Ethiek

Kerkverband

Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Laatste appel 1

 

Redactie een in waarheid

31-10-15

 

De Canadian and American Reformed Churches in Canada en Noord-Amerika, CanRC, stuurden vorig jaar een vermaanbrief naar de gereformeerde kerken vrijgemaakt in Nederland, de GKv, click hier. De brief (en vermaanbrieven van andere buitenlandse kerken) werd behandeld door de synode van Ede 2014/2015, click hier en hier.
Tot onze grote teleurstelling ging de synode nauwelijks inhoudelijk in op de ingrijpende bezwaren die de Canadese broederschap naar voren bracht. Teleurstellend omdat onze bezwaren immers parallel liepen met die van hen. En terwijl wij geen mogelijkheden meer hadden een appel te doen op onze kerken, konden buitenlandse kerken dat nog wel. Maar tot ons grote verdriet kwam het er niet van in de synodale vergaderingen.

 

Maar hoe hebben de Canadese afgevaardigden op de Edese synode zélf de gang van zaken ervaren? Hebben zij wél een gedegen antwoord gekregen en zijn ze gerustgesteld naar huis teruggekeerd?
Het tegendeel is het geval.
We ontvingen het Report Subcommittee Netherlands of the CRCA for Synod Dunnville 2016. Daarin doen de afgevaardigden van het Noord-Amerikaanse continent verslag van hun ervaringen en bieden zij conceptvoorstellen voor hun komende synode. Het Engelse rapport staat op de site van deze kerken, click hier.

Het is een heel belangwekkend document. Het analyseert helder waar de Nederlandse GKv staat en welke kerkelijke kruispunten zijn gepasseerd. Het geeft ook aan dat het zó niet verder kan in de zusterkerkrelatie van CanRC en GKv. De negatieve ontwikkelingen in de Nederlandse kerken hebben consequenties.

Voor we daar wat commentaar op willen geven, bieden we eerst onze lezers een Nederlandse vertaling van het rapport aan.  

 

In het rapport wordt ook de nodige aandacht gegeven aan de van de GKv afgescheiden kerken: De Gereformeerde Kerken (hersteld) en Gereformeerde Kerken Nederland voorlopig verband. Ook dat is het waard om kennis van te nemen.

 


 

Rapport subcommissie Nederland van de CanRC voor de synode Dunnville 2016

 

INTRODUCTIE

 

Sinds de Synode Burlington 2010 heeft de Commissie voor Betrekkingen met Buitenlandse Kerken (CRCA) een Subcommissie Betrekkingen kerken in Nederland (SRN), die zich richt op betrekkingen met de kerken in Nederland, namelijk:

  1. de Gereformeerde Kerken in Nederland vrijgemaakt (GKv)
  2. De Gereformeerde Kerken hersteld (DGK)
  3. Gereformeerde Kerken in Nederland in voorlopig verband (GKNvv)

De Synode Carman 2013 handhaafde de SRN en heeft de destijds door de Synode Burlington benoemde broeders opnieuw benoemd: ds. J. DeGelder, ds. J. Moesker, br. G.J. Nordeman en dr. C. Van Dam.

 

Aangezien in dit rapport veel afkortingen worden gebruikt, geven we daar eerst een overzicht van.

 

CanRC - Canadian Reformed Churches (Canadese Gereformeerde Kerken)

GKv - de Gereformeerde Kerken in Nederland vrijgemaakt

DKG - De Gereformeerde Kerken hersteld

GKNvv - de Gereformeerde Kerken in Nederland in voorlopig verband

NGK - Nederlands Gereformeerde Kerken

LRCA - Vrijgemaakt Gereformeerde Kerk te Abbotsford

FRCA - Free Reformed Churches of Australia (Australische Gereformeerde Kerken)

OPC - Orthodox Presbyterian Churches (USA)

CRCA - Commissie voor betrekkingen met buitenlandse kerken van de CanRC

EF - Zusterkerkrelaties, zie voor de regels pagina's 23-24??

SRN - Subcommissie relaties kerken in Nederland

BBK - GKv–deputaten voor Betrekkingen met Buitenlandse Kerken

TUK - Theologische Universiteit Kampen

DKE - Deputaten voor Kerkelijke Eenheid in de GKv

KO - Kerkorde

 

I. RELATIES MET DE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND (GKv)

 

A.     OPDRACHT

 

De Synode Carman 2013 heeft na behandeling van het rapport van de SRN betreffende de relaties met de GKv (Acta, Artikel 148) besloten op dat moment de zusterkerkrelatie met de GKv volgens de aangenomen regels voort te zetten, maar tegelijk heeft zij, naar de regels 1 en 6 EF, ook een vermaanbrief aan de Synode Ede 2014 gezonden. Deze brief getuigde van onze broederlijke liefde voor de GKv, maar gaf wel blijk van ernstige zorgen over afwijking van de Gereformeerde hermeneutische principes, het werk van de Deputaten Man/Vrouw in de Kerk, de groeiende toenadering tot de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) zonder oplossing van enige cruciale verschillen, en een groeiend gevoel van vervreemding bij de CanRC ten aanzien van de GKv. De Synode besloot ook het volgende (Acta, Artikel 148):

 

4. 6 Om opnieuw een subcommissie van de CRCA te benoemen met de volgende opdracht:

 

4.6.1 Contact te onderhouden met de BBK van de GKv, en de CanRC op de volgende synode van de GKv te vertegenwoordigen. Indien mogelijk moet de subcommissie aanwezig zijn bij de behandeling van deze vermaanbrief op de volgende GKv synode;

 

4.6.2 BBK op de hoogte te brengen van ons besluit betreffende vrouwelijke afgevaardigden;

 

4.6.3 Voort te gaan met het volgen van de ontwikkelingen binnen de TUK;

 

4.6.4 Het werk van Deputaten betreffende de rol van vrouwen in de Kerk te volgen en hun rapport te beoordelen, evenals de besluiten over dat rapport van de volgende GKv Synode;

 

4.6.5 De voortgaande gesprekken tot eenwording tussen de GKv en de NGK te volgen en de besluiten van de volgende GKv Synode inzake eenheid met de NGK te evalueren;

 

4.6.6 De gevolgen van de herziening van de GKv kerkorde te evalueren;

 

4.6.7 De GKv deelname aan de 'Nationale Synode' te volgen;

 

4.6.8 De ontwikkelingen met betrekking tot de toepassing van Artikel 67 van de GKv kerkorde te volgen;

 

4.6.9 Samen te werken met de deputaten van de FRCA en de OPC;

 

4.6.10 Zes maanden voorafgaand aan de Generale Synode 2016 te rapporteren met specifieke aandacht voor de vraag of we de zusterkerkrelatie al dan niet voortzetten.

 

B.     ACTIVITEITEN VAN DE COMMISSIE - Opdracht 4.6.1 en 4.6.2

 

1. Contacten

 

De SRN is 8 maal samengekomen en heeft correspondentie onderhouden met de Deputaten voor Contact met Buitenlandse Kerken (BBK) van de GKv, evenals met de deputaten kerkelijke betrekkingen van enige andere zusterkerken. We hebben de besluiten van de Synode Carman aan de BBK overgebracht, ook die betreffende vrouwelijke afgevaardigden naar onze vergaderingen. Twee keer hebben wij de CanRC op de Synode Ede 2014 vertegenwoordigd. Br. G.J. Nordeman woonde de Buitenlandweek bij (24-29 maart 2014) en alle vier leden van de SRN waren aanwezig bij de bespreking van de vermaanbrieven en het rapport Deputaten Man/Vrouw in de Kerk (16-17 mei 2014). Bij dit laatste bezoek konden we ook gesprekken voeren met een paar BBK deputaten. Op 1 juni 2015 ontmoetten we ds. K. Batteau van de BBK en voerden een openhartig gesprek met hem over de besluiten van de Synode Ede inzake de aan die synode gerichte vermaanbrief door de Synode Carman van de CanRC.

 

2. Antwoord aan de Synode Carman 2013 Vermaanbrief aan de Synode Ede 2014

 

Behalve de door de Synode Carman 2013 verzonden brief heeft de Synode Ede een aantal vermaanbrieven of soortgelijke brieven met uitingen van zorgen van andere buitenlandse zusterkerken ontvangen. Het is jammer dat de Synode Ede de CanRC vermaanbrief van de Synode Carman op één hoop heeft gegooid met de vermaanbrieven en zorguitingen van andere buitenlandse kerken. Het gevolg was dat we op sommigen van onze zorgen antwoord kregen maar andere  slechts terloops werden behandeld. De SRN ontving een schriftelijk antwoord van de Synode Ede d.d. 1 december 2014 (met besluiten van Ede als bijlage[1]), waarin zij het volgende vermeldden:

 

“Daarom waarderen wij uw brief als een uiting van uw liefde en zorg als zusterkerken, die werkelijk bezorgd zijn over het welzijn en de trouw van onze kerken in Nederland. Wij hopen en bidden ook dat de CanRC en de GKv zij aan zij mogen staan en God trouw blijven tot de komst van onze Here Jezus Christus. Daarom, zelfs wanneer tradities misschien veranderen en nieuwe omstandigheden nieuwe antwoorden vereisen, hopen en verwachten wij dat we elkaar toch kunnen helpen om trouw aan de Here en Zijn Woord te blijven, als onze gemeenschappelijke grond.”

 

Het antwoord van de Synode Ede op de brief van de Synode Carman gaf geen indicatie dat enige verandering daagt in de hermeneutische richting van de Theologische Universiteit te Kampen (TUK). In plaats daarvan werden dr. S. Paas en dr. K. van Bekkum verdedigd en benoemd aan de TUK, terwijl juist over hun verklaringen en stellingen onze vermaanbrief ernstige zorgen had geuit, In hetzelfde document werden onze zorgen over de hermeneutische richting waarin de GKv zich bewoog voor wat betreft de rol van de vrouw in de kerk aan de kant geschoven. De Synode verklaarde in de antwoordbrief:

 

“Wij wensen ook te onderzoeken hoe we recht kunnen doen aan de twee lijnen  in de Schrift: die van het verschil in verantwoordelijkheid door God aan man en vrouw gegeven, en die van de gelijkwaardigheid van man en vrouw. We geloven dat zo'n onderzoek in een Gereformeerde kerk zeker mogelijk is zo lang de argumenten op de Schrift worden gebaseerd.”

 

De voorwaarde “zo lang de argumenten op de Schrift worden gebaseerd” is mooi, maar de kwestie voor ons is nu juist hòe de Schrift in het rapport van Deputaten Man/Vrouw in de Kerk op de Synode Ede wordt geïnterpreteerd in de context van de veranderende hermeneutische benadering aan de TUK en in de GKv als geheel.

 

Tenslotte, in de brief van de Synode Carman werd zorg geuit over de groeiende toenadering van de GKv tot de NGK. De brief die we ontvingen verklaarde hierover:

 

“Naar onze mening lijkt u toenemende confessionele ontwikkelingen binnen de NGK over het hoofd te zien en de intentie van de NGK om opnieuw kritisch te kijken naar de hermeneutische basis van hun besluit om vrouwelijke ouderlingen en predikanten toe te staan.”

 

We zien dit antwoord niet als erg geruststellend, vooral het tweede deel niet over een opnieuw bekijken van de hermeneutische basis van het openstellen van alle ambten voor de vrouw in de NGK. In plaats daarvan heeft de Synode Ede in haar contact met de NGK synode besloten dat als gevolg van de besprekingen met de NGK over hermeneutiek, het NGK besluit om alle ambten voor de vrouw open te stellen niet langer een belemmering vormt om samen verder te gaan op de weg naar eenheid. Zo zien we eerder een verandering in de houding van de GKv inzake hermeneutiek dan een kritisch opnieuw bekijken door de NGK.

