Ethiek

Kerkverband

Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Ontsimpelen? (4) - Open antwoord aan prof. De Bruijne


D.J. Bolt

23-05-09

 

Proloog

Voor degenen die wat later aan de discussie tussen prof.dr. A.L.Th. de Bruijne en mij zijn aangehaakt is misschien een overzicht van de over en weer verschenen artikelen dienstig.

Op één in waarheid verscheen van mij een zestal artikelen getiteld Waarom eigenlijk nog vrijgemaakt?1
Prof. De Bruijne reageerde daarop in De Reformatie met een hoofdartikel Versimpeling en vertrouwen2. Ook ds. B. Luiten plaatste in het blad een scherpe nogal persoonlijk getinte aanval op mij als schrijver van genoemde artikelenreeks.
De Reformatie gaf desgevraagd de gelegenheid voor een kort 'woord' onzerzijds op Versimpeling en vertrouwen. Aan dit 'woord', Ontsimpelen?, voegde prof. De Bruijne een 'weerwoord' toe: Loopgravenoorlog of gedeeld gebedsoffensief?
Een reactie op het artikel van ds. Luiten werd helaas door De Reformatie geweigerd.

In de beperkte ruimte die De Reformatie beschikbaar stelde was onvoldoende mogelijk om goed geargumenteerd te reageren op De Bruijnes Versimpeling en vertrouwen. Er moest daardoor te vaak 'kort door de bocht' worden geformuleerd. Om dat te compenseren hebben we een uitgebreide reactie geschreven op één in waarheid3 en de samenvatting daarvan als 'woord' laten plaatsen in De Reformatie. Zo kunnen diegenen die meer willen weten van de motieven en achtergronden aan hun trekken komen. De samenvatting is ook op deze website geplaatst als Ontsimpelen? (1) en de uitgebreide versie als Ontsimpelen? (2) en Ontsimpelen? (3).

Het 'weerwoord' Loopgravenoorlog of gedeeld gebedsoffensief? van prof. De Bruijne daagt ons uit tot een antwoord. Dat willen we hier geven in de vorm van een 'open brief'. Misschien helpt dat De Bruijnes gevoel van een "loopgravenoorlog" wat te dempen. Het biedt ook de gelegenheid om elkaar iets persoonlijker te naderen dan in een meer thetisch artikel. Ik doe dat te meer vrijmoedig omdat prof. De Bruijne "vanuit oprechte betrokkenheid" schreef zoals hij mij te kennen gaf en wij elkaar niet moeten loslaten maar juist zoeken.

Geachte broeder De Bruijne,

Graag wil ik een volgende bijdrage leveren aan onze discussie. Daarvoor kies ik de vorm van een open brief. Daarmee kan ik u iets meer op de man af aanspreken. Het vermijdt ook wat de indruk van een "loopgravenoorlog" die u meent te zien bij de 'verontrusten'.
U hebt mij van tevoren gewaarschuwd dat u scherp en prikkelend zou schrijven. Ik heb daarop geantwoord dat ik dat geen probleem vond als we elkaars hart in alle eerlijkheid kunnen bereiken en polemiseren bij een open Bijbel. Uw insteek geeft mij ook de ruimte om openhartig en direct in uw richting te reageren.
De lezers van één in waarheid, voor zover zij niet op De Reformatie geabonneerd zijn, hebben nog niet kennis kunnen nemen van uw laatste reactie, uw "weerwoord". Daarom neem ik dat integraal over (in afleveringen) en geef daarbij commentaar waar ik meen dat dat nodig of gewenst is.

U schrijft:

Br. D.J. Bolt heeft de moeite genomen om te reageren op mijn artikel rond de verontrusting in ‘vrijgemaakte’ kring. Dat waardeer ik. Een eerste voorwaarde om elkaar vast te houden, lijkt me dat we met elkaar in (christelijk) gesprek blijven. Toch stelt zijn reactie mij ook teleur.

