Sola Scriptura 5
Ds. R.M. Retief, The Free Reformed Churches of Australia (FRCA)
28-11-15
De noodzakelijkheid van de Bijbel
Wij, als Kerk van Christus, kunnen niet in Christus geloven, kunnen niet in Christus leven en kunnen niet groeien in Christus zonder Gods geopenbaarde Woord, de Schrift.
De Bijbel is de enige bron en de enige grond van de ware leer. Zonder de Bijbel kan er geen ware kerk en geen ware religie zijn. Daarom belijden we de noodzakelijkheid van de Heilige Schrift.
Elke afwijking van deze belijdenis leidt tot grove ketterij en valse religie.
De Rooms Katholieke Kerk, mystici als de Wederdopers en Charismatici en vrijzinnige theologen erkennen de volstrekte noodzakelijkheid van de Bijbel niet. Zij geloven dat de Heilige Geest de kerk leidt, ook los van de voorschriften, zoals God die in zijn geopenbaarde Woord heeft gegeven.
Volgens Rome leidt de Geest de kerk op onfeilbare wijze via de Paus, in wie het apostolische ambt voortgezet wordt. En zo kan, volgens Rome, de kerk bestaan zonder de Bijbel. De Bijbel wordt dan nog wel erkend als een heel nuttige norm en een geschikt middel, maar niet langer als absoluut noodzakelijk.
Mystici geloven dat de Heilige Geest doorgaat met de waarheid aan individuele personen te openbaren, ook los van de Heilige Schrift. Zo is waar geloof volgens hen mogelijk zonder het Woord. De Bijbel wordt dan niet beschouwd als de enige bron van de waarheid waarop ons geloof is gegrond, maar slechts als een belangrijk en nuttig middel om tot hogere spiritualiteit op te klimmen.
Bovendien bereikt de volwassen gelovige door de inwoning van de Geest zo'n niveau van spirituele kennis en gemeenschap met God, dat hij het ook heel goed zonder de Bijbel kan stellen.
De Bijbel is dan nog wel nuttig, vooral voor de jonge gelovige, maar niet meer noodzakelijk.
De kerkgeschiedenis heeft laten zien hoe zulk mysticisme tenslotte tot rationalisme leidt. Zowel mysticisme als rationalisme bezitten de bron van waarheid niet in een uitwendig Woord, de Bijbel, maar inwendig, in de mens zelf. De mysticus schrijft zijn eigen innerlijke kennis toe aan de werking van de Geest en de rationalist schrijft zijn eigen innerlijke kennis toe aan het 'licht der natuur', maar beiden zoeken de kennis en het licht in zichzelf. De mysticus noemt het verlichting door de Geest en de religieuze rationalist benoemt het als het 'natuurlijk licht' van de menselijke geest en zijn geweten, maar uiteindelijk is er geen echt verschil: de mens leeft door zijn eigen innerlijke kennis en licht.
De meeste moderne en postmoderne theologen ontkennen tegenwoordig de noodzakelijkheid van de Bijbel, zelfs in kerken die zich nog steeds Gereformeerd noemen. Zij maken geen helder onderscheid tussen de openbaring èn de verlichting door de Heilige Geest. De Heilige Geest verlicht alle gelovigen en deze verlichting door de Geest was, volgens hen, de oorzaak en bron van de Schrift, zodat de Bijbel niet als bovennatuurlijke openbaring door goddelijke inspiratie wordt beschouwd. God heeft de Bijbel dan niet aan de kerk gegeven door de hand van profeten en apostelen en alleen door speciale openbaring, maar de kerk zèlf heeft de Bijbel door de verlichting van de Geest geschreven. Die verlichting van de Geest gaat door, zodat de Bijbel niet volstrekt noodzakelijk is, maar slechts een nuttige norm en een geschikt middel om van te leren. De Bijbel is dan het product van de kerk onder de verlichting van de Geest, in plaats van dat de kerk op het geopenbaarde Woord van God is gebouwd. De Bijbel rust dan op de kerk en niet de kerk op de Bijbel. De kerk als woonplaats van de Geest heeft dan genoeg aan zichzelf zonder de Bijbel.
