Ethiek

Kerkverband

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Veranderende kerk (1)

 

N. van Dijk

15-11-14

 

Enige tijd geleden organiseerde een viertal christenen een brainstorm over de toekomst van de kerk. Eén van de conclusies van de brainstorm ‘7keer7’ was dat de kerk niet altijd hetzelfde kan blijven. Zij is voortdurend in beweging. ‘7keer7’ wilde daar een steentje aan bijdragen door een publieke brainstorm. “De methode is misschien verrassend”,  schrijven de initiatiefnemers,

 

 “het gebeurt niet vaak dat zoveel mensen zich uitspreken over wat ze hopen, verlangen, missen, berouwen, geloven. Als kerk heb je te maken met deze mensen. Als dominee of voorganger preek je voor hen. Als de geestelijke leiders in ons land werkelijk hén willen leiden maken ze zich niet te makkelijk van de 7keer7-conclusies af.”

 

Dat er ook in de GKV veel nagedacht wordt over hoe de kerk er in onze samenleving uit moet zien, zal niemand ontgaan.  Zo was er in het dagblad Trouw van 16 augustus een interview te lezen met Martijn Horsman en Rikko Voorberg n.a.v. hun boek ‘De manipulator’. Voorberg leidt de PopUpKerk, een wekelijkse viering op zondagochtend met ‘onkerkelijke creatieven’. Horsman is voorganger in Stroom. Allebei werken ze in Amsterdam. 

De opdracht die ze kregen vanuit de GKV was ‘de gereformeerde traditie voortzetten in de hoofdstad’.  Voorberg heeft afstand genomen van de gedachte: je bent wel ín de wereld, maar niet ván de wereld. Het was een lange weg om de wereld te leren omarmen, maar

 

“het Koninkrijk van God moet hier gestalte krijgen. We durven nog steeds goed en kwaad aan te wijzen. Vroeger dachten we bij zonde aan seks voor het huwelijk of kleren kopen op zondag. Dat noem ik nu klein moralisme. Nu zie ik het zo: zonde gaat over de manier waarop de maatschappij in elkaar zit. Dus: zeggen dat het in gevaar brengen van wat zwak is altijd kwaad is, dat we eerlijk moeten zijn met voedsel, moeten kijken waar onze kleding vandaan komt”.

 

Beiden studeerden aan de Theologische Universiteit van Kampen en kwamen geleidelijk tot het inzicht dat de Bijbel geen eenduidige boodschap bevat over de waarheid en over God. Voorberg schrijft in zijn nieuwe boek: “Vroeger wist ik dat wel: je moest je door Jezus laten verlossen van de zonden. En  als mensen niet wisten wat zonde was, konden we dat ook nog wel uitleggen”. Horsman vindt dat het idee om mensen tot Jezus te brengen iets arrogants heeft.

Op de vraag van de interviewer wat de gereformeerde traditie voor hen betekent ( bv. het dogma dat niemand tot de Vader komt dan door de Zoon) wordt geantwoord

 

“Wij zullen dit soort zinnen niet zeggen zodat iedereen hoort dat we nette gereformeerde jongens zijn. We zijn door onze kerk gevraagd om iets nieuws te doen, niet om ervoor te zorgen dat iedereen die gereformeerde belijdenisgeschriften weer onderstreept”.

 

Op de vraag ‘Wie is Jezus voor u?’ reageren ze geïrriteerd. Het zou volgens Horsman bij deze vraagstelling alleen oké zijn als hij ‘het juiste antwoord’ geeft, vandaar zijn verzet.

 

“De uitdaging van het geloof is niet: roepen dat Jezus Heer is, maar om zo’n leven te leiden dat mensen zien dat er iets is veranderd. We proberen te ontdekken wat het betekent dat ooit is besloten Jezus de zoon van God te noemen.”

 

Als de interviewer constateert dat dit soort zoekende beschrijvingen niet vanzelfsprekend zijn in de GKV (waar volgens hem de regels helder zijn) antwoorden zij vrijgesteld te zijn van dit soort vragen, als gemeentestichters voeren ze daar geen gesprekken over. Ze varen een eigen koers en hebben een hekel aan uitspraken over bijvoorbeeld wel of niet trouwen van homostellen. Ze hebben vrouwen in de leiding, ook al  mag dit in de gevestigde vrijgemaakte kerken niet. Ze vinden dat ze dit moeten loslaten, en uiteindelijk werd dit geaccepteerd.