Zelfkritiek
Met mijn artikel hoopte ik een vastgeroeste situatie weer wat in beweging te krijgen. Ik probeerde de verontrusten daarom tegemoet te komen waar ik daartoe mogelijkheden zag. Bolt laat zich daardoor echter niet uitnodigen. Weliswaar incasseert hij dankbaar mijn betrokkenheid bij de verontrusting, maar uiteindelijk doet hij niets anders dan beredeneren waarom de verschillen onoverbrugbaar zijn en hij dus zelf geen centimeter in beweging hoeft te komen.
Dat is nu precies het grote probleem van het gesprek met ‘eeninwaarheid’ en sommige andere verontrusten. Het loopt uit op een loopgravenoorlog, waarin geen beweging komt. Ze hebben bij voorbaat gelijk en als iemand al eens reageert, redeneren ze net zo lang tot ze nog steeds gelijk hebben. Nooit bespeur ik ook maar enige zelfkritiek in hun schrijven. Nooit slikken ze een substantieel deel van hun kritiek in. Het lijkt me toe dat dit de broeders en zusters zelf aan het denken zou moeten zetten. Het is toch onwaarschijnlijk dat je tijdens zo’n jarenlange discussiegang als we nu beleven, zelf alles altijd goed ziet? Zijn zij op dit punt van hun leven en denken het ´kleine begin´ van de nieuwe gehoorzaamheid voorbij en naderen zij de volmaaktheid? Of zou er sprake zijn van een zekere vergroeiing in denken en doen?

Vertekend
In Bolts schrijven klinkt soms een verongelijkte toon, bijvoorbeeld wanneer hij nog even herinnert aan een eerdere oproep in De Reformatie om niet op ‘eeninwaarheid’ in te gaan. Het feit dat hij dit doet in een gesprek met mij (ik ben immers niet ds. Wesseling en deel ook niet alle meningen van alle scribenten in De Reformatie) laat zien hoezeer br. Bolt in twee kampen denkt en vanuit dat kader defensief reageert. Ik proef overigens een zekere gekwetstheid in zijn woorden en wil daar oog voor hebben. Maar laat hij en laten zijn medestanders dan op hun beurt beseffen dat zo’n mechanisme je beeld van de werkelijkheid vertekent.
Defensief reageert Bolt bijvoorbeeld op mijn opmerking dat hij te eenzijdig terugkijkt op het vrijgemaakte verleden. Hij zet daartegenover dat hij wel had lijken blijken dat er ook schaduwzijden aan dat verleden zaten. Dat geef ik hem graag toe en het corrigeert het beeld dat ik opriep. Maar hij gaat intussen met geen woord in op wat ik met mijn opmerking betoogde. Ik stelde niet dat Bolt geen kritiek op het verleden kan velen. Ik wees aan dat een verabsolutering van het verleden het hem onmogelijk maakt om verschillende ontwikkelingen van vandaag nuchter te zien als verbeteringen van wat vroeger onder ons minder goed was. Hij gooit alles op de ene hoop van de ‘afval’ en ziet dus maar één front. Dat noemde ik ‘versimpeling’ en Bolts antwoord bevestigt die diagnose.
Zelf liet ik bijvoorbeeld merken de grotere openheid naar andere christenen te zien als een gezonde correctie van een eerdere eenzijdigheid, die weinig te maken hoeft te hebben met andere minder positieve ontwikkelingen onder ons.

Ik antwoord:

Eerlijk gezegd verbaast het mij dat u uw reactie zó begint. U zet een volstrekt negatief beeld neer van de verontruste broeders en zusters en predikanten. Zij redeneren zó, zegt u, dat ze geen centimeter in beweging hoeven te komen en als iemand al reageert, blijven ze eindeloos argumenteren zodat ze nog steeds gelijk hebben. Ja, ze vinden dat ze dat "al bij voorbaat" hebben. Ze hebben "nooit" (!, djb) enige zelfkritiek. "Nooit" (!, djb) slikken ze een "substantieel deel van hun kritiek" in. En met een verwijzing naar de catechismus oordeelt u dat ze inmiddels zichzelf de volmaaktheid vinden naderen.
Is dít nu de goede inzet, de goede toon, om een eerlijk gesprek in te gaan?