De Geest en het Woord
God openbaart door zijn Zoon Jezus Christus zijn waarheid aan ons door zijn Heilige Geest. Zonder de Heilige Geest is er geen openbaring van de waarheid. Maar nu is de vraag met betrekking tot de noodzakelijkheid van de Schrift: hoe komt deze openbaring van de waarheid door de Heilige Geest tot ons? Geeft de Heilige Geest ons de ware kennis van God en het geloof ook los van Gods geopenbaarde Woord in de Schrift, òf geeft Hij ons dit alleen door Gods geopenbaarde Woord?
De Bijbel geeft ons een duidelijk antwoord. Gods geopenbaarde Woord is het enige middel waardoor de Heilige Geest ons zowel de kennis van het evangelie als het geloof in Christus schenkt. Bovendien is Gods Woord niet slechts een zaak van de wedergeboorte, waardoor wij in Christus levend worden gemaakt, maar het Woord is ook het voedsel, waardoor wij in Christus blijven groeien. De Schrift leert dit duidelijk in teksten zoals Romeinen 10:13-17 en 1 Petrus 1:23-25. Zo belijden we het ook in verschillende artikelen van onze confessies, zoals Zondag 7, vr./antw. 21; Zondag 25, vr./antw. 65; Dordtse Leerregels, Hoofdstuk 1, artikel 3, en Hoofdstuk 5, artikel 14.
Voor wat betreft Zondag 25, vr./antw. 65, moeten we opmerken dat de sacramenten niet worden genoemd als een tweede middel bij het geloof dat de Heilige Geest ons geeft. Maar de Heilige Geest gebruikt de sacramenten om het geloof dat Hij in ons heeft gewerkt door de verkondiging van het evangelie, te versterken.
Op die manier verbindt de Heilige Geest ons aan Christus door een waar geloof dat Hij in ons werkt door het prediken en verkondigen van Gods Woord. Het geloof is uit het horen en het horen door het woord van God (Romeinen 10:17). En daar we nu het geopenbaarde Woord van God alleen in de Heilige Schrift vinden is de Bijbel volstrekt noodzakelijk
Eén van de voornaamste argumenten van Rome tegen de noodzakelijkheid van de Bijbel is dat de kerk eerder bestond dan de Bijbel en daarom ook zonder deze kan bestaan. Dat argument is echter helemaal fout. De kerk heeft nooit zonder Gods geopenbaarde Woord bestaan. Vandaag hebben we uitsluitend het geopenbaarde Woord van God in de Schrift. De Heilige Geest gebruikt alleen dit middel, het geopenbaarde Woord van God, om ons te leren en in de waarheid te leiden.
De relevantie van deze leer
Wij leven in een tijd van kerk-deformatie. Wanneer we naar de grote gereformeerde kerkverbanden wereldwijd kijken, zien we een trend van deformatie, een weg die van de Schrift als de enige bron en grond van ons geloof afvoert. In dit proces speelt een ontkenning van de noodzakelijkheid van de Schrift een belangrijke rol. De Schrift wordt in het algemeen nog wel steeds als norm voor ons geloof beschouwd en als een belangrijk middel tot stichting, maar niet langer als de enige bron van openbaring en waarheid, waarop ons hele geloof en ons hele leven wordt gebaseerd en gegrond.
Wanneer het gaat over de noodzakelijkheid van de Schrift, is het centrale punt de relatie tussen Woord en Geest. Leidt de Geest de kerk ook zonder Gods geopenbaarde Woord in de Schrift of niet? Het gaat ook om de vraag inzake voortgaande openbaring: leidt de Geest de kerk vandaag in nieuwe waarheden? Bovendien gaat het om het onderscheid tussen de unieke openbaring van de Geest in de Schrift en het voortgaande werk van verlichting van de Geest. En het gaat om de relatie tussen het Woord en de kerk. Heeft de kerk het Woord voorgebracht, of heeft het Woord de kerk voortgebracht? Wat rust waarop als bron?
