Ethiek

Kerkverband

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Een besloten bijeenkomst 4


Redactie een in waarheid
13-12-14


Zaterdag 15 november jl. werd een besloten bijeenkomst in de Immanuelkerk te Bunschoten-Spakenburg gehouden over de situatie in de vrijgemaakt-gereformeerde kerken. De vraag werd onder ogen gezien of het nog wel verantwoord is lid van deze kerken te blijven.

Voor zover niet strijdig met het besloten karakter van deze vergadering zullen we hetgeen aan de orde kwam aan onze lezers doorgeven.
Ook willen we aandacht geven aan de reacties op deze vergadering en wat daar passeerde of er mee verband houdt.

 

Hieronder volgt een artikel dat ds. S. de Marie schreef in het blad De Bazuin van De Gereformeerde Kerken (hersteld). We nemen het met toestemming in extenso over.

 


 

Professor J. Douma verlaat GKv

 

S. de Marie

De Bazuin 3 december 2014 8e jaargang nummer 37

 

Professor dr. J. Douma heeft afscheid genomen van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). Dat was op 15 november jl. nieuws van de eerste orde. Ook onverwacht nieuws, omdat prof. Douma zich nooit echt positief had uitgelaten over een vrijmaking

of onttrekking. Juist op de dag dat er een speciale besloten vergadering was in Bunschoten-Spakenburg van verontrusten, maakte hij zijn beslissing bekend.

 

Veel betekend

 

Op zijn leeftijd van 83 jaar betekent dit een ingrijpende stap, al volgde deze op een jarenlange periode van verontrusting en bezwaren.

Prof. Douma heeft in het verleden veel betekend voor de kerken als ethicus en scribent. Hij dacht over veel zaken diep door en zijn publicaties getuigden van veel studie, geleerdheid, nuchterheid en inzicht.

Bij veel met name ethische ontwikkelingen wees hij in het verleden een verantwoorde Schriftuurlijke richting, ook al vielen er soms wel kanttekeningen te maken.

Zo was het een grote teleurstelling dat hij rond 2000 zijn visie m.b. t. de zondagsrust bijstelde. In tegenstelling

tot wat in zijn boekjes over de 10 geboden stond, beschouwde hij het gebod van de sabbatsrust als rust van het dagelijkse werk, met de komst van Christus afgedaan.

Vanaf rond 2009 gaf hij mede leiding aan de verontrusting binnen de GKv. Prof. Douma heeft bijgedragen aan informatie over kerkelijke ontwikkelingen binnen de GKv op de site www. gereformeerdekerkblijven.nl. Ook was hij een van de initiatiefnemers van het grote appel waarin 1541

ondertekenaars meerdere grote bezwaren onder de aandacht van GS Ede 2014 hebben gebracht. Een zaak die terecht onze positieve belangstelling heeft gehad.

 

Verval

 

Van zijn stap doet Prof. Douma verantwoording in een kleine brochure die hij gelijktijdig met zijn bekendmaking het licht deed zien onder de titel Afscheid van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), uitgegeven door uitgeverij Heijink te Hardenberg. Veel bezwaren die hij opsomt tegen 'tekenen van verval' binnen de GKv, kunnen onze instemming hebben. We noemen, zonder volledig te zijn, een aantal zaken.

Prof. Douma heeft duidelijke kritiek op de dissertaties van de docenten aan de TU te Kampen dr. S. Paas (zie ook mijn artikel 'Kerkelijk leven' in het volgende nummer van De Bazuin) en dr. K. van Bekkum vanwege hun Schriftkritische inhoud. Ook uit prof. Douma zijn sterke ongenoegen over de wijze waarop de GKv-synode zich achter dr. Paas heeft gesteld.

