch nadenken is een vorm van theoretische reflectie die altijd plaatsvindt n.a.v. praktische problemen. Denken start in de praxis en we denken ten dienste van de praxis. Daarom is het belangrijk om steeds te bedenken wat de praktische aanleiding was en wat de praktische belangen.
     
  • Theologisch nadenken is een menselijke activiteit, gebonden aan menselijke eindigheid. Vanuit die zondige eindigheid ontstaan er problemen. 'Ik ben gevormd door mijn aanleg en zonde, mijn leven, mijn kerkelijke traditie, mijn huidige levenssituatie. Dat perspectief werkt door in mijn verstaan, interpreteren, denken, spreken, handelen'.
     
  • 'Enorm belangrijk om te beseffen dat ik zelf eerst verlossing nodig heb. Mijn verstaan moet vernieuwd worden. Mijn godsbeeld, mijn inzicht in de Schrift, mijn zelfbeeld en mijn kijk op de wereld beïnvloeden mijn verstaan en nadenken. Zo bevind ik mij in het veld van Vader, Zoon en Geest. Liefde voor God, verbondenheid met Christus en leiding van de Geest zijn voorwaarden voor verstaan'.
     
  • Hermeneutische deugden: vertrouwen, liefde, vermogen tot zelfkritiek, bekering, openheid, eerlijkheid, trouw en geduld (Gadamer). Eerst moeten we het over die deugden hebben en pas dan over hermeneutische competentie.
     
  • Perspectieven. Hier noemt dr. Burger een vijftal (praktisch, historisch, systematisch, e.d.), maar voegt er in een noot aan toe:
    'Overigens komt deze opsomming van perspectieven en de formulering van hun eigen aard voort uit de overtuiging dat de systematische theologie (dogmatiek en ethiek) fundamenteel praktisch moet zijn. De hier genoemde praktische perspectieven verschillen van een praktisch-theologisch perspectief dat zich als handelingswetenschap richt op het handelen van de kerk en haar leden.'
     
  • Hij vervolgt: 'Iedere theoloog uit verleden en heden heeft weer zijn eigen perspectief, maar ook de Bijbel, geschreven door meerdere auteurs, bevat vele perspectieven. Bovendien moet daarbij in rekening worden gebracht dat theologisch nadenken moet gebeuren in relatie tot het christelijk geloof, zoals de traditie dat aanreikt, de eigentijdse levenservaring en wat geldt als de wetenschappelijke kennis op een bepaald moment, het kerkelijk instituut, maatschappelijke instituties van staat, politiek, recht en economie, en moet de theoloog zelf niet buiten schot blijven' (Dalferth).

3. De vele perspectieven en de ene bijbel

 

De perspectieven vormen samen één hermeneutische beweging. Maar in de praktijk lopen ze door elkaar, anders komt er nooit een creatief denkproces op-gang. Dalferth zegt dat theologie bestaat in de kunst om verschillende perspectieven met elkaar te combineren.
 

Welke plek heeft de bijbel dan nog?

'Het sola scriptura is een hermeneutische illusie', zo stelt dr. Burger. 'Op zichzelf bezien is het een abstractie die hermeneutisch gezien niet vol te houden is. Het sola scriptura was nodig tegenover een kerk die dwaalde. Doel was de kerk terug te roepen op het rechte pad. Maar de ontwikkeling van de moderne bijbelwetenschap laat zien dat de bijbeltekst op zichzelf onvoldoende is om de schrift te laten functioneren. Wat overblijft is een verbrokkelde bijbel en een plurale kerk (Dalferth).'

 

Kan de schrift dan nog wel canon zijn?
Kan de Schrift wel een eenheid zijn die een duidelijke weg wijst? Of is dat onmogelijk? Moeten we terug naar de kerk en traditie als hoedsters van de waarheid? Maar dan zijn we terug bij Rome.
Maar Burgers bedoeling was om de Bijbel de beslissende stem te geven. De Bijbel is geen koor met dissonante stemmen, maar een koor met een duidelijk centrum: Jezus Christus. Daarom kan de Bijbel de beslissende stem in de theologie krijgen en canon zijn en blijven. Voorlopig wil Burger niet spreken van de Bijbel als fundament, maar van de bijbel als canon.

Alleen zo kan de Bijbel als sola scriptura worden gelezen als zij verbonden is met de andere sola's: solus Christus, sola fide en sola gratia.

De verwerkelijking om de Schrift doorslaggevend te laten zijn, is op geen enkele manier definitief theoretisch te waarborgen. Dat wij erin slagen om dat toch te doen is een geschenk van Gods genade. Deze vier sola's kunnen alleen bestaan binnen de kerk, als het lichaam van Christus.

 

4. Bipolariteit: openbaring en ervaring

 

Wat vindt dr. Burger hiervan en hoe kijkt hij aan tegen de verhouding van openbaring en ervaring?