 

De Synode Ede verklaart in het slot van haar brief:

 

“Ons gebed is dat deze brief en dit materiaal zullen helpen uw zorgen te verlichten en mogen bijdragen aan het herstel van wederzijds vertrouwen in elkaar.”

 

We vrezen dat de inhoud van de brief en de aangehechte besluiten van de Synode Ede ons vertrouwen in onze zusterkerken in Nederland niet hersteld hebben. Veeleer zijn we teleurgesteld dat de vermaanbrief van de Synode Carman 2013 niet het gehoopte effect heeft gehad en de GKv voortgaan in de richting die zij de laatste jaren hebben ingeslagen. Dit moge blijken uit de volgende rapporten betreffende de TUK.

 

C.     DE THEOLOGISCHE UNIVERSITEIT TE KAMPEN - Opdracht 4.6.3

 

De TUK is de school van de kerken voor de opleiding tot predikant. Deze school streeft officieel naar confessionele trouw en hoge academische standaarden. Als deputaten zijn wij bezorgd  over de verzwakking aan de TUK  van de klassieke Gereformeerde Schriftvisie zoals die in de Schrift wordt gevonden (bijv. Johannes 17:17; 2 Tim. 3:16; 2 Pet. 1:21) en beleden in de Nederlandse Geloofsbelijdenis Art. 2 tot 7. Behalve wat we in 2012 in ons Rapport aan de Synode Carman 2013 al noemden inzake het zwakker worden van de Schriftvisie aan de TUK en in studies over de rol van vrouwen in de kerk, hebben we nog meerdere redenen tot zorg die we in dit rapport willen doorgeven. Kort samengevat zijn die:

  1. Zorgen rond de kwestie van homoseksualiteit
  2. Het antwoord van de Synode Ede op de brief van de Synode Carman over onze zorgen ten aanzien van de TUK
  3. De visies van Burger op het offer van Christus

1. De TUK over homoseksualiteit

 

Men zou verwachten dat de Theologische Universiteit te Kampen krachtig leiding zou geven  in de intensieve discussie over het  ethische onderwerp homoseksualiteit. Dit is niet gebeurd en het lijkt er op dat dat ook niet gebeuren zal.

 

Op 20 januari 2012 organiseerde de TUK een conferentie over homoseksualiteit. Sprekers vanuit de brede Gereformeerde gemeenschap werden uitgenodigd. De voortgang werd later dat jaar in een boek gepubliceerd met de titel Open en kwetsbaar: Christelijk debat over homoseksualiteit,  nummer 11 in de TUK-Bezinningsreeks, een officiële reeks die door de TUK wordt uitgegeven.

 

De sprekers waren het kennelijk niet allemaal eens, maar twee algemene aspecten springen naar voren in het boek. Het geeft heel weinig exegese of vraag naar wat de Schrift zegt, terwijl er veel wordt gesproken over de huidige cultuur en de noodzaak voor de kerk om zich zo veel mogelijk aan homoseksuelen aan te passen, zodat zij zich welkom voelen in de kerk. En natuurlijk  moet de kerk ieder verwelkomen, maar het punt is hier, dat bijbelse normen niet voorop stonden, maar menselijke ervaringen en gevoelens. We laten hier enige voorbeelden volgen van wat op de conferentie door aan de TUK verbonden sprekers werd gezegd.

 

In hoofdstuk 2 beschrijft de organisator van de conferentie, dr. Ad de Bruijne, drie benaderingen die een kerk kan hanteren ten aanzien van homoseksuelen, variërend van de traditionele veroordeling van homoseksuele praktijken als zondig (in lijn met dr. J. Douma) tot het tolereren van seksueel samenlevende homoseksuelen, zo lang zij dat in liefde en trouw doen. In dit geval is geen  kerkelijke tucht nodig. Geen evaluatie van of voorkeur voor één van deze benaderingen werd gegeven.

 

In hoofdstuk 4 vraagt dr. Maarten van Loon, die bij De Bruijne heeft gestudeerd, of de afkeuring van een homoseksuele relatie die door liefde en trouw wordt gekarakteriseerd, vanuit Romeinen 1 kan worden verdedigd. De klassieke Gereformeerde benadering was dat Romeinen 1 homoseksuele relaties veroordeelt omdat ze tegen Gods scheppingsordening ingaan (Rom. 1:26-27). Van Loon gaat de confrontatie aan met dit verstaan door zich af te vragen of de apostel Paulus op de wijze waarop hij schreef homoseksueel gedrag verbood. De tekst bevat geen specifiek verbod  van homoseksuele praktijken. Zo'n verbod wordt wel afgeleid van de tekst, maar staat niet expliciet in de tekst . Zelfs als we een verbod uit Romeinen 1 kunnen afleiden, is de volgende vraag of de veroordeling van homoseksuele praktijken uit de tijd van de apostel tot een algemene veroordeling kan worden gemaakt die ook van toepassing is op huidige homoseksuelen  met een toegewijde seksuele relatie in liefde en trouw. Zulke homoseksuele praktijken waren niet aan de apostel bekend. Tenslotte vraagt Van Loon of ethische kwesties op exegetische gronden moeten worden beslist. Zijn conclusie is dat als we Romeinen 1 als een schriftgedeelte willen handhaven dat ons leert homoseksueel gedrag binnen de banden van liefde en trouw te verbieden, dat we dan nog veel werk voor de boeg hebben.

 

Hoewel iedere auteur het recht heeft zijn bespreking  te beperken tot een bepaald Schriftgedeelte  betekent  zo'n zelf-opgelegde beperking wel dat hij geen recht doet aan het principe van 'Schrift met Schrift vergelijken'. Als gevolg hiervan werd de discussie scheefgetrokken en blijven we zitten met het onbevredigende gevoel dat geen recht aan het onderhavige onderwerp werd gedaan. Romeinen 1 was het enige hoofdstuk waarop gefocust werd en dat is teleurstellend. We proeven in Van Loons vraagstelling en enigszins negatieve benadering van de traditionele exegese van Romeinen 1 een verlangen zich aan te passen aan de huidige cultuur van tolerantie ten aanzien van homoseksuele praktijken. De kerken en hun leden, inclusief  homoseksuelen, worden met deze benadering niet geholpen.
Meer over de exegese van Van Loon is te vinden in opmerkingen over zijn boek In liefde en trouw?  aan het eind deze paragraaf.

 

In hoofdstuk 5 van Open en kwetsbaar signaleert De Bruijne hoe de tijden zijn veranderd. Niet al te lang geleden werden homoseksuele praktijken vrijwel overal afgewezen. Nu wordt in de GKv kerkelijke tucht nauwelijks meer op praktiserende homoseksuelen toegepast. Volgens hem wordt slechts ongeveer één derde van de praktiserende homoseksuelen van het Heilig Avondmaal afgehouden. De Bruijne vraagt of we niet een nieuwe benadering zouden moeten volgen aangezien veel homoseksuelen de kerk verlaten. Om die vraag te beantwoorden benadert De Bruijne de kwestie door als christenen 'het leven in Christus' centraal te stellen. In Christus komt het nieuwe leven te voorschijn vanuit het oude bestaan in zonde. Wij mogen vandaag door de kracht van de Geest van Christus een begin ervaren van dat nieuwe leven dat eens volledig werkelijkheid zal worden. Zijn leven moet óns leven worden. Om die reden vindt het Christelijk leven niet zijn zwaartepunt in afzonderlijke normen en geboden, maar gaat het om Christus die ons vernieuwt door de Geest.

 

De Bruijne merkt verder op dat op het eerste gezicht de Bijbel seks reserveert voor de relatie tussen man en vrouw. Maar is het mogelijk dat dit verband cultuurgebonden is zodat we vandaag ook homoseksuele relaties kunnen zien als een mogelijke variant binnen Gods schepping, die God altijd al bedoeld had, maar die in de tijd van de Bijbel nog niet als zodanig werden herkend? Vanuit de subjectieve dimensie van de eenheid met Christus zou dit in principe mogelijk kunnen zijn (60). Maar de Bruijne wijst deze manier van denken af. Homoseksueel gedrag is een manifestatie van de gebrokenheid van menselijk leven sinds de zondeval.

 

Dit alles betekent evenwel niet dat homoseksuele relaties ondenkbaar zijn als een compromis in de tijd die aan de volheid van het Koninkrijk van Christus voorafgaat. Niemand is perfect en perfectionisme is een kwaad. Het Christelijk leven heeft min of meer een compromis karakter. Het moet daarbij wel duidelijk zijn dat  permanent homoseksueel gedrag niet in overeenstemming is met de uitdaging de gekruisigde en opgewekte Christus te volgen. Men kan niet in homoseksueel gedrag berusten. Maar De Bruijne zegt wel dat je je in een pastorale situatie tijdelijk mag neerleggen bij een homoseksuele relatie als de betrokkene in Christus zoekt te groeien (62). Om deze reden pleit hij voor terughoudendheid  of geen kerkelijke tucht rond praktiserende homoseksuelen. Tucht zal hen alleen maar van de kerk  vervreemden (63). Bovendien wordt tegenwoordig kerkelijke tucht niet meer eenduidig toegepast, dus waarom zouden we homoseksuelen als doelwit uitkiezen? Maar wel moeten, zoals bij elk compromis, het volle evangelie en de bijbelse normen worden gepreekt, inclusief de boodschap dat seksuele gemeenschap uitsluitend voor de relatie van man en vrouw is.

 

De Bruijne stelt ook dat we de homoseksuele identiteit als modern verschijnsel verder moeten onderzoeken voordat we de relevante gedeelten van de Schrift in de culturele context van vandaag juist kunnen toepassen (66). Hoe dit het zondig noemen van homoseksueel gedrag kan beïnvloeden wordt niet duidelijk uit de daarop volgende door De Bruijne gegeven analyse, die nogal een open eind heeft.

 

De Bruijne brengt goede punten in zijn behandeling van een belangrijk onderwerp naar voren, maar per saldo is dit hoofdstuk erg teleurstellend. Bijbelse normen lijken op de een of andere manier verloren te zijn gegaan in de discussies over hoe aan de noden van homoseksuelen tegemoet te komen. Het is ook opmerkelijk dat waar De Bruijne de mogelijkheid voorstelt zich uit pastorale overwegingen neer te leggen bij homoseksuele relaties, de Synode Zwolle-Zuid 2008 nog een heel ander standpunt innam. Deze synode werd geconfronteerd met de vraag of een kerkenraad zou moeten doorgaan met het onder tucht stellen van homoseksuelen die hadden aangegeven dat zij zich seksueel zouden onthouden. De Synode verklaarde dat de kerkenraad het volste recht heeft de betrokkenen te blijven waarschuwen, omdat een dergelijk samenwonen afgewezen moet worden. We moeten de kracht van de Satan en de zonde niet onderschatten en onszelf in verleiding brengen. De kerk moet zich ook bewust zijn van de negatieve consequenties die het publiek tolereren van homoseksuele praktijken met zich meebrengt (Acta, art. 52).
Het pleiten van De Bruijne voor een tolerantere houding tegenover homoseksuele relaties zonder enige duidelijke bijbelse grond, staat in sterk contrast met wat de kerken door hun generale synode nog maar vier jaar eerder hadden besloten. Zijn pleidooi dient niet het welzijn van de kerken die hij dient, noch het welzijn van de homoseksuelen die hij probeert te helpen. Zich beroepen op veranderende culturele contexten kan het feit dat de Schrift homoseksuele relaties zondig noemt niet te niet doen. Onze inspanning om Gods wil te doen en zijn geboden te houden moet voorrang krijgen boven het tegemoet komen aan degenen die te kampen hebben met hun homoseksuele gevoelens. Dit punt is helder naar voren gebracht door dr. Wolter Rose.