Het is jammer dat hij in dit verband niet wijst op de Schriftkritische visie in het boek Woord op schrift (met name in de bijdragen van prof.dr. A.L.Th. De Bruijne en drs. J.J.T. Doedens), en op de Schriftkritiek binnen de CGK, zoals bij prof.dr. B. Oosterhoff en dr. B. Loonstra. Ook komt hij niet terug op zijn eigen uitspraken over Genesis 1 m.b.t. ruimte voor de evolutietheorie zoals o.a. in zijn boek Genesis; gaan in het spoor van het Oude Testament uit 2004. Was deze ruimte wezenlijk anders dan dr. J.G. Geelkerken voorstelde in 1926? Wat zou het goed zijn als hier van zijn kant een Schriftuurlijke correctie op zou komen.

 

Uitgebreide aandacht krijgt het rapport van deputaten M/V in de kerk en met name de behandeling ervan op de generale synode van Ede 2014. Prof. Douma wijst op de onverdraagzaamheid tussen enerzijds de afkeurende synode-uitspraak over de onderbouwing van het voorstel van dit rapport en anderzijds het besluit te willen streven naar eenheid met de NGK. Bij dit laatste besluit was uitgesproken dat men instemt met de hermeneutiek (uitlegkunde van de Schrift) in de NGK, die al de vrouw in het ambt heeft. En verder dat men de belangrijkste belemmering tot eenheid met NGK ziet weggenomen, zoals die er lag vanwege de vrouw in het ambt. Dit betekent dat de weg naar het openstellen van het ambt voor de vrouw feitelijk openligt. Voor prof. Douma gaf daarom het besluit m.b.t. de NGK de doorslag om afscheid te nemen van de GKv.

 

Andere zaken die hij noemt zijn o.a.: de tendens om de binding aan de belijdenis los te laten, het deelnemen aan de Nationale Synode, de vergaande contacten met de PKN, het opvoeren van opwekkingsliederen, het openstaan voor andere samenlevingsvormen zoals geregistreerd partnerschap en samenwonen, het ontbreken van tucht o.a. m.b. t. homoseksualiteit en het verliezen van de catechismusprediking.

 

Kerkvisie en verval

 

Ook stipt prof. Douma de visie over de kerk aan (pag. 40-42). We waren erg benieuwd hoe hij hierover zou schrijven, zeker nu zo duidelijk is bevestigd dat er een sterk verband bestaat tussen de kerkvisie van de GKv met openheid naar anderen toe en het verval binnen de GKv. Zie daarvoor mijn eerdere artikelenserie Van gereformeerde naar verwereldlijkte kerken naar aanleiding van het vorig jaar verschenen boek van prof. dr. G. Dekker: De doorgaande revolutie.

Kort samengevat komt dit verband hierop neer: de Vrijmaking van 1944 betekende voor de kerk een terugkeer naar Schrift en belijdenis op vele gebieden, ook m.b.t. de leer over de kerk en het omgaan met anderen. Men verwierp breed de leringen van A. Kuyper over pluriformiteit en de onzichtbare kerk en de daaraan verbonden praktijk van brede samenwerking. Dat leidde tot 'doorgaande reformatie', waarbij de kerk van Christus een centrale rol speelt voor heel het leven.

In de kerk van Christus wordt men immers door Gods zuivere Woord toegerust om het licht van het evangelie uit te dragen in de wereld. Vanuit die gedachte kwam men tot een eigen dagblad, een eigen politieke partij, eigen scholen en eigen organisaties.

Sinds de jaren tachtig is deze doorgaande reformatie echter door toenemende samenwerking met anderen buiten de kerk, en door de daarbij horende tolerantie van dwalingen, in de loop van de jaren geheel verloren gegaan. De GKv werd tot een pluralistische kerk, waar de leugen steeds meer vaste voet heeft gekregen en waar interkerkelijkheid en verwereldlijking de toon aangeven.