We willen de relevantie van dit onderwerp graag met een paar voorbeelden uit de kerkgeschiedenis en onze eigen tijd illustreren.
Johannes Calvijn weerlegt in zijn brief aan kardinaal Sadoleto (september 1539) verschillende dwalingen van Sadoleto en Rome. Hij spreekt onder andere over de term Kerk en haar relatie tot de Geest en het Woord. Hij wijst op de dwaling van roemen over het bezit en de leiding van de Heilige Geest terwijl het werk van de Geest van het Woord wordt gescheiden. Hij schrijft:
"Als u de Kerk ziet, als wat "in de hele geschiedenis en ook nu over de hele aarde door Christus alleen en eendrachtig en overal en altijd, door de enige Geest van Christus geleid is" – waar blijft dan toch Gods Woord, het duidelijke kenmerk, dat de Here als Hij over de Kerk spreekt ons zelf steeds zo na aan het hart legt? Hij deed dat omdat Hij voorzag hoe gevaarlijk het is zich maar steeds op de Geest te beroepen zonder op het Woord acht te geven. Ja, Hij heeft wèl de leiding van de Kerk door de Heilige Geest beloofd maar Hij heeft die leiding aan het Woord gebonden, opdat de kerk niet voortdurend onzeker en wispelturig zou zijn. Zo spreekt Christus: Wie Gods Woord hoort, die is uit God; het zijn zijn schapen, die Zijn stem als de stem van de herder erkennen; wie echter een andere stem volgt, behoort een vreemde toe (Joh. 10 : 27). Dat verkondigt de Geest ook door Paulus: De Kerk is "op het fundament der apostelen en profeten gebouwd" (Ef. 2 : 20). En verder: de Gemeente "is gereinigd met het bad van het water door het Woord". (Ef. 5 : 26). Duidelijker nog horen wij het van Petrus: "die wedergeboren bent uit onvergankelijk zaad door het levende en eeuwig blijvende Woord van God" (1 Petr. 1 : 23). Ten slotte: waarom wordt in de prediking van het Evangelie zo vaak Gods Rijk genoemd, wanneer het Woord niet de scepter zou zijn waarmee de hemelse Koning Zijn volk regeert?"
Calvijn gaat door met Sadoleto te weerspreken en voegt er nog aan toe:
Crysosthomus heeft daarom terecht vermaand allen af te wijzen die ons onder de dekmantel van de Geest willen afvoeren van het eenvoudige evangelie. Want de Geest is ons niet gegeven tot openbaring van nieuwe leringen maar tot bevestiging van de waarheid van het evangelie in de harten van de mensen. Onze huidige situatie maakt die vermaning noodzakelijk. Van twee kanten die hemelsbreed van elkander verschillen, worden wij aangevallen. Immers, lijken de Paus en de Wederdopers op dit punt niet sterk op elkaar? Hieraan kunt u zien hoe de duivel zich nooit zó kan vermommen, of hij verraadt zich toch wel weer een beetje: beide voeren hetzelfde hoofdwapen tegen ons. Zij schermen namelijk tot vervelens toe met het woord "Geest". Daarmee beogen zij niets anders dan het oprichten van hun eigen leugengebouw op het graf van het verworpen Woord van God. En u, Sadoleto, moet het brandmerk dragen, dat u de Geest van het Woord hebt gescheiden.
Rome en de Anabaptisten hebben elkaar ontmoet in deze wederzijdse dwaling, waarin beiden roemden op de leiding van de Geest zonder te erkennen dat de leer en leiding van de Geest slechts door middel van het in de Schrift geopenbaarde Woord van God plaats vindt. Op die wijze scheidden zij de leiding en het werk van de Geest van het Woord en ontkenden de noodzakelijkheid van de Schrift.