 

In hoofdstuk 11 laat Rose een belangrijk bijbels geluid horen. Hij benadrukt dat je liefde voor Christus bepalend moet zijn en voorrang moet hebben. Hij geeft een ontroerend getuigenis als celibatair levende homoseksueel, erkent dat het een strijd is om niet toe te geven aan homoseksuele gevoelens. Maar hij bestrijdt verleiding door het zoeken van de kennis van Christus. “Ik acht alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat” (Fil. 3:8). Dat kun je alleen zeggen, schrijft hij, als je iets van de glorie van Christus hebt gezien (vgl. 2 Cor. 4:4-6) (120-121).
Het is nodig dat de stem van Rose in de GKv wordt gehoord.

 

In aanvulling op het bovenstaande nog het volgende. In 2012 is een speciale studie geschreven door Maarten van Loon met de titel In liefde en trouw?. De studie handelt over homoseksuele relaties in de Christelijke gemeente vanuit het perspectief van Romeinen 1. Ook dit is een officiële publicatie van de TUK, namelijk nummer 10 in de TU-Bezinningsreeks. Van Loon trekt in zijn boek de conclusie dat volgens hem de Bijbel geen ruimte geeft voor homoseksuele relaties in liefde en trouw. Een belangrijk feit om tot deze conclusie te komen is dat Romeinen 1:26 over homoseksuele relaties spreekt als “tegennatuurlijk”. Deze term verwijst naar een normatieve scheppingsorde. Tegelijkertijd denkt Van Loon dat het belangrijk is de notie van gebrokenheid en zuchten van de schepping mee te nemen om ruimte te laten voor pastoraal medeleven en -lijden met hen die strijd voeren tegen homoseksualiteit (116-117). Van Loon merkt later op dat zulk pastoraal meelijden de vorm kan aannemen van een toestaan van het samenleven van een homoseksueel stel, indien zij beloven zich seksueel te onthouden, een standpunt dat ook De Bruijne aanspreekt (121). Een vraag dringt zich op: gaat dit niet te ver? We tolereren immers niet dat heteroseksuele stellen die elkaar liefhebben samenleven met de belofte van onthouding. Leert Christus ons niet te bidden “Leid ons niet in verzoeking?”

 

Hoewel Van Loon zelf bevestigt dat de Schrift geen basis geeft voor homoseksuele relaties in liefde en trouw, somt hij alternatieven op voor het benaderen van homoseksuele relaties binnen de gemeente en geeft daarvan de sterke en zwakke kanten weer. Deze alternatieven tolereren tot op zekere hoogte homoseksuele relaties (117-123). Het is daarom verwarrend, gezien ook zijn eigen standpunt,  dat hij deze alternatieven voor studie in Christelijke kring aanbeveelt. En ook nog eens bevestigt dat hij niet wil zeggen dat exegetisch en hermeneutisch onderzoek eens voor altijd de vraag van de ethische implicaties van de wijze waarop de Bijbel over homoseksualiteit spreekt kan oplossen (125-126).

 

2. Besluiten van de Synode Ede en Evaluatie

 

De Synode van Ede (2014-15) antwoordde op alle bezwaren van de buitenlandse kerken door één set besluiten te maken die aan de betrokken kerken moest worden toegezonden.  Aanhalingen van de synodebesluiten hieronder zijn ontleend aan hun geautoriseerde Engelse vertaling zoals we die in hun brief aan onze commissie ontvingen. [In deze Nederlandse vertaling van het commissierapport zijn de oorspronkelijke Nederlandse besluitteksten opgenomen, redactie EIW]

 

De Synode verklaarde het  te waarderen dat de zusterkerken hun zorgen kenbaar maken, en dat de Nederlandse kerken trouw wensen te blijven aan de Schrift en de Gereformeerde belijdenissen. Maar men moet zich wel realiseren dat de Gereformeerde Kerken van vandaag niet dezelfde zijn als die van veertig jaar geleden. Dit betekent niet dat ze minder Gereformeerd zijn. Bovendien verklaarde de synode “dat verschillen van mening aangaande bepaalde schrijvers, of aangaande (delen van) bepaalde rapporten door deputaten, niet opgeblazen moeten worden tot bezwaren tegen de 'Gereformeerde Kerken.'” Want, zei de synode:

 

“De Gereformeerde Kerken zijn levende kerken die bestaan in een snel veranderende kerkelijke context in Nederland. De standpunten over contacten met andere kerken, de rol van het kerkverband (bijv. de noodzaak voor uniformiteit binnen het verband), de taak van de kerken in de maatschappij, en de noodzaak het evangelie op een manier te brengen die relevant is voor vandaag, zijn onmiskenbaar anders dan in de tachtiger jaren van de vorige eeuw. De kerken vinden een weg in deze zaken die nadrukkelijk in lijn met de Schrift en de Gereformeerde Confessies is. Deze weg is niet onfeilbaar en vereist een voortdurend alert zijn. In deze context worden de uitingen van zorgen bij de zusterkerken verwelkomd."

 

De Synode Ede besloot over de zorgen betreffende de Schriftvisie die aan de TUK wordt getolereerd zoals in ons vorige rapport in detail beschreven(Acta, blz. 28):

 

Besluit 3

  1. De Raad van Toezicht van de TU op te dragen de synode te dienen met een concept voor beantwoording van de door de buitenlandse zusterkerken ingebrachte kritiek op publicaties van docenten/onderzoekers aan de TU; dit antwoord moet de vorm hebben van een royale, voor breed publiek geschikte uitleg die tevens ingaat op de afzonderlijk genoemde publicaties en die in bovengenoemde brief ingevoegd kan worden.
  2. De Raad van Toezicht te adviseren ernaar te streven dat vanuit de  TU gewerkt wordt aan voortzetting van het wetenschappelijke gesprek met theologen die verbonden zijn aan de kerken die hun bezwaren hebben kenbaar gemaakt.

Gronden:

  1. Het CvB ziet toe op het gereformeerde karakter van onderwijs en onderzoek aan de TU en is primair verantwoordelijk voor de beantwoording van hiertegen ingebrachte bezwaren (Statuut TU).
  2. Eerder ingebrachte bezwaren zijn weerlegd, maar mogelijk is deze weerlegging onvoldoende breed gecommuniceerd.
  3. Het is van belang voor de relaties met zusterkerken dat er goede uitwisseling is op theologisch gebied, zoals onlangs op de conferentie over hermeneutiek in Hamilton.

De synode besloot ook

 

Besluit 4

 

de buitenlandse zusterkerken op te roepen om ons en elkaar te blijven dienen als kerken van de Here Jezus Christus in deze wereld.

 

Gronden:

  1. waar onze kerken willen blijven bij de belijdenis van Gods Woord is er geen reden om het bestaande contact te herzien;
  2. waar onze kerken toenemend te maken hebben met de doorwerking van de secularisatie in de levens van Gods kinderen, hebben we de steun en het geduld van onze buitenlandse zusterkerken hard nodig.

Evaluatie van Synodebesluiten

 

Het is opvallend dat de Synode van Ede van de TUK om een bepaalde vorm van antwoord verzocht: "dit antwoord moet de vorm hebben van een royale, voor breed publiek geschikte uitleg die tevens ingaat op de afzonderlijk genoemde publicaties“.

Het lijkt er echter op dat de Synode Ede geen ander antwoord verwachtte dan wat al in het verleden was gegeven. Zij verklaarde als gronden voor het opnieuw behandelen van de naar voren gebrachte zaken dat “bezwaren die in het verleden naar voren zijn gebracht waren weerlegd, maar dat de communicatie van die weerlegging mogelijk onvoldoende breed was geweest.” Dus lijkt het dat in de ogen van de Synode dit een zaak van slechte communicatie was. Dit beloofde niet veel goeds vanuit ons perspectief. Het officiële antwoord dat we van de TUK via de Synode Ede ontvingen bevestigde onze vrees. Dit antwoord werd als Appendix 4 (waarschijnlijk aan de Acta van Ede) getiteld, Theological University: Response to Foreign Sister Churches. In par. 1. verklaart de Raad van Toezicht van de TUK dat

 

“Het doel van deze brief is een heldere beschrijving te geven hoe de bezwaren zijn behandeld, en hoe zij naar onze stellige overtuiging voldoende zijn beantwoord.

 

Inderdaad wordt niets nieuws aangetroffen in het antwoord van de TUK op onze zorgen zoals verwoord in ons rapport aan de Synode Carman 2013 (Appendix 5). Het baart zorgen dat er nooit  een echt gesprek heeft plaatsgevonden over de zorgen omtrent dr. Paas en dr. Van Bekkum, noch op de synode, noch in de correspondentie met BBK, dat ook het TUK-rapport omvatte. De zorg dat onze bezwaren niet ernstig genoeg werden genomen, werd bevestigd doordat de Synode Ede dr. Paas als Professor Missiologie benoemde en dr. Van Bekkum aan de TUK verbonden liet blijven.

We ontvingen dr. Van Bekkums antwoord op kerkelijke en oecumenische kritiek op zijn dissertatie (20 maart 2014) en waren, ondanks zijn goede bedoelingen, er door teleurgesteld. Onze zorgen over zijn werk, zoals aangegeven in ons rapport van 2012, werden er niet door weggenomen.

 

3. Hans Burger en het offer van Christus

 

Dr. Hans Burger, door de Synode Ede als universitair docent in de Systematische Theologie benoemd, heeft onlangs een essay “Voorbij de offerkritiek” gepubliceerd met als ondertitel “Het beeld van het offer”[2]. Hij merkt op dat tegenwoordig woorden als offer, zondebok en offer voor de zonde een negatieve bijklank gaan krijgen. Hoe kunnen we dan van het offer van Christus spreken als een positief iets, wanneer het woord offer zo'n negatieve connotatie in onze cultuur heeft voor iemand die niet met het Christelijk geloof is opgegroeid (52)? Wat in Burgers schrijven volgt is heel verwarrend. Het lijkt alsof Burger het evangelie op zo'n manier wil weergeven dat het beter te begrijpen en te accepteren is voor onze huidige postmoderne cultuur door het element van het offer kleiner te maken en wat naar de achtergrond te schuiven. Onterecht suggereert hij dat de Bijbel ook kritisch staat tegenover het offer (53) en hij zet vraagtekens bij de dogmatische formuleringen van Christus' offer. Hij schrijft dat het belangrijk is om te onderscheiden hoe de Schrift spreekt over Jezus' dood als een offer en

 

“dogmatische weergaven zoals 'Jezus brengt een offer door onze straf te dragen in onze plaats als betaling voor onze schuld. Op die wijze geeft hij de vereiste voldoening aan God en verkrijgt onze redding.' Deze gedachtegang vind je niet op deze manier in het Nieuwe Testament” (53-54).

 

Dit is een ongeloofwaardige verklaring aangezien de Schriften al deze waarheden duidelijk leren[3]. Met deze verklaring lijkt hij de plaatsvervangende verzoening van Christus te ontkennen. En inderdaad stelt hij dat Jezus' dood geen offer was in de strikte zin van het woord. Maar aan de andere kant erkent hij ook dat Christus het lam is dat de zonde van de wereld wegneemt en dat zijn bloed vrede brengt (54-55). Desalniettemin beschouwt Burger het bijbelse concept van de plaatsvervangende voldoening als een middeleeuws begrijpen van Christus' dood dat paste bij hun culturele context.