 

We hadden gehoopt dat prof. Douma, nu hij het verval van de GKv uitgebreid tekent, ook deze oorzakelijke lijn van openheid en samenwerking had aangewezen. Temeer daar hijzelf een grote rol heeft gespeeld bij het ontstaan en bevorderen ervan (zoals o.a. rond het ontstaan van de ChristenUnie). Zijn kerkvisie leidde tot de afwijzing van de 'doorgaande reformatie' en het zgn. 'vrijmakingsgeloof' .

Dat blijkt uit zijn boek Hoe gaan wij verder? (2001) en uit zijn brief aan de GS Zuidhorn, die momenteel nog op de site gereformeerdekerkblijven.nl staat. Hij hekelde toen ook de gedachte dat in Nederland de bedding van Christus' werk zou lopen via de vrijgemaakte kerken.

Op dit punt heeft hij het zelfs opgenomen voor de ondertekenaars van de Open Brief uit 1966.

 

Kerkisme

 

Het is erg teleurstellend dat prof. Douma nu nog steeds achter zijn rol in de ontwikkeling van openheid en interkerkelijkheid van de GKv blijkt te staan. Om hem recht te doen citeren we uit pag. 42 van zijn huidige brochure:

Aan deze interne verschuivingen binnen de GKv heb ik actief meegewerkt. Ik nam ook de vrijheid over de onzichtbare kerk anders te denken dan K. Schilder erover had geschreven.

Het was mij een vreugde veel niet-vrijgemaakten te ont-moeten met wie ik mij - vandaag reeds 'zichtbaar' - aan de onzichtbare kerk van Jezus Christus verbonden voelde.

Tot op heden ben ik dankbaar dat ik het kerkisme onder ons al vroeg in mijn theologische arbeid bestreden heb, hoeveel tegenstand mijn bestrijding aanvankelijk ook opriep in eigen kring.

 

Prof. Douma wil bij kerkelijke eenheid geen 'vermenging tussen ijzer en leem, tussen waarheid en leugen, wit en zwart', pag. 42. Dat is een Schriftuurlijke opstelling. Maar hoe is dat tegen te gaan als je verbinding zoekt met kerken die door tolerantie van dwaalleer niet (meer) voldoen aan de kenmerken van de ware kerk, zoals we die belijden in art. 29 NGB? Of samenwerkt op een grondslag waarbij wordt voorbijgegaan aan de leer over de kerk?

Prof. Douma wil zich gebonden weten aan de confessie (pag. 46), maar daar hoort toch ook art. 28 NGB bij, dat wijst op het bevel van Christus om zich te verenigen en te voegen bij de ware kerk van Jezus Christus om dáár de eenheid te dienen onder zijn juk?

Wat prof. Douma kerkisme noemt is toch vaak niet anders dan vasthouden aan Schrift en belijdenis op het punt van de kerk?

Ik vraag me daarbij wel af of prof. Douma de term kerkisme wel goed gebruikt. Want deze term betekent het verabsoluteren van het eigen kerkinstituut, zoals dat gebeurt door te blijven in een volkskerk of vast te houden aan de GKv, als deze niet meer voldoen aan de kenmerken van de ware kerk. Ook kun je van kerkisme spreken als men zich bij art. 29 NGB de enige ware kerk noemt, zonder daarbij de dynamiek van Gods kerkvergaderend werk in rekening te willen brengen. Maar dat laatste heeft ook een prof. K. Schilder ons geleerd.

 

Geen oproep?

 

We zijn op zich blij met de stap die prof. Douma maakt door de GKv te verlaten. Dat zal door zijn verbondenheid in zovele verbanden binnen deze kerken, maar ook zeker op zijn leeftijd, een heel grote stap zijn geweest, die van moed getuigt. Ook is het juist en moedig om hiervan publiek verantwoording af te leggen. Graag hadden we echter meer gezien van prof. Douma als het gaat om zijn afscheid.