Het moet me van het hart dat ik deze diskwalificaties ethisch ver onder de maat vind. Zó maak je op voorhand je opponent(en) persoonlijk verdacht. Het verlamt elk open gesprek. Want hier worden broeders en zusters afgeschilderd als hoogmoedige betweters waarmee niet te praten valt. Zij hebben immers altijd bij voorbaat gelijk? Elk argument stuit af op hun roestvrijstalen eigen-gelijk immers?
Wanneer je je broeders en zusters zó neerzet is elke verdediging van hun kant kansloos gemaakt. Immers, die krijgt onmiddellijk het odium van een self-fulfilling prophesy: Zie je wel, ze schieten automatisch in de verdediging van hún gelijk, ik had het je al voorspeld!
Zo slaat u m.i. op een ruwe manier een open gesprek dood voor het eindelijk(!) goed en wel begonnen is. Voor veel De Reformatie-lezers is het al niet meer 'interessant' wat er nog werkelijk wordt aangevoerd aan argumentatie.

U meent verder een zekere "verongelijkte toon" in mijn bijdrage te horen als ik er aan herinner dat De Reformatie bij monde van ds. Wesseling opriep om de broeders en zusters van één in waarheid te negeren. En u proeft "een zekere gekwetstheid" en wilt daar "oog voor hebben".
Dat klinkt sympathiek maar ik ervaar het toch niet echt zo. Uw invoelingen complementeren meer het negatieve beeld dat u schetste van verontrusten. Eigenlijk zijn ze nog een beetje 'zielig' ook.
Is dit eigenlijk niet een vorm van debunking, een Engelse term die inmiddels ook in onze kerken in zwang geraakt is om pogingen aan te duiden een tegenstander als persoon in discredit te brengen?

Waar gaat het eigenlijk om?
Mijn probleem met de inzet van uw 'weerwoord' is dat ze afleiden van de zaken waarom het de laatste jaren steeds meer gaat. Want het gaat niet om groeps- of persoonlijke gevoelens. Het gaat niet om een beetje 'geven en nemen'; een negotie van hier een beetje toegeven en daar substantiële kritiek inslikken. Maar zoals ik in het 'woord' schreef: "Eerbiedigen wij werkelijk de Heilige Schrift als Gods gezaghebbende Woord of is het een oud oosters boek waar we moeilijke wetenschappelijke technieken en analyses voor nodig hebben om de werkelijke bedoeling uit de historische culturele context los te pellen". Daar moet de discussie zich op concentreren. Dáár ging het om in de serie 'Waarom eigenlijk nog vrijgemaakt' en dát is het punt dat ik aan de orde stelde in mijn 'woord' in De Reformatie.

Kan ik dus er verder maar gelijk beter het zwijgen toe doen?
Dat doe ik niet om een aantal redenen.
In de eerste plaats om het belang van de zaak, d.w.z. hoe het toegaat in de kerk van Christus. Dan moet je niet gauw opgeven. Het moet je aan je hart gaan dat zovelen misleid worden in onze tijd: broeders en zusters waarmee je in de kerkbank zit, kinderen en kleinkinderen. Waar het gif van de Woordverlating in allerlei vormen gestaag zijn werk doet. Soms openlijk en brutaal, soms stilletjes en nauwelijks opgemerkt.
Verzet daartegen blijft geboden, hoe vermoeiend ook. We zullen blijven 'jerimiëren' tot het niet meer kan en de Here een andere weg wijst.

In de tweede plaats bevat uw 'weerwoord' een aantal vertekeningen die moeten worden weersproken of gecorrigeerd. U zet m.i. nogal wat zaken op de kop. Het opmerkelijke is dat ú in het vervolg van uw 'weerwoord' in de verdediging schiet, iets wat u mij en ons verwijt. Wat mij betreft is verdediging op zichzelf overigens prima. Dat had al heel wat eerder gemogen of gemoeten. Want het gevoel dat u bang bent "voor eigen parochie" te spreken en dus uit bescheidenheid reacties en weerwoorden wat uit de weg wilt gaan is natuurlijk onzin4. U spreekt immers, zelfs letterlijk, voor alle parochies. Uw theologische activiteiten in de kerk hadden en hebben grote invloed zoals we nog verder zullen zien. U bent daarom ook de eerstgeroepene om kritiek van die parochies, de gemeenten, te verwerken of te weerleggen.