 

Onze huidige cultuur is niet zo ontvankelijk voor dit begrip en daarom zoekt Burger naar een cultureel meer acceptabel verstaan van wat de Schrift zegt over Christus' offer. Hij is van mening dat het offer van Christus bestond in de volledige gehoorzame toewijding aan zijn Vader om zo zijn opdracht te vervullen. Op deze manier maakt Christus ons mensen die als Hij zijn toegewijd aan God. Het cultische beeld van een offer benadrukt het positieve van Jezus die in zijn toewijding onze zonden bedekt en ons in mensen verandert die God zijn toegewijd. Op deze wijze wordt ons hele leven een offer. Burger verkleint en negeert met dit soort redeneringen of ontkent er zelfs het belang mee van Christus' betaling voor onze zonden met zijn bloedig offer om aan Gods gerechtigheid te voldoen zoals we belijden in bijvoorbeeld de Heidelbergse Catechismus (Zondag 3 tot 6). Hij komt er werkelijk dicht bij om van God een karikatuur te maken, een God die unfair zou zijn door een offer te eisen. Na het noemen van hoe God Abraham stopte om zijn zoon te offeren, schrijft Burger:

 

“De Bijbel tekent dus geen strenge God die bloed wil zien. Alsof God wil dat er koste wat kost doden vallen. Alsof hij een Vader is die zo bloeddorstig is dat hij dan maar zijn eigen Zoon slachtoffert: een nare, immorele God”[4]

Maar Burger gaat voorbij aan het feit dat God heilig is en dat aan zijn gerechtigheid moet worden voldaan. Wel spreekt Burger over Gods liefde maar hij zegt heel weinig over Gods recht. Blijkbaar is het laatste naar Burgers mening niet aantrekkelijk of begrijpelijk in onze huidige cultuur. Voor Burger is Gods offer in Christus

 

“vooral een beroep op ons hart. Het is een liefdevolle uitnodiging niet door te gaan Gods liefde te verwerpen maar die te beantwoorden....

Direct verbonden met de dood van Jezus als offer is de oproep dat we ons leven geven als dank- en lofoffer met volle bewondering voor God” (65). Dus Christus' offer is het geheim van onze levenstoewijding.”

 

Het is bijbels om van Gods liefde in verband met Christus' offer te spreken (bijv. Joh. 3:16). Tegelijk moeten we ook het belang van Gods rechtvaardigheid onderstrepen en de principiële noodzaak van voldoening door zijn bloed (vgl. Lev. 17:11). Door het verwaarlozen van de strafvervanging lijkt Burger een neo-orthodox standpunt van voldoening weer te geven. De neo-orthodoxie leert ook, net als Burger, dat redding niet moet worden gezien in de forensische context van het gerechtshof,

 

“waarbij Christus, door zijn plaatsvervangende daad een weldaad verkrijgt die dan aan anderen wordt doorgegeven. Eerder is redding te vinden in het wezen van Christus, en daarom wordt de vereniging met Christus de kern van de leer.”

Verenigd met Christus delen we in zijn verzoende menszijn en zo ontvangen we Gods weldaden.[5]

 

Samengevat: door te  trachten meer cultureel relevant en begrijpelijk te zijn rijst de vraagt of Burger de volle bijbelse leer van de plaatsvervangende verzoening nog handhaaft. Helaas draagt zijn visie weinig bij om het vertrouwen in de TUK van eigen ondersteunende kerken en van de zusterkerken te vergroten.[6]

 

D.     WERK VAN DEPUTATEN MAN/VROUW IN DE KERK - Opdracht 4.6.4

 

1. Achtergrond

 

De rol van vrouwen in de kerk en of ze mogen dienen in het kerkelijk ambt is sinds de Synode Amersfoort 2005 op GKv synodes in bespreking geweest. De synode benoemde een commissie (Deputaten Man/Vrouw in de Kerk) om de rol van man en vrouw in de kerk te onderzoeken. Deze deputaten presenteerden een rapport aan de Synode Zwolle-Zuid 2008, waarin statistieken werden aangeboden van meningen in de kerken. De deputaten hebben echter geen definitieve praktische richting aangegeven. Ondanks zorgen die naar voren werden gebracht, onder anderen door de buitenlandse afgevaardigden van de CanRC[7], heeft de Synode Zwolle-Zuid 2008 besloten het onderwerp aandacht te blijven geven en nieuwe deputaten M/V in de kerk te benoemen om te onderzoeken of de Bijbel vrouwen toestaat ook een ambt in de kerk te bekleden. Deze commissie rapporteerde aan de Synode Harderwijk 2011 en onderscheidde twee interpretatielijnen in wat de Bijbel over de vrouw en het kerkelijk ambt zegt – één lijn die vrouwen uitsluit van het kerkelijk ambt en een andere die de weg voor hen opent. Volgens het rapport kunnen beide interpretatielijnen beschouwd worden als binnen de bandbreedte van de Schrift te vallen. Maar praktische conclusies werden door de deputaten niet getrokken. Ondanks  de  toegenomen  bezorgdheid van de SRN[8] en anderen over de richting die de GKvinsloegen zette de Synode Harderwijk door en besloot (Acta GS 2011, Art.29) deputaten Man/Vrouw in de kerk te benoemen met de opdracht de volgende vragen te beantwoorden:

  1. Is het op basis van de Schrift geoorloofd om naast broeders ook zusters uit de gemeente te benoemen in het ambt van diaken? Welke consequenties zal het antwoord op deze vraag hebben voor de taak en de verantwoordelijkheden van diakenen?
  2. Is het op basis van de Schrift geoorloofd om naast broeders ook zusters uit de gemeente te benoemen in het ambt van ouderling en predikant?
  3. Welke gezamenlijke uitspraken en afspraken zijn er, gegeven de antwoorden op de genoemde vragen nodig en/of mogelijk?

2. Het rapport deputaten M/V voor de Synode Ede 2014

 

Het rapport aan de Synode Ede 2014 dat deputaten M/V uitgaven in de herfst van 2013 drong er bij de GKv op aan te verklaren dat in het licht van hun nieuwe manier van bijbelverklaring er geen bijbelse reden is waarom vrouwen niet in alle kerkelijke ambten zouden kunnen dienen. In de introductie van dit rapport lichtten de deputaten dit toe: "Hoe lezen we de Bijbel? Tegelijk is dit theologische probleem gedeeltelijk ontstaan door sociaal-culturele verschuivingen en veranderingen in denk- en leefwijzen van kerkleden.”[9]

Het rapport verzekerde dat kerkleden in de GKv een toenemende spanning ervaren tussen de mogelijkheden die voor vrouwen in de maatschappij aanwezig zijn en de beperkingen voor de rol van vrouwen in het kerkelijk leven. Echter de bijbel geeft aanwijzingen voor de verhouding tussen mannen en vrouwen in Genesis en de apostel Paulus verklaart in bepaalde gedeelten zoals 1 Corinthe 14:34-35 en 1 Tim. 2:11-14, dat vrouwen niet mogen spreken of gezag uitoefenen in de kerk. Hoe moeten we die gedeelten lezen? Het rapport beweerde dat vanwege de huidige sociaal-culturele ontwikkelingen die de rol van de vrouw omgeven, er "echte onzekerheid" bestaat wat betreft de vraag hoe de Paulinische verklaringen over de rol van de vrouw in de kerk gelezen moeten worden.[10] Die gedeelten werden opnieuw bekeken en geïnterpreteerd op zo'n manier dat, in plaats van normatieve voorschriften voor de rol van de vrouw voor alle tijden te geven, ze werden gelezen als een eis voor de kerk om de rol van de vrouw aan de huidige cultuur aan te passen.

 

Van één afwijkende deputaat, D.A.C. Slump, werd de kritiek op het rapport als bijlage toegevoegd. Hij wees erop dat veel te veel gewicht aan de culturele context werd gegeven, terwijl onvoldoende gewicht werd toegekend aan de scheppingsordinantie betreffende de plaats van mannen en vrouwen. Deze deputaat concludeerde ook dat “het rapport te weinig recht doet aan de betekenis die het Woord van God, mede gesproken door de mond van Paulus, ook voor vandaag heeft.” (11) [11]Met andere woorden, hij gaf kritiek op de wijze waarop het rapport omging met het Woord van God.

De SRN heeft het rapport van de GKv deputaten M/V aan de Synode Ede bestudeerd en namhaar kritiek er op mee in haar presentatie aan de Synode Carman 2013 van de CanRC. De SRN concludeerde het volgende:

“We vonden de rapporten van de deputaten M/V in de kerk aan de Synode Zwolle-Zuid 2008 behoorlijk verontrustend. De westerse maatschappij heeft de rol van gelijkheid van de vrouw omarmd en dit oefent veel druk uit op kerken die proberen de richtlijnen van Gods Woord met betrekking tot de rol van de vrouw in de kerk te handhaven. We begrijpen de maatschappelijk druk die onze zusterkerken ondergaan in een seculiere en progressieve Nederlandse samenleving. Maar dit maakt het des te meer geboden dat we elkaar ondersteunen, aanmoedigen en vermanen als Gereformeerde kerken in deze wereld om dicht bij het geïnspireerde en gezaghebbende Woord van God te blijven. Dat is onze bedoeling met het commentaar de laatste jaren op de drie delen van het werk van de deputaten M/V in de kerk".[12]

 

Daar de BBK van de GKv eist dat onze Synode hun Synode rechtstreeks aanspreekt over de belangrijkste zorgen, heeft de Synode Carman een vermaanbrief gericht aan de Synode Ede 2014, waarin een vermaan over de zaak van de vrouw in het ambt was opgenomen. Deze brief verklaarde:

 

“In de GKv, als in elke trouwe kerk van de Here Jezus Christus, moet de vraag van de vrouw in het ambt niet als een open vraag worden neergezet. Wanneer het ondubbelzinnige onderwijs van Gods Woord over het leiderschap van de man in de kerk een onderwerp van debat wordt, dan vrezen wij dat een nieuwe en gevaarlijke hermeneutische benadering haar invloed laat zien.”[13].

 

3. Besluiten Synode Ede 2014 betreffende het rapport deputaten M/V

 

Zoals hierboven al aangegeven, was de SRN uitgenodigd de zitting van de Synode Ede op 17 mei, waar het rapport M/V zou worden besproken, bij te wonen. De voor die zitting uitgenodigde buitenlandse afgevaardigden werd echter meegedeeld dat de afgevaardigden geen gelegenheid zou worden gegeven deel te nemen aan de besprekingen over dat rapport.

De discussie liet zien dat veel afgevaardigden ter Synode de benadering van het rapport als te radicaal afwijkend en te complex achtten. Maar ondanks dat gevoel gaven een paar afgevaardigden aan dat het cultureel gezien onvermijdelijk is dat de vrouw in de toekomst ook het ambt in de kerken zal bekleden. Wat alleen nog nodig zou zijn, is een zodanige verklaring van de Bijbel dat de vrouw in het ambt aanvaardbaar is voor de goegemeente van de GKv.

 

De bespreking over de rol van de vrouw in de kerk werd op 20 mei voortgezet en op 5 juni afgesloten. De Synode Ede besloot de argumentatie van het Rapport van Deputaten M/V in de kerk niet te aanvaarden. De Canadese afgevaardigden waren dankbaar voor het zorgvuldige besluit om de in het rapport gepresenteerde hermeneutiek en daarmee het openen van alle ambten voor de vrouw niet te aanvaarden.

