Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Verschuivingen (4)

 

N. van Dijk

13-05-17

 

We schreven over verschuivingen binnen de Gkv. In een aantal artikelen in het Reformatorisch Dagblad (januari 2017) signaleert ook drs. J. de Heer (scriba CGK Dordrecht-Centrum, studeerde theologie aan de PTU en aan de TU Apeldoorn, en is godsdienstdocent aan het Van Lodenstein College), verschuivingen als het gaat om de omgang met de Schrift.

De Heer uit zijn zorgen over de ophanden zijnde oprichting van de Gereformeerde Theologische Universiteit (fusie van de TUA, NGP, TUK). Is er eenduidigheid in de visie op het Schriftgezag zoals we dat in de gereformeerde belijdenis vinden?

 

“Sinds een aantal jaren is er in publicaties van diverse docenten aan de TUK een verschuiving te zien m.b.t. het Schriftgezag”.

 

Hij noemt dan enkele voorbeelden: het acceptabel vinden van de opvatting dat Adam en Eva niet de eerste mensen op aarde waren, maar hoofden van een clan die een primitief moreel besef moeten hebben gehad;  het opvatten van Genesis 1-11 als een mythe.

 

“De westerse geschiedenisbeschouwing wordt uitgespeeld tegen een zgn. oosters mythisch klimaat van denken, dat bij uitstek de grondslag van Israëls religie zou zijn”.

 

Ook zou Jozua 10:13 een vertelconventie kunnen zijn.

De Heer vraagt zich af:

 

“Worden hier geen eigen gedachten en inzichten aan de Schrift opgelegd die aan het Schriftgetuigenis zelf vreemd zijn? Vanwaar komt de drang om mythen en legenden te veronderstellen bij teksten waarvan het literaire genre daarvoor geen grond geeft? Of ligt hieraan de vrees ten grondslag om wetenschappelijk niet relevant geacht te worden als je de Schrift op zijn Woord gelooft?”

 

Drs. De Heer vraagt duidelijkheid over wat de beoogde GTU verstaat onder Schriftgezag overeenkomstig het gereformeerd belijden.
 

***

 

In een reactie in het RD waarschuwen verschillende universitair docenten aan de TU Kampen dat op deze manier een karikatuur gevormd wordt van het gereformeerde karakter van een eventuele GTU.  Zij vragen zich af wie er worden bedoeld met ‘wie er wetenschappelijk bij willen horen’, en ook kennen ze geen collega’s die over Adam en Eva of het begin van Genesis spreken in bovengenoemde zin. Ze vragen er aandacht voor om problemen die bij de Schriftuitleg opkomen eerlijk onder ogen te zien en tegelijk recht te doen aan de Schrift als Woord van God en aan de historische claims van Genesis 1-11. 

 

“Vrijgemaakt gereformeerden hebben dat in elk geval moeten leren na hun jarenlange kritiek op de lezing van het paradijsverhaal van de christelijke gereformeerde prof.  Dr. B. J. Oosterhoff”.

 

De docenten spreken van karikaturen die geschetst worden en die zelfs het begin van een ontmoeting en gesprek bedreigen.

In een volgend artikel reageert drs. J. de Heer. Hij blijft bij het standpunt dat er wel zeker sprake is van verschuivingen. Bij voorbeeld als het gaat om de geschiedenis van Jozua 10.

 

 

“Want bij de uitspraak dat de grote overwinning van Jozua een uniek, fysiek en onverklaarbaar wonder is, is de historiciteit van het kosmisch wonder kennelijk niet inbegrepen”. 

 

Op de vraag wie er dan op eerdergenoemde manier over het begin van  Genesis schreven, reageert hij dat die vraag hem bevreemdde:

 

“In de Reformatie van december 2012 lees ik toch echt dat prof. dr. E.A. de Boer ruimte ziet voor de opvatting dat Adam en Eva niet de eerste mensen op aarde zijn geweest. Hij vindt het intekenen van de evolutietheorie in het scheppingsgeloof een mooi voorbeeld van een gesprek tussen theologie en natuurwetenschappen. Als buiten-Bijbelse literaire tradities, archeologische vondsten of de natuurwetenschap bepalend worden bij de uitleg van de Bijbeltekst dreigt het gevaar dat voorbij wordt gegaan aan de letterlijke betekenis”.

 

Hij noemt dan prof. dr. J. van Bruggen die waarschuwde voor het afwijken van de historische geloofwaardigheid van de Schrift. Zonder vertrouwen in de ons gegeven geschriften van apostelen en profeten dreigt het geloof in God en in Zijn Zoon Jezus Christus uiteindelijk schipbreuk te lijden.

 

“En is de plaatsvervangende schaamte van de Kamper docenten voor de jarenlange kritiek van vorige generaties op de lezing van Genesis 1-3 door de christelijke gereformeerde prof. dr. B. J. Oosterhoff niet veelzeggend voor de verschuiving die nu gaande is?”

 

Ook noemt drs. De Heer de bundel ‘Cruciaal’, waarin beweerd wordt “dat de gedachte dat Jezus een offer brengt door plaatsvervangend onze straf te dragen als betaling van onze schuld, zo niet terug te vinden is in het Nieuwe Testament. Dat zou ook gelden voor de gedachte dat Christus de geëiste genoegdoening aan God geeft en ons heil verwerft”. De volkomen toewijding van Jezus aan Zijn Vader om zo Zijn missie te volbrengen, dat zou dan Jezus’ offer zijn.  Het beeld van het offer zou in deze tijd vervreemding oproepen.

Maar op deze manier wordt de culturele gevoeligheid voor het begrip offer

 

“de bril waardoor naar de verzoeningsleer wordt gekeken”.

 

De Heer besluit zijn artikel:

 

“Zou het kunnen dat de grote plaats die onze cultuur krijgt bij het lezen van de Bijbel leidt tot een ander Schriftverstaan? Is eenzelfde wijze van Bijbellezen ook niet te zien in het laatste rapport van de GKv over de vrouw in het ambt? Mijn belangrijkste zorg is dat een nieuwe hermeneutiek die zich laat leiden door de natuurwetenschap en de cultuur kenmerkend wordt voor de omgang met de Heilige Schrift aan de GTU. Het is vanwege deze oprechte zorg voor de toekomst van de predikantsopleiding dat ik mijn artikelen geschreven heb”. (RD 31-01-2017).