 

Hij spreekt namelijk wel over de verantwoordelijkheid die bezwaarde predikanten hebben m. b. t. hun eigen gemeente (pag. 74). Maar hij kent zelf toch ook de extra verantwoordelijkheid als dienaar van het goddelijke Woord, ook al heeft hij geen eigen gemeente? Nu hij weggaat, heeft hij daarom toch ook de plicht om - voor zover dit in zijn vermogen ligt - de andere predikanten, kerkenraden en kerkleden weg te roepen onder het verkeerde juk van dwaalleer en verwereldlijking dat op hen ligt in het kerkverband van de GKv?

 

Want het gaat in geval van afscheiding en zeker bij een dienaar des Woords, toch nooit om een 'individuele keuze' omdat je je 'er niet meer thuis voelt'? Je eigen stap is toch alleen te verantwoorden als je ervan overtuigd bent dat het de Here Zelf is, die je daar wegroept (zie weer art. 28 NGB)? Het motief om een kerkinstituut te verlaten moet toch beheerst worden door het opkomen voor de eer en het recht van God? Ligt dat voor anderen in dezelfde kerk dan anders? Prof. Douma schrijft op pag. 72:

De vraag is op haar plaats of onze beslissing om de GKv te verlaten, ook door de andere bezwaarden moet worden genomen. Wat wij persoonlijk doen, mogen wij vaak anderen niet opleggen.

Verderop (pag. 73) is hij iets duidelijker aan het adres van hen die werkelijk bezwaard zijn:

De vraag zal moeten luiden: hoeveel moeite hebben zij ervoor over, zeker als ze ook nog de directe verantwoordelijkheid hebben voor de opvoeding van kinderen, om de luxe te laten schieten (alles dicht bij de deur) en Jezus Christus na te volgen?

 

Prof. Douma komt al met al helaas niet tot een duidelijke oproep. Het blijft een 'persoonlijke keuze', pag. 79. Als er verschillende alternatieven voor bezwaarden worden besproken, schrijft hij m.b. t. de keuze voor een 'gastlidmaatschap' op pag. 78:

De keuzes die iemand maakt, wil ik niet veroordelen, als hij/zij op zoek is naar gereformeerde prediking en die in eigen gemeente niet meer vindt. Wel lijkt het mij beter naar een GKv-gemeente om te zien dan naar een kerk buiten het GKv-verband te zoeken.

 

Waarheen?

 

In het laatste deel van zijn brochure maakt prof. Douma ook bekend wat zijn kerkkeuze is, nu hij de GKv verlaat. Hij wordt lid van de GKN te Hardenberg, waar ds. R. van der Wolf voorgaat. Hij denkt er zich thuis te voelen en vertrouwt erop dat deze kerk 'belijnd' is, maar ook 'royaal gereformeerd'.

Over hun voorgeschiedenis en ontstaan:

Men kan natuurlijk vinden dat alles beter is dan zich aan te sluiten bij vroegere scheurmakers, die het scheuren vervolgens wéér niet konden laten. Maar wij zijn niet overgegaan naar een andere kerk omdat wij haar (korte) geschiedenis vlekkeloos vinden. Wij hopen van harte dat de groep die sinds de breuk in 2003 na zes jaar al weer uiteenviel, zich zal bezinnen op de vraag of hereniging alsnog mogelijk is.

 

Dat klinkt mild en hulpvaardig van de kant van prof. Douma. Maar waarom horen we nu tegelijk uit zijn pen een andere toon m.b.t. zijn beoordeling van het kerkverband van DGK? Een 'radicale groepering': 'ze braken met de GKv omdat die volgens hen een "valse kerk" geworden was', en 'bleven zich "de enige ware kerk in Nederland" noemen' (pag. 69).

Prof. Douma is niet erg geporteerd van etiketten als 'valse kerk' en 'ware kerk'. Maar tegelijk schuwt hij niet DGK een 'radicale groepering' te noemen.

Hij noemt daarvoor twee redenen: het oordeel van DGK over de GKv als valse kerk, en het oordeel van DGK over zichzelf als de enige ware kerk in Nederland.