Het model van Heitink gaat uit van twee polen: God blijft God en de mens wordt mens. Leer en leven, (–), openbaring en menselijke ervaring, goddelijkheid en menselijke werkelijkheid worden zo op elkaar betrokken dat het ene moment niet zonder het andere tot zijn recht kan komen. Dr. Burger heeft bezwaren tegen dit model omdat er veel meer perspectieven zijn. Het doet geen recht aan de veelheid van perspectieven en aan de creatieve kunst van het combineren die dit vraagt van de theoloog-hermeneut. Ook getuigt het model z.i. te weinig van de intentie om de Schrift in het gesprek de doorslaggevende plek te geven die de bijbel als canon toekomt.

 

Maar welke oplossing ziet dr. Burger hier?

De theologie is niet normatief. De bijbel is wel belangrijk voor de theologie, maar dat verandert hier niets aan. De canon is normatief, de theologische wetenschap niet.

Het gaat in de spanning tussen perspectieven om het conflict van interpretaties. Mensen staan verschillend in de wereld. Daarom is dit conflict niet op te lossen met een beroep op een norm en ook niet met een beroep op gezag. Voor een oplossing zijn we afhankelijk van verlossing.

Die verlossing is veel rijker dan normativiteit. Het gaat over verzoening, herstel, nieuw leven. Hermeneutiek is veel breder geïnteresseerd dan in normativiteit: het gaat ook om waarheid en betekenis. Normativiteit komt aan de orde bij handelingsvragen.

Goede theologie komt overeen met de bijbel.

 

Zijn wij gerechtvaardigd om te claimen dat we iets weten of overtuigd zijn van een bepaalde opvatting?

Deze vragen van de ethiek van het geloof zijn ook normatieve vragen. En binnen de praktische theologie als het gaat om adequaat kerkelijk handelen. Ook dan kan de Schrift als canon en norm ter sprake komen.

 

Maar er is meer dan normativiteit, want we worden gerechtvaardigd niet door ons handelen, maar door geloof alleen. In het geloof gaat het primair om zijn en om waarheid. De rest komt later wel.

 

Burger laat zien dat Dalferth, Wolterstorff, O'Donovan en Milbank op hun wijze normativiteit vorm proberen te geven. Ieder vanuit zijn eigen perspectief.

Hij concludeert dat wie gelooft in Jezus Christus zich een geloofsperspectief eigen mag maken dat het mogelijk maakt om de veelheid van perspectieven te beoordelen. En al onze perspectieven bevinden zich in het veld waar God als handelende persoon aanwezig is. Hij verlost ons en leidt ons in de waarheid en dat heeft betekenis voor hoe wij omgaan met de veelheid van perspectieven.

 

Openbaring en ervaring zijn twee massieve en formele begrippen, die een onvruchtbare tegenstelling oproepen. Maar als je beide bekijkt vanuit het handelen van God, dan verdwijnt die tegenstelling. Beide begrippen worden meer dynamisch.

Openbaring is geen statisch gegeven. God openbaart zich aan ons, maar dat doet hij in Christus en door de Heilige Geest. En zo laat Hij in ons de intentie groeien om in alles met God mee te gaan.

Dus is ook onze ervaring geen statische grootheid. Als de Geest ons in de waarheid leidt, zal dat onze ervaring beïnvloeden (Heitink).

Daarom, vervolgt Burger, is het belangrijk om iets dat als ervaring wordt gepresenteerd altijd te bevragen. Het gaat niet alleen om de vraag of die ervaring klopt met de Bijbel. Dat is nog maar een begin. Het gaat vooral om de vraag hoe die ervaring zich verhoudt tot het handelen van de drie-enige God. Is het zíjn handelen of komt het voort uit een mentaliteit die juist tegen God in gaat? Deze vragen 'vragen om wijsheid, om geloof, om gerijpt inzicht, om mensen die vol zijn van Gods woord, van zijn liefde, van zijn Geest en die geleerd hebben om vanuit God te denken'.

'In het geval van theologie en psychologie zou mijn ideaal zijn een streven naar integratie van beide. Het evangelie heeft psychologische implicaties, net zoals de zonde dat heeft. Die moeten we niet uit handen geven aan een niet-theologisch geschoolde hulpverlener. Integendeel, de pastor moet zich juist met die psychologische implicaties bezig houden in het pastoraat'.

 

5. Afronding

 

Uiteindelijk gaat het in de hermeneutiek steeds om een beoordeling (Gadamer).

Veel is dan rationeel te verantwoorden, maar er zit ook altijd een moment in 'dat gebeurt'. Het is een combinatie van ergens door getroffen zijn, ergens toe gedrongen worden, afwegen, en beslissen. Hiervoor zijn hermeneutische deugden nodig. Ook sturende overtuigingen bij al die beoordelingen moeten voortkomen uit het leven in verbondenheid met Jezus Christus, geleid door de Geest, gevoed door Gods woord. Dergelijke overtuigingen worden mee gevormd in uitleg van de Bijbel en in, geleerd door de Bijbel, de systematische theologie.