 

In het beleidsrapport-gemeentestichting-2014 van deputaten gemeentestichting is te lezen dat Stroom-Lab (dochter van kerkplant Stroom Amsterdam) probeert, met landelijke bekostiging vanuit de GKv, een nieuwe gemeenschap te vormen van christenen en niet-christenen, m.n. onder kunstenaars. “Hier staat niet God dienen centraal, maar onderlinge ontmoeting en de verkenning van zingeving en geloof met en voor de doelgroep ‘kunstenaars’.” Dit project werd door de kerkplanter in 2013 tussentijds geëvalueerd. Een belangrijke conclusie was dat het project (en het bestede geld) m.n. vooral ingangen in een eerder niet te bereiken groep mensen heeft opgeleverd. En dat er, met het ontstane contact en vertrouwen, nu gewerkt kan gaan worden aan de vorming van een nieuwe christelijke gemeenschap.

 

In een latere column in het ND klaagt Voorberg  over het ‘etiketten willen plakken’, wat ook de interviewer van Trouw probeerde, door het stellen van een paar ‘prangende’ vragen, zoals ‘zijn jullie voor of tegen homohuwelijk’, waar dan het etiket vrijzinnig of orthodox bij zou passen. De theologen gaven geen antwoord, omdat ze geen-antwoord ook een antwoord vonden.

 

“Zou het niet mooi zijn vaker een antwoord te weigeren op wat we nu precies geloven? Om de nieuwsgierige gewoon uit te nodigen aan te schuiven. Wat echt goed is wordt heus wel geproefd”. (ND 23 aug.)

 

Duidelijk is wel dat we bij de opdracht die de gemeentestichters kregen: ‘De gereformeerde traditie voortzetten in de hoofdstad’ niet meer hoeven te rekenen op antwoorden die jarenlang vanzelfsprekend waren in de GKV.

 

In een commentaar in het RD was onlangs een uitspraak te lezen van de Heidelbergse theoloog prof. dr. Christian Möller. Hij vond dat er een prijs moest komen voor gemeenten die al jarenlang een gewone kerkdienst houden; een zogenoemde “niets bijzonders”-prijs. Hij schreef:

 

“Wie het houdt bij de traditionele vormgeving van de kerkdienst bespaart niet alleen tijd, maar komt ook meer tegemoet aan de verwachtingen van de kerkbezoeker. Om de terugloop van het aantal kerkgangers een halt toe te roepen, bedenken veel protestantse gemeenten in Duitsland steeds weer iets nieuws. Kerkdiensten worden ‘events’, met een speciale liturgie, een muziekband, dans en drama. Er komen nieuwe liederen en het orgel moet zwijgen. Predikanten zijn veel tijd kwijt aan het wéér maken van een andere orde van dienst. Het lijkt wel of het protestantisme is geïnfecteerd door het virus van het bijzondere. Het is een virus dat moe maakt”.

 

Möller pleit voor het stapsgewijs weer invoeren van de ‘gewone’ kerkdiensten. Ondanks de goede bedoelingen van hen die dit experimenteren voorstaan, feit is dat ‘moeilijke’ preken verdwijnen, op langere termijn neemt vaak het kerkbezoek niet toe.

 

“Uiteindelijk heeft alleen die kerkdienst toekomst waarbij de hoorders worden getrokken voor het aangezicht van God. Nadruk zal dan liggen op de prediking. Hiervoor zal de predikant genoeg voorbereidingstijd moeten krijgen en nemen. Een Nederlandse toerist bezocht eens in Engeland een kerk waar nog steeds sprake was van een klassieke liturgie. Bij de ingang kreeg hij een folder. De kerkdienst werd daarin vergeleken met een gesprek tussen langgehuwden. ‘Verbaas u dus niet’, stond er, ‘als u niet meteen alles ervan begrijpt’. De boodschap was: een kerkdienst is allereerst een intiem samenzijn van de gemeente met haar Heere. Dan is het niet vreemd dat een buitenstaander in zo’n dienst niet meteen alles begrijpt. Zo’n houding bevrijdt van veel kramp”.