 

Nu is de benoeming valse kerk en ware kerk op zich genomen geen kwestie van etiketten plakken, maar toepassen van de geloofsbelijdenis, namelijk art. 29 NGB. Daar kan prof. Douma, die confessioneel wil zijn, toch geen bezwaar tegen hebben?

De vraag die er echt toe doet is echter of de kenmerken die art. 29 NGB voor 'ware kerk' en 'valse kerk' hanteert, van toepassing zijn.

 

Misverstanden

 

Maar vóór deze vraag aan de orde komt, moet er eerst duidelijkheid zijn over een andere vraag: heeft DGK de genoemde benamingen wel ooit zo uitgesproken?

Als deze vraag ontkennend wordt beantwoord, zullen de gronden voor de kwalificatie van DGK als 'radicale groepering' toch moeten wegvallen? Ik hoop dat prof. Douma dit toestemt.

Nu, wat Douma's eerste grond betreft 'omdat de GKv volgens hen een valse kerk geworden was', kunnen we vrijmoedig stellen: dit is door degenen die zich hebben vrijgemaakt in 2003 zo niet gesteld. We citeren de akte van vrijmaking:

Met grote droefheid moeten wij constateren dat de Gereformeerde Kerken dan ook niet langer gezien kunnen worden als ware Kerk (artikel 29 Nederlandse Geloofsbelijdenis).

 

Wat betreft het tweede: 'het blijven noemen als' de enige ware kerk': ook hiervan verklaren we vrijmoedig, dat de bewoording 'de enige' door ons niet is gebezigd. En wel omdat we oog wilden en willen houden voor het dynamische en doorgaande kerkvergaderende werk van onze Here Christus. Als voorbeeld daarvan zagen we de vrijmaking in Dalfsen in 2010 en de daarop volgende vereniging van GK Dalfsen met het kerkverband met DGK in 2013.

 

De beschuldiging van de kant van GKN Zwolle dat DGK de pretentie heeft 'enige' ware kerk te zijn, is weerlegd in onze brochure Weerlegging 2011, (pag. 64). Daarbij werd een citaat gebruikt van een artikel van mijn hand gericht aan ds. L. Heres (toen nog student) in De Bazuin van 1 april 2009:

We zullen ook niet mogen zeggen dat de Here niet met hen bezig is om hen bij Zijn ene kudde te brengen. Christus' vergaderwerk is nooit statisch: Hij is niet gebonden aan één bepaald kerkinstituut. Niet aan de Gereformeerde Kerken van vóór 1944, niet aan de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), maar ook niet aan De Gereformeerde Kerken (hersteld).

Het zou goed zijn als prof. Douma kennis zou nemen van deze brochure (http://www. gereformeerde-kerk-zwolle. nl/File/Weerlegging/WEERLEGGING. pdf).

 

Wens en bede

 

Eén en ander aan misverstanden had overigens kunnen worden voorkómen, als prof. Douma toch ook met DGK een gesprek was aangegaan. Maar hopelijk is hiervoor bij hem na deze corrigerende opmerkingen alsnog meer ruimte ontstaan.

 

We eindigen dit artikel met de bede en hoop dat de Here de vele verontrusten binnen de GKv de geloofsmoed en het geloofsinzicht geven wil niet alleen om te breken met deze kerk omdat ze niet meer ware kerk genoemd kan worden, maar ook om zich te voegen bij de ware kerk van Jezus Christus, naar art. 28 NGB. Geve de

Here dat zij bij deze kerkkeuze onderzoek doen naar de wettigheid van (het ontstaan van) de te kiezen kerk en naar het voldoen aan de kenmerken van de ware kerk naar art. 29 NGB.

Geve de Here daarbij ook de eenheid in de waarheid van allen die Hem oprecht willen dienen. Opdat we eendrachtig de Here mogen dienen en eren in de gemeenschap van het ware geloof.