 

Maar de Synode Ede verklaarde ook dat de vraag of de vrouw in alle kerkelijke ambten mag dienen, een open vraag blijft in de GKv. En de Nederlandse broeders voelden nog steeds dat een uitleg van de Bijbel mogelijk was die de vrouw een grotere rol in de kerk toekende en zelfs het kerkelijk ambt openstelde. De Synode zag twee lijnen in de Schrift: de lijn van gelijkheid tussen man en vrouw en de lijn van verschillende taken die aan man en vrouw gegeven zijn. Die twee lijnen moeten behouden worden. De Synode besloot het volgende:

 

Besluit 3

  1. een nieuw deputaatschap M/V en ambt te benoemen dat in kaart moet brengen:
    1. hoe de ambtelijke structuur zo kan worden ingevuld dat vrouwen zich daarbinnen kunnen inzetten voor Gods koninkrijk; dit met inachtneming van de onder besluit 2 genoemde grond;
    2. wat de consequenties van een dergelijke structuur zijn met betrekking tot de in gebruik zijnde formulieren en de kerkorde;
    3. hoe binnen de zusterkerken wordt gedacht over de invulling van de ambten van predikant, ouderling en diaken; dit met het oog op het onderhouden van de katholiciteit van de kerk.
  2. de binnen- en buitenlandse zusterkerken op de hoogte te stellen van dit besluit 3 en hen te verzoeken om advies.

Gronden:

  1. een voortgaande bezinning op de vragen rond mannen en vrouwen in de ambten van predikant, ouderling en diaken is gediend met een kritische bestudering van de huidige ambtsstructuur binnen de Gereformeerde Kerken in het licht van het totale onderwijs van de Schrift;
  2. de uit de tijd van de Reformatie afkomstige ambtelijke structuur van predikanten, ouderlingen en diakenen is niet rechtstreeks aan de Schrift ontleend en mag daarom naar gelang van de omstandigheden worden gewijzigd en/of aangevuld;
  3. niet alle werkzaamheden van de huidige ambtsdragers hebben direct te maken met het dragen van de verantwoordelijkheid voor de geestelijke leiding van de gemeente; het is zinvol te onderzoeken welke taken door zowel mannen als vrouwen kunnen worden vervuld;
  4. een andere invulling en indeling van de ambten van predikant, ouderling en diaken kan consequenties hebben voor de inhoud van de in gebruik zijnde formulieren en ook voor de regelingen van de kerkorde.
  5. Overeenkomstig de regels voor de zusterkerkrelaties (GS Ommen 1993) behoren de zusterkerken op de hoogte te worden gesteld van de voorgenomen studie en de resultaten daarvan.[14]

De Synode Ede heeft daarnaast besloten een extra commissie Man en Vrouw in de Kerk te benoemen die tot taak heeft te werken aan de integratie van het bijbels onderwijs, de confessionele normen en de praktijk in de Gereformeerde Kerken met betrekking tot de rollen en functies van vrouwen en mannen in hun onderlinge samenhang.

Deze commissie is kennelijk bedoeld om kerken te adviseren over de rol van de vrouw in de praktijk. Het besluit is als volgt:

 

Besluit 4

  1. een nieuw deputaatschap M/V in de kerk te benoemen dat tot taak heeft: te werken aan de integratie van het bijbels onderwijs, de confessionele normen en de praktijk in de Gereformeerde Kerken met betrekking tot de rollen en functies van vrouwen en mannen in hun onderlinge samenhang, door
  1. actief te beschrijven hoe en op grond waarvan in Gereformeerde Kerken in verschillende situaties mannen en vrouwen hun gaven inzetten in de gemeente;
  2. daarbij de ontwikkelingen, sterke punten, 'best practices', maar ook knelpunten en discussiepunten te signaleren, van een eerste afweging te voorzien en die te communiceren met de kerken;
  3. over waarnemingen en afwegingen in gesprek te gaan en te blijven met m.n. de medewerkers aan de Theologische Universiteit en aan het Praktijkcentrum;
  4. het gesprek over de roeping en het recht van vrouwen ook hun gaven in te zetten in de kerken te stimuleren en te ondersteunen met het oog op een praktijk die het veelkleurig spreken van de Schrift weerspiegelt, waarbij er bijzondere aandacht is voor:
  1. schriftgetrouw en gehoorzaam bijbel lezen;
  2. de invloed van de maatschappij op het denken en handelen van christenen;
  3. de bijzondere en aanvullende verschillen tussen man en vrouw.
  1. Bij alle hiervoor genoemde activiteiten gericht te vragen naar de diverse ervaringen en overtuigingen van vrouwen;
  1. wanneer er ontwikkelingen zijn in de kerken op dit punt die voldoende convergeren en waarvan het verantwoord is om er gemeenschappelijke afspraken over te maken, daarover aan de dan eerstvolgende generale synode voorstellen te doen;
     
  2. voorstellen die daar aanleiding toe geven tijdig via deputaten Kerkelijke eenheid en Betrekkingen buitenlandse kerken te communiceren met binnen- en buitenlandse zusterkerken.[15]

4. Besluiten betreffende de relatie met de NGK in verband met M/V

 

De Synode Ede deed nog een uitspraak die de zaak van de vrouw in het ambt beïnvloedt en dat was het besluit betreffende de betrekkingen met de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK). De brief van de Synode Carman aan de Synode Ede stelde dat deze gesprekken steeds warmer werden doordat de GKv in de richting van de NGK opgeschoven is voor wat betreft de methode van bijbeluitleg én een lossere binding aan de belijdenissen. De NGK kerken hebben verklaard dat alle kerkelijke ambten voor de vrouw geopend mogen worden en plaatselijke kerken kunnen daar al dan niet in meegaan. Twee van de besluiten van de Synode Ede betreffen het contact met de NGK. Ze luiden als volgt:

  • uit te spreken dat door de overeenstemming in de gesprekken over hermeneutiek de belemmering die er lag vanwege het besluit van de NGK om de ambten voor de zusters der gemeente open te stellen, is weggenomen;
  • de contacten met de NGK voort te zetten en over te gaan van gesprekken naar samensprekingen met het oog op kerkelijke eenheid.[16]

5. Waarnemingen aangaande de rol van de vrouw in de kerk

 

Wij zijn dankbaar dat de Synode Ede de hermeneutiek als toegepast in het rapport van de deputaten M/V in de kerk niet heeft aanvaard. Droevig is het evenwel dat de conclusies van dat rapport niet terzijde werden gesteld. De zaak van de vrouw in het ambt blijft een wijd open vraag in de GKv. Het lijkt ons eigenlijk na het horen van de synodebesprekingen dat voor sommigen het besluit al genomen is en dat alles wat nog nodig is een aanvaardbare bijbeluitleg is die past bij de conclusies.

 

De nieuwe “M/V en ambt” en “M/V in de kerk” deputaten hebben onder andere de instructie ontvangen de zusterkerken er op de een of andere wijze bij te betrekken. Op een vergadering van de subcommissie met ds. K. Batteau van de BBK van de GKv in Burlington op 1 juni 2015 lichtte hij het synodebesluit toe en suggereerde dat de onderliggende gronden ons gelegenheid gaven tot inbreng in het werk van deze commissies. Hij bood aan ons de contactadressen voor beide commissies te zenden.

 

Maar het openstaan voor een nieuwe en afwijkende hermeneutiek van de Bijbel, die het bevestigen van de vrouw in het ambt toestaat, is in principe door de Synode Ede gehandhaafd en het proces van opschuiven in de richting van de vrouw in het kerkelijk ambt gaat door. Volgens een nieuwsbericht op de GKv website[17] heeft de GKv Utrecht Noord-West al besloten dat de positie van man en vrouw in de kerk er één van gelijkheid is en de kerkenraad heeft aangekondigd dat het zijn bedoeling is alle ambten voor de vrouw open te stellen. De betreffende classis heeft deze kerk tot voorzichtigheid gemaand enwat op de Synode Ede besloten werd te overwegen, maar deze kerk heeft eenvoudig aangegeven dat zij de andere kerken in de classis op de hoogte zal houden van haar plannen hoe zij verder gaat met haar besluit.

 

Welnu, de besluiten aangaande de betrekkingen met de NGK betekenen dat de hermeneutiek van de Bijbel, zoals die door die kerken wordt gebruikt om het ambt voor de vrouw te openen, in principe door de Synode Ede al is aanvaard als volledig vallend binnen de grenzen van de Schrift. Dit besluit heeft geresulteerd in warmere lokale betrekkingen met de NGK ondanks het officiële verschil over de vrouw in het kerkelijk ambt. De GKv kerk van Dalfsen-Oost bijvoorbeeld heeft op haar website[18] aangekondigd dat zij, samen met de GKv van Dalfsen-West en de NGK van Dalfsen, heeft besloten (met advies van deputaten voor kerkelijke eenheid) dat er geen substantiële verschillen zijn tussen de GKv en de NGK en dat zij elkaar daarom als kerken op dezelfde grondslag erkennen en nauw samen zullen gaan werken. De vieringen van het Heilig Avondmaal staan open voor elkaars leden en de kansels voor elkaars predikanten. Eén van de ondertekenaars van de overeenkomst was de voorzitter van de kerkenraad van de NGK, een vrouwelijke diaken. De eerste gecombineerde eredienst vond plaats op 7 juni 2015.

 

Wanneer we de bovenstaande besluiten en praktische maatregelen in rekening brengen, ziet de SRN niet veel positieve reacties op de vermaanbrief van de Synode Carman. Ons kan de gelegenheid worden geboden om alsnog wat input te geven. Maar een principebesluit is al genomen toen naast de oude geldende Gereformeerde hermeneutiek die op basis van de Bijbel vrouwen altijd heeft geweerd uit het kerkelijk ambt, een nieuwe hermeneutiek werd aanvaard die wel vrouwen toestaat te dienen in kerkelijke ambten

De brief van de Synode Ede aan de SRN  verklaarde:

 

“Wij begrijpen uit uw brief dat u niet gelooft dat het wettig is ook maar enige discussie over de vrouw in het kerkelijk ambt toe te staan... Wij geloven dat zo'n onderzoek zeker mogelijk is in een Gereformeerde kerk zo lang argumenten op de Schrift zijn gebaseerd.”[19]

 

Echter de SRN denkt niet dat de CanRC simpelweg menen dat het verkeerd is om welke discussie dan ook toe te staan over of onderzoek naar  de vrouw in het ambt, zoals de brief verklaart. Wat we NIET geloven is dat een kerk die Gereformeerd wil zijn, een nieuw soort hermeneutiek mag toestaan, door middel waarvan men heldere en duidelijke richtlijnen van de Schrift (bijv. 1 Tim. 2:11-12, 1 Cor. 14:34) kan uitleggen op een manier die de tekst het tegenovergestelde laat zeggen van wat er eenvoudig en duidelijk staat. De verzekering dat met zo'n  hermeneutiek een onderzoek op basis van de Schrift nog steeds mogelijk is is een holle frase. Het aanvaarden van deze benadering van de Bijbel zal te zijner tijd niet alleen maar de weg openen voor de vrouw in het ambt, maar zal ook de manier worden waarop de Bijbel bij veel andere ethische onderwerpen (zoals de rol van man en vrouw in het huwelijk, homoseksuele praktijken) en leerstukken (plaatsvervangende voldoening) wordt toegepast.

 

Het kan nuttig zijn om de reactie van de vertegenwoordiger van de Evangelisch Presbyteriaanse Kerk van Ierland, ds. Lukas, op het rapport van deputaten M/V op de Synode Ede in herinnering te roepen. Wij menen dat hij het heel helder verwoordde in zijn toespraak tot de Synode Ede. Hij verklaarde:

 

“Allereerst wijzen wij graag op de manier waarop het rapport de buitenlandse zusterkerken benadert. Naar onze bescheiden mening is die zowel afwijzend als af en toe neerbuigend. Voorzitter, de culturele context waarin u werkt is absoluut niet uniek voor Nederland. Diegenen van ons die leven en werken in moderne, westerse, liberale democratieën, zijn getuige geweest van soortgelijke veranderingen in de houding van de samenleving ten opzichte van de rol van vrouwen en net als u voelen wij de druk van die veranderingen.