 

Hoe kun je samenvattend een antwoord vinden op de vraag die aan het begin is gesteld?

Dat kan, stelt dr. Burger, door met God te leven en van daaruit ook met zijn woord. Wees vrij in Christus. Verander door je gezindheid te vernieuwen om zo te ontdekken wat God van u wil en wat goed, volmaakt en hem welgevallig is. Haal tenslotte spitsvondigheden neer en iedere verschansing die wordt opgetrokken tegen de kennis van God, en maak iedere gedachte krijgsgevangene om haar aan Christus te onderwerpen.

Tot zover dr. Burger.

 

Een eerste reactie

 

Als u het geduld heeft opgebracht om alles te lezen, zult u zich al wel een mening gevormd hebben.

Daarom hier nog kort een antwoord op de vragen aan het begin gesteld.

 

Zo'n 35 jaar is verlopen tussen beide publicaties. Wat valt op?

Wat ons opvalt is het enorme verschil tussen beide publicaties.

Waar prof. Kamphuis zich bindt aan het gezag van het Woord van God, zien we bij deze nieuwste publicatie een afstand nemen daarvan. Dr. Burger gaat uitgebreid in op veel dingen, maar van een vaste binding aan het gezag van de Schrift wil hij pas in tweede instantie weten. Eerst een zoeken naar allerlei niet vast omschreven zaken, zoals de handelende Vader, de verlossende Zoon die vrijheid schenkt en de Geest die in de waarheid leidt.  Maar ons kennen daarvan is toch alleen te putten uit de Schrift? Een tegenover elkaar plaatsen van Christus en de Bijbel is een vals dilemma. Christus is het Woord. 'In Christus zijn' betekent Hem liefhebben en zijn geboden doen. En hoe zouden we weten wat de Vader, de Zoon en de Geest willen, als dat niet zo volkomen aan ons was geopenbaard in de Schrift?

Die onderworpenheid aan de Schrift proeven we bij Burger niet. Wel het zoeken van veel menselijke perspectieven, wijsgerige filosofische gedachten, seculiere(!) en psychologische invalshoeken. Is het niet zo dat het Woord 'verdrinkt' in de mensenwoorden en de menselijke ervaringen op de voorgrond dringen ten koste van Gods beloften en eisen?

 

Hoe zit dat met die consensus en hoe kijkt dr. Burger naar consensus en schriftgeloof?

Waar voorheen bij onze dogmatici de nadruk viel op de consensus met het schriftgeloof van onze voorgangers, de vroege kerk en de Reformatie, ligt bij Burger de nadruk op consensus met veel theologische en filosofische ideeën uit onze postmoderne tijd. Vaste kennis is niet mogelijk, hoogstens overtuigingen. Ieder de zijne. Maar wel blijven zoeken naar een fundament, al bestaat dat niet en al is ook dat een overtuiging. Maar uiteindelijk is dan ook bij al dit relativeren de eigen overtuiging op zand gebouwd. Want ook die is relatief en kan weer veranderen bij nieuwe ervaringen. Zoals prof. Kamphuis terecht stelt: de nieuwe filosofie is haar noodwendig steunsel en haar even noodwendig graf. Hij stelde dat voor het neo-protestantisme van zijn tijd. Maar nu wordt die 'stille revolutie' in versterkte mate voortgezet binnen onze eigen kerken.
Een trieste constatering!

 

Liggen de opvattingen in elkaars verlengde?

Nee, ze staan diametraal tegenover elkaar.

 

Geldt de definitie van dogmatiek (zie onder) nog of is die aan vernieuwing toe?

Onze indruk is dat de definitie van dogmatiek uitstekend is, maar dat deze aan de TUK niet meer wordt gehandhaafd. In ieder geval niet door dr. Burger. Zijn overwegingen leiden niet naar onderworpenheid aan de Heilige Schrift om zo systematisch de inhoud van de leer der christelijke kerk te onderzoeken en te reproduceren en problemen die daarbij naar voren komen te behandelen. Veel meer is er een zich losmaken van de vaste normen van de Schrift en een zich verwijderen van de confessies om zo zich vrij te voelen om nieuwe autonome en eigenwillige wegen te zoeken.

De definitie is niet aan vernieuwing toe, maar de dogmatiek in Kampen wel. We zullen terug moeten naar de gelovige erkenning van het gezag van de éne Schrift en de éne leer van de zaligheid.

Alleen zo zullen we 'in dienst van de vrede', de vrede van de kérk, en ter wille van de rechte overeenstemming weer toekomst hebben en mogen we zegen verwachten.

 

 

NOOT

 

(1) De definitie van 'dogmatiek' zoals prof. Kamphuis die geeft en die aansluit bij de definities van zijn voorgangers K. Schilder en L. Doekes:

De dogmatiek is de wetenschap die in onderworpenheid aan de Heilige Schrift systematisch de inhoud van de dogmata der christelijke kerk onderzoekt en reproduceert en de in dit onderzoek aan de orde komende problemen behandelt.