In het weerleggen van de Anabaptisten op dit punt van scheiding van het werk van de Geest van het Woord, schreef Calvijn:
“...de Heilige Geest houdt zo stevig vast aan Zijn eigen waarheid, zoals Hij die in de Schrift heeft gegeven, dat Hij alleen dan Zijn kracht uitoefent en aanwendt, als dat Woord met gepaste eerbied en ontzag wordt ontvangen.” (Vertaling Institutie van Calvijn, Boek I, p67, 8ste druk, dr. A. Sizoo)
“...ken geen andere Geest dan die in de apostelen heeft gewoond en door hen heeft gesproken – de Geest door wiens wonderen zij dagelijks worden uitgenodigd tot het horen van het woord.” (ibid p68)
Zo hielden de Reformatoren de eenheid van Woord en Geest hoog tegenover Rome en de Anabaptisten, en deze zijn niet te scheiden. En daarmee bevestigden de Reformatoren de noodzakelijkheid van de Heilige Schrift. Want de Geest zal de kerk niet leiden of regeren dan uitsluitend door Gods geopenbaarde Woord zoals we het in de Schrift hebben ontvangen.
De dwaling van Rome en de Anabaptisten die het werk van de Geest van het Woord losmaakten, komt in onze eigen tijd weer zeer sterk naar voren, niet alleen onder Charismatici, maar ook onder theologen die slechts in naam Gereformeerd zijn. Als mensen het werk van de Geest van het Woord scheiden, beschouwt de mens zijn eigen mening als afkomstig van de Heilige Geest, zonder daarbij te letten op wat de Schrift leert. Wanneer de duidelijke leer van de Schrift botst met de cultuur van vandaag zoeken theologen naar een hermeneutisch instrument waarmee de Schrift opnieuw kan worden geïnterpreteerd. Zo maken zij haar in overeenstemming met de mening van de mens geschikt voor de eigen tijd en context. Maar deze eigenwillige religie vindt plaats onder de pretentie en het mom van geleid te worden door de Geest. De situatie wordt dan voorgesteld alsof de Schrift niet duidelijk is op dit of dat punt. En dat we op de Heilige Geest moeten wachten om ons in onze tijd en context te leiden in nieuwe waarheden en een nieuw begrip van de Schrift. Dit kan in de praktijk tot het tegenovergestelde leiden van wat de apostelen destijds in hun context aan de kerken schreven. Om het met de woorden van Calvijn, zoals hierboven aangehaald, te zeggen:
"Zij schermen namelijk tot vervelens toe met het woord "Geest". Daarmee beogen zij niets anders dan het oprichten van hun eigen leugengebouw op het graf van het verworpen Woord van God."
Het wordt dan voorgesteld alsof de Bijbel een heel moeilijk en onduidelijk antiek boek is, maar gelukkig hebben we de Heilige Geest om ons te leiden en te verenigen, zelfs als niemand het eens is over de leer van de Schrift!
De Heilige Geest leert en leidt ons inderdaad in de waarheid, maar nooit zonder het Woord en nog veel minder in tegenspraak met het Woord! Om in het ware geloof te blijven hebben we Gods geopenbaarde Woord, de Bijbel, absoluut nodig.
Prof. J. van Genderen schreef:
"Als de Schrift niet noodzakelijk zou zijn, zou zij haar centrale plaats verliezen. Dan zou er iets anders in het middelpunt komen te staan: de kerk (Rome), de geestelijke mens (spiritualisme), de religieuze gemeenschap (Schleiermacher), of de eigen mening van de mens.
De noodzakelijkheid van de Schrift betekent in de praktijk, dat men zich naarstig moet toeleggen op het lezen en horen van de Schrift, indien men enig nut en enige vrucht wil ontvangen van de Geest van God (Calvijn, Inst., I.9.2). Wij hebben, om met Polanus te spreken, de Schrift in dit leven nodig als ons dagelijks brood!”.
(Beknopte Gereformeerde Dogmatiek, vierde ongewijzigde herdruk 2013, p 111).
Tegenover Rome en de Anabaptisten hebben de Reformatoren het gezag van de Schrift, de noodzakelijkheid van de Schrift, de volkomenheid van de Schrift en de helderheid van de Schrift beleden. Deze eigenschappen van de Schrift liggen opnieuw zwaar onder vuur. In het volgende artikel zullen we DV kijken naar de oorlog die woedt rond de duidelijkheid van de Schrift.
Vertaling: R. Sollie-Sleijster