In de derde plaats moet ook blijken of we uit zijn op "het eigen gelijk" als we een aantal voorbeelden die u bespreekt de revue laten passeren. Laat de lezers maar oordelen of het gaat om "een verabsoluteren van het verleden", óf dat er iets anders aan de hand is.

Openheid en haar gevolgen
U maakt zich sterk met uw idee dat wij in twee kampen denken en daarom ons "defensief" gedragen. Wij zouden een loopgravenoorloog voeren. Wij zien slechts één front. Deze "versimpeling" van de werkelijkheid ziet u nog eens bevestigd in mijn 'woord'. We schieten met verabsoluteerde oude projectielen uit de hoogtijdagen van de vrijgemaakte kerken. En daarmee bevestigt u het beeld van ons als oude veteranen die achterhaalde gevechten voeren langs de digitale snelweg. Weliswaar neemt u formeel Wesselings uitbarsting destijds kennelijk niet voor uw rekening, maar inhoudelijk ervaar ik weinig distantie.

Als voorbeeld noemt u de grotere openheid als een gezonde correctie van vroegere eenzijdigheid. Wat u daarmee precies bedoelt is mij niet helemaal duidelijk maar ik schat in dat het gaat om het op grote schaal samenwerken met andere, niet gereformeerde christenen zo als dat de laatste jaren gestalte heeft gekregen. Openheid naar alle kanten, open ramen en deuren van de broeierige vrijgemaakte sfeer.
En u hebt gelijk, er is vrijwel geen specifieke gereformeerde activiteit meer te vinden. In uw blad brak nog maar enkele weken geleden ds. S. de Jong in een hoofdartikel in De Reformatie zelfs een lans voor interkerkelijke evangelisatie (overigens nog steeds in strijd met art. 26. KO).
Openheid alom dus, onze synodale/PKN-buren prijzen ons er om. Nu is openheid op zich goed. Laten we maar frank en vrij praten over hetgeen onze hoop is, over Gods werk en over zijn kerk. En als dat meer is dan het verleden (wie zal dat overigens meten?) is daar niks op tegen, integendeel. Maar is er sprake van die openheid? Is het niet zo dat onze bejubelde neovrijgemaakte openheid forse slagschaduwen heeft geworpen op ons kerkelijk leven?

U lijkt dat ook wel wat te beseffen. Waarom formuleert u het anders zo dat "die gezonde openheid weinig te maken hoeft te hebben met minder positieve ontwikkelingen onder ons", cursief van mij? Waarom houdt u hier een slag om de arm terwijl u in het artikel in De Reformatie van maart 2007 nog een heel ander verhaal hield? En ook iemand als emeritus-professor J. Douma, die toch openheid ook altijd hoog in het vaandel voerde, klaagt dat daarop nu verslapping en verval is gevolgd5.
Is de door u geprezen openheid niet bij velen alle kerkbesef verloren gegaan? Maakt het voor veel vrijgemaakten niet zoveel meer uit in welke kerk je zit, we zijn toch "één in Christus"? Wat heeft die openheid van interkerkelijke mannendagen, (EO) jongeren- en familiedagen, Bijbelstudieclubs, evangelisatieacties etc. ons werkelijk gebracht? Verdieping van gereformeerd leven en denken, om nog maar te zwijgen van groei van het ledental? Is het niet naïef als je hier heel veel positiefs in meent te kunnen ontdekken?

Gelukkig laat u het niet bij deze paragrafen maar confronteert u u ook met andere zaken die ik in mijn 'woord' aan de orde stelde. Daar wil ik graag in volgende artikelen nader op ingaan.

Wordt vervolgd
 

 

1 Zie rubriek Kerkverband op deze site.

2 De Reformatie, 14 maart 2009.

3 Ontsimpelen? 2 en 3, zie rubriek Kerkverband op deze site.

4 Zie De Reformatie, 14 maart 2009.

5 Bijvoorbeeld in Terdege, 4 maart 2009.