 

Maar, zoals het rapport erkent, overweegt geen van uw zusterkerken vrouwen toe te laten tot de leer- en regeerambten. Maar in plaats van u ernstig te onderhouden met die Kerken, schijnen haar meningen als grotendeels irrelevant te worden beschouwd en worden weggeredeneerd als zouden ze “plaatselijke cultuur” weergeven en als zouden ze vasthouden aan de ideeën en normen uit het verleden (Rapport Deputaten M/V aan de Synode Ede, 1.2.1, blz. 6&6.1 blz. 28). Eigenlijk, Voorzitter, zijn in dit rapport de enige meningen die overweging waard lijken, de meningen van die kerken die al de vrouw in het ambt hebben toegestaan. Vele daarvan konden vanwege hun vrije houding tegenover Confessionele binding geen lid worden van de ICRC (bijv. PCI, PKN, NGK, enz.). Voorzitter, we vinden deze benadering van zusterkerken stuitend (Rapport Deputaten 1.2.1 blz. 6; 6.1 blz. 28 voor PCI, en 6.1 blz. 28: 'traditionele immigrantenkerken hebben een sterke neiging vast te houden aan de Nederlandse cultuur van de vorige eeuw, ook waar het aankomt op de manier waarop de Bijbel gelezen en toegepast wordt').

Wij geloven dat deze woorden van een vertegenwoordiger van een zusterkerk van de GKv, met wie de Canadese Gereformeerde kerken geen officieel contact onderhouden, de heden daagse overheersende houding van velen in de leiding van de GKv tegenover de vermaningen van de zusterkerken, inclusief de CanRC, bloot leggen.

 

E.     GESPREKKENTOT EENHEID GKv EN NGK - Opdracht 4.6.5

 

1. Achtergrond

 

Het SRN rapport aan de Synode Carman 2013 gaf een overzicht van hoe de gesprekken en contacten tussen de GKv en de NGK zich tussen de Synode Ommen 1993 en de Synode Harderwijk 2011 hebben ontwikkeld. In het begin van de 21ste eeuw deed zich een opmerkelijke verandering van richtingvoor, die in de besluiten van de Synode Zwolle-Zuid 2008 te zien is. Het rapport gaf ook aan dat de nauwere relatie tussen de GKv en de NGK niet het gevolg is van veranderingen in de NGK. Het ziet geen tekenen dat de NGK zich meer bindt aan de gereformeerde leer als samengevat in de gereformeerde confessies. Dit leidde tot de conclusie dat deze groeiende wederzijdse overeenstemming, harmonie en begrip het gevolg moeten zijn van het feit dat onze zusterkerken aan het veranderen zijn.

 

Ondanks waardering voor de toenemende herkenning tussen de twee kerkverbanden, heeft de Synode Harderwijk 2011 nog steeds twee gebieden van zorg aangegeven:

  1. de vrouw in het ambt (de synode gaf als grond dat het NGK-besluit de ambten voor de zusters van de gemeente open te stellen nog steeds een belemmering vormde)
  2. de wijze waarop de binding aan de belijdenissen functioneert in de NGK.

De Deputaten Kerkelijke Eenheid (DKE) moesten hierover doorspreken met de NGK.

 

2. Rapport aan de Synode Ede 2014

 

Het rapport van DKE aan de Synode Ede 2014 vermeldt het volgende over deze onderwerpen:

  1. De Deputaten onderscheiden in verband met het VOP Rapport[20], door de NGK aangenomen, drie aandachtsvelden:
    (a) Hermeneutiek [het verstaan van de Schrift],
    (b) Exegese van concrete teksten, en
    (c) Praktische besluiten.
    Zij hebben met de NGK gesproken en zijn tot overeenstemming gekomen over de hermeneutische uitgangspunten. Dus kunnen zij elkaar nu vertrouwen in de omgang met de Schrift. Het gevolg is volgens de Deputaten, dat de bestaande verschillen in EXEGESE van concrete teksten (over de vrouw in het ambt), evenals de PRAKTISCHE verschillen, van minder belang en minder relevant zijn geworden. Zij willen niet achterom kijken en dus niet bespreken hoe in het verleden (in het VOP-rapport van 2004) de NGK ten gunste van de vrouw in het ambt argumenteerde. Zij willen dat de GKv en de NGK verder gaan, gebaseerd op hermeneutische overeenstemming, ongeacht exegetische en/of praktische verschillen.
     
  2. Zij achten het niet mogelijk meer over de binding aan de confessies in de NGK te zeggen dan ze in het verleden al hebben gezegd. Daarom is het onderwerp van de betekenis van de confessies in de NGK, evenals de vraag hoe gehandeld wordt met afwijkingen van de confessies, niet besproken.

3. Besluiten van de Synode Ede

 

De Synode Ede besloot met blijdschap het rapport over de gesprekken met de NGK te ontvangen, evenals het resultaat van deze gesprekken. De Synode volgde ook de aanbevelingen van DKE inzake de betrekkingen tussen de GKv en de NGK en besloot het volgende: [21]

 

Besluit 1: handelt over het ontvankelijk zijn.

 

Besluit 2:

De Synode neemt met blijdschap kennis van de rapportage over de gesprekken met de Commissie voor Contact en Samenspreking van de NGK en de resultaten daarvan zoals die verwoord zijn in het rapport en met name in de notitie Tweede Overeenstemming.

 

Grond:

de rapportage geeft er blijk van, dat de gesprekken over de hermeneutiek eensgezindheid tonen, die o.a. zichtbaar wordt in de notities Eerste en Tweede Overeenstemming.

 

Besluit 3:

De Synode spreekt uit dat de overeenstemming in de gesprekken over hermeneutiek de belemmering die er lag vanwege het besluit van de NGK om de ambten voor de zusters der gemeente open te stellen, is weggenomen.

 

Grond:

ondanks het verschil in praktische uitkomsten ten aanzien van de vrouw in het ambt, is gebleken dat we als kerken elkaar vertrouwen kunnen geven inzake de erkenning en aanvaarding van het gezag van de Heilige Schrift.

 

Besluit 4:

De Synode besluit de contacten met de NGK voort te zetten en over te gaan van gesprekken naar samensprekingen met het oog op kerkelijke eenheid.

 

Grond:

nu de belangrijkste belemmering is weggenomen, ligt de weg naar samensprekingen over daadwerkelijke kerkelijke eenheid open.

 

De Synode Ede ontving ook een uitnodiging van de Landelijke Vergadering van de NGK om samen op 31 oktober 2016 publiek te verklaren dat de twee verbanden ín 'staat van hereniging' zijn. Hoewel de Synode dankbaar was voor deze brief en blijdschap uitsprak dat 50 jaar na de droeve scheuring beide verbanden elkaar weer zo dicht zijn genaderd, werd toch besloten deze uitnodiging voor zo'n gezamenlijke aankondiging met een vaste datum voor hereniging niet te aanvaarden. De grond was dat het de fase van “gesprekken met het oog op kerkelijke eenheid” zou overslaan.

 

4. Waarnemingen

 

Het is verbazingwekkend dat de Synode in haar besluiten klaarblijkelijk over het hoofd zag dat de DKE niet de noodzaak inzagen aan hun opdrachten te voldoen. In hun gesprekken met de NGK hebben zij simpelweg de zaak van de binding aan de confessies in de NGK helemaal niet aangesneden (het functioneren van het Ondertekeningsformulier, evenals de vraag hoe omgegaan wordt met afwijkingen van de belijdenissen).

 

De Synode sloot zich aan bij de uitspraak van de Deputaten  dat er overeenstemming is tussen de GKv en de NGK voor wat betreft de 'hermeneutische uitgangspunten'. Tegelijkertijd negeerden of minimaliseerden zij de exegetische verschillen die leidden (en leiden) tot praktijken die diametraal tegenover elkaar staan. Wat de één als bijbels beschouwt, is voor anderen duidelijk in strijd met de Schriften.

 

Het is nu één van tweeën: óf er ontstaan ernstige vragen over deze zogenaamde harmonie in de hermeneutiek, óf de werkelijkheid is dat voor beide verbanden verschillen in exegese en praktijk inderdaad onbetekenend zijn geworden wanneer het gaat om de vrouw in het ambt.

 

Hoewel de gesprekken tot samensmelting nog moeten beginnen, is er een duidelijk commitment, een drang tot eenwording. En met de nadruk op de overeenstemming in hermeneutische principes voor het lezen en verstaan van de Schriften lijkt het dat kerkelijke eenheid tussen de GKv en de NGK onvermijdelijk is geworden.

Dit zal met name op twee gebieden belangrijke implicaties ten gevolge hebben.

 

Eenwording van de GKv met de NGK zal de weg plaveien voor het aanvaarden van de vrouw in het ambt in de GKv, ongeacht de mogelijke conclusies van de “commissie ter bestudering van de ambten en m/v in de kerk” die door de Synode Ede werd benoemd. Zelfs als deze commissie zou concluderen dat de ambten in de kerk niet open mogen zijn voor de zusters van de gemeente, vragen we ons af of dit enig praktisch effect kan hebben, daar er geen indicatie is dat de NGK de ambten voor de zusters weer zal gaan sluiten.

Eenwording van de GKv met de NGK, met haar lossere omgang met de gereformeerde confessies, zal ook impact hebben op de confessionele integriteit van de GKv. De bescherming van deze “confessionele integriteit” is met de invoering van het nieuwe ondertekeningsformulier in de GKv toch al zwakker geworden. Meer over dit formulier staat hieronder in de paragraaf die handelt over de nieuwe KO van de GKv. Een dubbelhartige houding ten aanzien van de confessies zal alleen maar versterkt worden en meer uitgesproken zijn in het geval van een samensmelting van de twee verbanden.

 

F. HERZIENING VAN DE GKv KERKORDE - Opdracht 4.6.6

 

1. Achtergrond

 

De Generale Synode Amersfoort-Centrum 2005 van de GKv benoemde een Commissie met de opdracht een algehele herziening van de destijds in gebruik zijnde KO voor te bereiden. De opdracht werd door de Generale Synode Zwolle-Zuid in 2008 gecontinueerd. De Commissie presenteerde een rapport met een eerste volledig ontwerp aan de Generale Synode Harderwijk in 2011/2012. Deze Synode heeft het voorstel uitgebreid besproken en kon de kerken de eerste lezing van een herziene KO aanbieden. De Synode Harderwijk continueerde de Commissie met de opdracht finale  input van de classes te ontvangen en de herziene KO in tweede lezing aan de volgende generale synode aan te bieden. De Commissie presenteerde haar rapport met de uiteindelijke ontwerpversie aan de Generale Synode Ede, 2014. Op 24 mei 2014 nam de Synode de herziene KO aan, zonder wijzigingen van enige betekenis in het voorgestelde ontwerp. Het besluit werd genomen dat de nieuwe KO per 1 juli 2015 van kracht zou worden.

 

2. Algemene indruk

 

De laatste eeuw is de oude KO van Dordrecht in de GKv af en toe aangepast en een beetje veranderd. Maar dat was een kwestie van, om zo te zeggen, het oplappen van een 400 jaar oud document. Die KO was in de basis dezelfde als de huidige KO van de CanRC. Dit keer is zij totaale herzien. In deze herziene versie is de KO van de GKv volledig herschreven en geherstructureerd. Het resultaat laat enige interessante en soms betekenisvolle veranderingen zien. Hoewel onze algemene indruk positief is, zullen we nog op een paar onderdelen van zorg terugkomen. De vernieuwde KO is een helder en goed gestructureerd document, voor het grootste deel geschreven in een eigentijdse, begrijpelijke taal.

 

In het algemeen is de tekst van de nieuwe KO meer in een “ juridische taal” gesteld dan in de oude DKO. Dit kan te maken hebben met de rechtspositie van de kerken in de Nederlandse wetgeving voor religieuze instellingen. Het kan ook komen doordat twee advocaten deel uitmaakten van de Commissie.

Maar het belangrijkste is dat in het algemeen de herziene KO de essentiële principes van de Gereformeerde Kerkregering blijft weerspiegelen, die ook de vorige editie karakteriseerde, die zoals hiervoor vermeld, in de basis een opgelapte versie van de oude KO van Dordrecht was.

 

Het is opmerkelijk dat er aan de ene kant een neiging is om meer centraliserende regels op te nemen. Dit weerspiegelt de (gevoelde) behoefte dat een generale synode  meer “faciliterend' moet zijn of 'meer richting aan moet geven' als het aankomt op zaken die door de tijd heen veranderen en zich in de kerk ontwikkelen (aansturen van nieuwe ontwikkelingen). Aan de andere kan laat de herziene KO meer flexibiliteit zien, met regels die meer een open eind hebben en die ruimte lijken te geven aan lokale experimenten.

 

We zijn dankbaar dat in het algemeen de herziene KO het unieke gereformeerde karakter van de DKO probeert te handhaven door een zuivere balans tussen anti-hierarchisch en anti-independistisch. [at te same time is volgens mij dubbelop, zit al in balans]

 

3. Een paar specifieke waarnemingen

  1. In deze grote herziening is de inhoud van bijna alle artikelen van de oude KO behouden. Zij zijn opnieuw geformuleerd, gesplitst en opnieuw op een andere manier gegroepeerd, soms staat het materiaal in een andere volgorde en op een andere plaats in de KO – maar meestal staat het er nog steeds. Sommige kleine artikelen zijn verdwenen, daar ze uit de tijd werden geacht, en een paar andere zijn weggelaten  omdat ze beter in plaatselijke of classikale regels zouden passen.
     
  2. De belangrijkste veranderingen worden niet gevonden in wat is verdwenen, maar in wat is toegevoegd, en soms in de manier waarop materiaal herschreven is. We merken de volgende veranderingen op.
    1. De taak van de predikant is niet veranderd, maar de termijn van zijn dienstverband wordt  preciezer aangegeven: voorwaarden voor part-time predikantschap; het wettige dienstverband tussen hem en zijn kerkenraad. De kerken zullen ook een gezamenlijk kader ontwikkelen om voor de predikant te zorgen conform de standaarden die maatschappelijk gangbaar zijn. De predikant kan ook tijdelijk worden 'ontslagen'.
       
    2. Niet-ambtsdragers (mannen en vrouwen) kunnen “officieel” benoemd worden voor pastoraal en diaconaal werk in de gemeente, of als vrijwilligers, of als betaalde werknemers.
       
    3. De verschillende verantwoordelijkheden van ouderlingen en diakenen zijn meer bepaald. Dit resulteert in minder gecombineerde vergaderingen en minder overleg: de kerkenraad vergadert tenminste twee maal per jaar met de diakenen en de diakenen zullen maar eenmaal per jaar verslag uitbrengen van hun werk aan de kerkenraad. Op deze manier zullen de diakenen veel minder betrokken zijn bij het leiderschap van de gemeente. Dit blijkt ook in de procedure voor het op tal zetten van ambtsdragers: de kerkenraad bepaalt de geschiktheid voor ambten na het raadplegen van de diakenen.
       
    4. Het lijkt er op dat deze herziene KO aan de ene kant een meer centraliserende tendens heeft door aan de KO meer gedetailleerde regels toe te voegen. Bijvoorbeeld:
      • de voorbereiding voor en de procedure van het doen van openbare belijdenis;
      • voorwaarden om de doop in andere Christelijke gemeenschappen te erkennen;
      • kerklidmaatschap en kerkgrenzen;
      • hoe te handelen bij onttrekkingen;
      • meer details voor de voorbereiding tot en het bevestigen van huwelijken;
      • de instructie voor de classes om voor elke kerk een naburige kerk te benoemen;
      • de oprichting van 'kerkelijke organisaties' of 'instituties';
      • procedures voor oecumenisch contact en samenwerking met andere kerken in Nederland;
      • regelingen voor zaken van management en administratie in plaatselijke kerken.
         

Dat betekent niet dat al deze dingen als zodanig volledig nieuw zijn. Heel vaak is het een kwestie van het regelen van praktijken in de kerken die al algemeen aanvaard waren, zonder dat ze in de KO stonden. Misschien helpt het dat nu deze dingen duidelijk omlijnd in de KO staan, maar het lijkt vaak onnodige overregulering. Dit zou de praktische vrijheid van de plaatselijke kerk om haar eigen zaken te regelen kunnen beperken.

  1. Aan de andere kant lijkt deze KO op andere vlakken een stap terug te doen om het zo te zeggen, namelijk om de lokale kerken meer vrijheid te geven en flexibiliteit  te laten – met name in zaken van liturgie en lofprijzing.
     
  2. Het hele hoofdstuk over “Kerkelijke tucht” is drastisch herschreven. Het is nu meer gedetailleerd en heeft ook een helderder structuur dan  eerder het geval was. Maar ook hier is niets nieuw en de heldere structuur en taal zal de kerkenraden goed dienen.
     
  3. In het afdeling over de meerdere vergaderingen is het opvallend dat het aantal particuliere of provinciale synodes van 9 naar 4 is teruggebracht. De generale synode moet beslissen welke regio's onder welke particuliere synodes vallen. Verder zal er maar een heel beperkte rol overblijven voor de particuliere synodes. Naast het verkiezen van afgevaardigden voor de generale synode is de enige taak als “hof van appel' voor persoonlijk beroep op te treden.
     
  4. De oude Art. 31 en 33 zijn grondig herschreven. Dit heeft geresulteerd in een behoorlijk lang artikel met gedetailleerde instructies voor een juist appelproces. Voor de meeste scenario's is het denken, zoals uitgedrukt in de oude Art. 31 en 33, nog steeds aanwezig, maar het is in de grond een heel nieuw artikel. Eén aspect van dit onderdeel vraagt om een meer gedetailleerde analyse (zie punt 3).
  1. De geschiedenis van de Gereformeerde Kerkregering maakt duidelijk dat Art. 31 van de DKO, zoals het door de eeuwen heen heeft gefunctioneerd, het bijbelse principe beschermt dat we God meer gehoorzaam moeten zijn dan de mens. Dit betekent dat geen menselijk gezag in de kerk ons geweten kan binden. Dit maakt het een belangrijk artikel. Conflicten en moeilijkheden in de kerk werden vaak nog erger gemaakt wanneer hiërarchieke structuren probeerden de plaatselijke kerken te dwingen de mens meer te gehoorzamen dan God.

    Heeft dit bijbelse principe de herziening van de KO in de GKv overleefd? Hoofdstuk F behandelt de wettige status en de implementatie van kerkelijke besluiten. Wat hetzelfde bleef is dat de wettige status van een besluit niet afhangt van de formele instemming van de plaatselijke kerkenraad. Art. F72.1 weerspiegelt de oude Art. 31 regel dat wat ook maar door een meerderheidsstemming is overeengekomen, voor vast en bondig zal worden gehouden...

    Maar in Art. 31 stond nog steeds de “tenzij...” clausule. Die heeft te maken met het recht van appel. Het is positief dat in de herziene KO dit appelproces evenals de gelegenheid voor revisie van besluiten van een generale synode duidelijker worden verwoord dan voorheen. Maar.... deze “tenzij....” clausule stelt ook de vraag: wat te doen met een besluit van een kerkelijke vergadering, wanneer een individu of kerkenraad besluit tegen dit besluit in beroep te gaan? Art. F73.2 bepaalt dat een beroep tegen een besluit instellen niet de uitvoering van dit besluit opschort.

    De nieuwe verwoording van het “tenzij....” in het oude Art. 31 luidt nu: iemand kan niet worden gedwongen een besluit uit te voeren, als dit hem persoonlijk, in zijn geweten, in conflict zou brengen met Gods Woord (Art. F72.4). Dit is zinnig; onderwerping aan Gods Woord gaat boven alles. Maar als dit waar is voor een individu – hoe zit het dan met een kerkenraad? Wat als een kerkenraad revisie van een besluit van een meerdere vergadering vraagt, maar ondertussen ervan overtuigd is dat het implementeren van dit besluit met Gods Woord in strijd zou zijn? Heeft de plaatselijke kerk de vrijheid om zo'n besluit niet uit te voeren zo lang het appel of het revisieverzoek nog niet is behandeld?

    Hier zwijgt de herziene KO. Zeker, dit stond ook niet expliciet in het oude Art. 31 vermeld. Maar  Art. 31 maakte ook niet het onderscheid dat deze regel slechts voor individuen gold. Het zegt eenvoudig dat “een besluit vast en bondig is, tenzij het in strijd blijkt te zijn met....”, zonder een indicatie  wie deze “tenzij...” clausule kan toepassen. Misschien zou je kunnen aannemen dat wat voor individuele leden geldt, analoog ook geldt voor kerkenraden. Maar het artikel zegt dit niet. Integendeel – het feit dat individuen hier speciaal worden genoemd, maakt het twijfelachtig of in geval van een ernstig conflict [denk aan een besluit dat vrouwen als ambtsdragers kunnen worden bevestigd (!)] een synode akkoord zou gaan met die interpretatie.

    Op dit significante punt blijkt de nieuwe KO van de GKv een hiërarchische ondertoon te hebben en faalt zij de plaatselijke kerkenraad te respecteren als de hoogste vergadering in de kerk – direct verantwoording schuldig aan Jezus Christus als het enige Hoofd van de kerk.
     
  2. Door de herziene KO heen staan veel verwijzingen naar “generale regelingen” die moeten worden toegepast. Die “generale regelingen” geven in detail specifieke procedures op verschillende gebieden. De meeste van deze “generale regelingen” zijn door de Synode Ede 2014/2015 aangenomen, maar drie daarvan konden nog niet afgerond worden voor de sluitingsdatum van deze synode en zullen voor de volgende generale synode in 2017 worden voorbereid.
     
  3. De herziene KO bepaalt niet dat ambtsdragers mannelijk moeten zijn. Dit is zichtbaar open gelaten, hangende het resultaat van de aangewezen studies door de Synode Ede. Op dit moment zegt Art. B6.5: “Ambt m/v: gereserveerd”. [Office M/W: on hold]
     
  4. Art. B7 bepaalt dat ambtsdragers gebonden zijn aan de leer van de Bijbel, zoals samengevat in de confessies, en dat – bij aantreden in het ambt – zij dit zullen bevestigen door het ondertekenen van het bindingsformulier. Het oude ondertekeningsformulier dat voor dit doel werd gebruikt was vrijwel identiek met het formulier dat we in de CanRC gebruiken. De Synode Ede aanvaardde een geheel herschreven en significant andere versie. Naar onze mening is het ook een aanzienlijk zwakkere versie.
    1. In plaats van te verklaren dat de hele leer vervat in de 3 Formulieren van Eenheid in alles met het Woord van God overeenkomen, is de nieuwe verklaring in te stemmen met de leer van de Bijbel zoals beleden door de GKv in de 3 Formulieren van Eenheid.

      Dit verandert de rol van de confessies in het handhaven en beschermen van de ware leer. Er is niet langer een directe, maar een indirecte binding aan de confessies.
       

    2. In plaats van stappen te nemen als we het oneens zouden zijn met deze leer of enig deel ervan, luidt het nu dat we stappen zullen nemen als we een verschil zouden ervaren tussen de leer van de Bijbel en de inhoud van de confessies. De vraag is niet: is er een verschil, maar: ervaar ik een verschil? De nadruk ligt op de subjectieve ervaring van de ambtsdrager en niet op objectieve waarnemingen (door mijzelf of misschien door anderen).
       

    3. Er bestaat niet langer een belofte niet te publiceren, preken of leren over een mening die niet overeenstemt met de leer van de confessies, en ook noemt het formulier niet de straf van schorsing als consequentie van onwilligheid zich aan het oordeel van de kerk te onderwerpen. Dit ondermijnt de ernst van het leren en preken van valse leer.

      De motivatie voor deze verandering was dat de toon van het oude ondertekeningsformulier te negatief werd geacht. Het zou een sfeer van verdachtmaking oproepen in plaats van loyaliteit en wederzijds vertrouwen. Dit herziene formulier wordt als meer bemoedigend en positief gezien. Met dit bindingsformulier neemt de GKv de vele ernstige waarschuwingen in de Schrift tegen valse leer en afwijkingen van de leer niet adequaat ter harte. Dit is heel jammer, vooral in het licht van de verschillende zorgen over de ontwikkelingen in de GKv, zoals in dit rapport genoemd.

4. Conclusie

 

De herziene KO van de GKv kan als een eigentijdse vertolking van de oude DKO worden gezien. Ons allen bekende uitdrukkingen en formuleringen zijn veranderd en de opzet is heel anders. Geclaimd wordt dat dit document de eeuwenoude principes van kerkregering blijft weerspiegelen, die vanaf de 16de eeuw in de Gereformeerde kerken zijn toegepast. In veel opzichten kunnen we dat bevestigen. Maar een paar van de waarnemingen in deze paragraaf van ons rapport gedaan, vooral in 3 (over het oude Art. 31) en in 6 (bindingsformulier), vormen reden tot zorg.

 

G. DEELNAME “NATIONALE SYNODE VAN DORDRECHT” - Opdracht 4.6.7

 

1. Achtergrond

 

In het SRN rapport aan de Synode Carman 2013 rapporteerden we over de GKv deelname aan wat de “Nationale Synode” wordt genoemd. Dit is niet een meerdere vergadering van een particulier kerkverband of denominatie. Deze Nationale Synode werd opgezet en gepresenteerd als een 'discussieforum' voor Protestantse kerken in Nederland. Vertegenwoordigers van een aantal Protestantse kerken ontmoeten elkaar en bespreken zaken van geloof en gemeenschappelijk belang.

 

2. Synode Ede

 

In hun rapport aan de Generale Synode Ede 2014/2015 leggen de Deputaten Kerkelijke Eenheid (DKE) uit hoe zij betrokken zijn geweest bij sommige activiteiten van deze Nationale Synode, ook “Protestants Forum” genoemd. Eén van deze activiteiten was de poging geloofsgesprekken in veel verschillende plaatsen in Nederland aan te gaan.

 

De Deputaten hebben ook deelgenomen aan een tweede ontmoeting van deze Nationale Synode, die werd gehouden in oktober 2013 in Dordrecht, de locatie van de bekende Synode van Dordrecht 1618/1619. Het doel van deze ontmoetingen is zich samen voor te bereiden op de herdenking van 400 jaar Nationale Synode 1618/1619.

 

De Generale Synode Ede 2014/2015 besloot de Deputaten Kerkelijke Eenheid op te dragen:

 

Door te gaan met het volgen van de ontwikkelingen rond de Nationale Synode/Protestants Forum en waar mogelijk deel te nemen aan de activiteiten die georganiseerd worden, met inachtneming van de eigen identiteit en verantwoordelijkheid van de Gereformeerde Kerken.

 

In de gronden voor deze instructie verklaart de Synode dat het doel van deze Nationale Synode is te luisteren naar ieder en met elkaar te spreken als kerken vanuit het vertrekpunt dat we behoren bij Christus. De Synode Ede herhaalt de waarde van zulke contacten met andere Protestantse kerken, zonder dat het doel is te streven naar kerkelijke eenheid.

 

3. Waarnemingen

 

Misschien zou het idee om met elkaar te spreken als Protestantse kerken zonder enige binding of toezegging, terwijl tegelijk eigen identiteit zorgvuldig wordt gehandhaafd, niet zo veel kwaad doen. Maar je vraagt je af wat het nut van zulke gesprekken zou zijn. En de onbeschermde benadering zou nog steeds reden tot zorg moeten zijn.

 

Echter …, begin juni 2015 heeft het stuurcomité, belast met het organiseren van de Nationale Synode hun werkelijke doel onthuld: een federatieve verband van Protestantse kerken en geloofsgemeenschappen, met deelnemende kerken die elkaars kansels voor elkaars predikanten openstellen en die elkaars leden toestaan deel te nemen aan elkaars Avondmaalsvieringen. Het ultieme doel is dan de vestiging van één Protestants Katholieke Kerk.

 

Als de volgende synode van de GKv zou besluiten dat deelname aan de Nationale Synode binnen deze context zou kunnen doorgaan, zullen de kerken betrokken worden in een liberaal oecumenische beweging waar leugen en waarheid naast elkaar bestaan en beide acceptabel zijn. Dit zal de Gereformeerde identiteit van de GKv ernstig ondermijnen en uiteindelijk verwoesten.

 

H. LIEDEREN VOOR DE EREDIENST - Opdracht 4.6.8

 

1. Achtergrond

 

De Synode Carman heeft onze subcommissie ook opgedragen de ontwikkelingen betreffende de toepassing van Art. 67 van de GKv Kerkorde te volgen. Dit artikel is (was...!) vergelijkbaar met Art. 55 van de CanRC Kerkorde en vermeldt: “In de erediensten zullen de Psalmen worden gezongen in een berijmde versie zoals aangenomen door de generale synode en verder de Gezangen zoals goedgekeurd door de generale synode”.

 

Dit deel van onze opdracht was al een schrikwekkende instructie, gezien de gevarieerdheid van gezangen en liedboeken waaruit de laatste jaren liederen werden geselecteerd en voorgesteld, naast en bovenop de Psalmen en Gezangen in het bestaande Gereformeerd Kerkboek. Door de jaren heen is dit een behoorlijk kronkelend proces in onze Nederlandse zusterkerken geworden. Het proces eindigde met het besluit van de Synode Ede het nieuwe Protestantse liedboek in Nederland (Liedboek – Zingen en bidden in huis en kerk) voor gebruik in de kerken te aanvaarden. Dit liedboek heeft een enorme keus van meer dan 1000 liederen, die het “volgen van de ontwikkelingen” op dit vlak nog moeilijker maakt.

 

Maar de meer recente ontwikkelingen waar het over muziek en zingen in de erediensten in de GKv gaat, maken het vrijwel onmogelijk aan deze opdracht te voldoen. Zoals we elders in dit rapport hebben aangegeven, heeft de Synode Ede 2014/2015 een drastisch herziene Kerkorde aangenomen. In deze nieuwe KO is het oude Art.67 verdwenen.

Dit betekent overigens niet dat er niets meer staat over Psalmen en Gezangen. In de nieuwe Kerkorde, Art. C37.2 staat: “De kerken zullen zich houden aan de generale regelingen voor de erediensten.” Men zou dan iets over muziek en zang in de erediensten mogen verwachten in zo'n generale regeling.

 

2. Synode Ede

 

Op dit moment is het probleem dat deze “generale regeling voor de erediensten” één van de regelingen is die de Synode Ede 2014/2015 niet kon voltooien. Deze zal door de volgende generale Synode in 2017 worden behandeld en voltooid.

 

Maar moeten we dan niet tot 2017 wachten om te horen hoe de regel van oud Art. 67 gaat functioneren in de kerken? Eigenlijk heeft de Synode Ede 2014/2015 al afgeschaft wat in oud Art. 67 was bepaald, toen zij besloot de verantwoordelijkheid voor de keuze van liederen die in de erediensten kunnen worden gezongen, bij de plaatselijke kerkenraad te laten. Eén van de gronden was dat kerkenraden, die in staat worden geacht de preken van predikanten te beoordelen, ook kunnen beoordelen wat volgens de normen van Schrift en Confessie kan worden gezongen.

 

3. Waarnemingen

 

Het is te betreuren dat de regel van (oud) Art. 67 is verdwenen. Gezien het totale plaatje van ontwikkelingen in de Nederlandse zusterkerken is er reden voor de zorg dat er geen beveiliging meer zal zijn tegen liederen die onbijbelse leringen weergeven en promoten. En wat je zingt is wat je gaat geloven.

 

Aangezien het (oude) Art. 67 van de GKv KO niet langer functioneert, stellen wij voor dat als de Synode Dunnville besluit een nieuwe subcommissie voor contact met de Nederlandse zusterkerken te benoemen, deze instructie geen deel van de opdracht meer te laten zijn.

 

I. AANBEVELING BETREFFENDE RELATIES MET DE GKv

 

Wij adviseren de synode onze zusterkerkrelatie met de GKv te beperken. Deze meer beperkte relatie betekent het volgende:

  1. Regels 4 en 5 voor Zusterkerkrelaties die handelen over de automatische aanvaarding van attestaties vanuit de GKv en het recht van toegang tot de kansel voor GKv predikanten, moeten geacht worden niet meer te gelden.
    Kerkenraden wordt dringend aangeraden nauwkeurig onderzoek te doen om zich ervan te verzekeren dat alleen  attestaties verstrekt door de GKv, worden aanvaard van hen die gezond zijn in leer en leven. Mocht een kerk een predikant in de GKv willen beroepen, dan is het positieve advies van de classis vereist voorafgaand aan zo'n beroep.
    In geval van bezoekende predikanten van de GKv wordt kerkenraden dringend aangeraden zorgvuldig onderzoek te doen. Kerkenraden moeten ten volle verzekerd zijn van de gezonde leer en het godvruchtig leven van de betrokken predikant.
    Voorts moeten kerkenraden hun leden die naar Nederland reizen adviseren zich niet automatisch bij een GKv gemeente te voegen maar zorgvuldig na te gaan waar zij kunnen kerken.
     
  2. Als de volgende GKv synode een duidelijke verklaring aflegt die aangeeft dat deze kerken terugkeren tot erkenning van het volle gezag van de Schrift en daaraan gevolg geeft  door alsnog handelend op te treden, zoals  aangegeven in de vermaanbrief van de Synode Carman 2013 betreffende de TUK, de vrouw in het ambt, en andere zaken zoals homoseksualiteit, genoemd in onze rapporten, dan zal de normale zusterkerkrelatie worden hervat.
    Indien echter de volgende Synode van de GKv de tegenwoordige koers van deformatie handhaaft, dan zal door dát feit deze Synode de zusterkerkrelatie van de GKv met de CanRC verbreken en zullen de CanRC de zusterkerkrelatie beschouwen als te zijn  beëindigd.

Wij bevelen aan dat we onze zusterkerkrelatie met de GKv om de volgende redenen beperken:

  1. Sinds de Synode Burlington 2010 (Art.86) hebben de CanRC hun zorgen over officiële besluiten van de GKv met betrekking tot de TUK geuit en er bij de GKv op aangedrongen alsnog deze zorgen te behandelen. De Synode Burlington heeft ook gewezen op hun zorgen ten aanzien van de bijbelse hermeneutiek zoals die binnen de GKv functioneert. Dit op basis van het rapport dat haar was aangeboden (Art.86). Tijdens de volgende jaren is de CanRC subcommissie doorgegaan soortgelijke zorgen vanuit de CanRC te communiceren en deze zorgen zijn samengevat in een vermaanbrief van de Synode Carman 2013. Maar de GKv hebben geweigerd op deze zorgen te handelen. Het punt is nu bereikt dat de GKv deze zaken als afgedaan beschouwen, zoals duidelijk is uit de discussies die tot hun besluiten over deze zaken hebben geleid (Acta Ede, Hoofdstuk 7, Artikel 7-24, blz. 68-70). De CanRC hebben thans alle voor hen beschikbare middelen om de GKv over deze zorgen te waarschuwen uitgeput. Door officieel professoren te tolereren die onbijbelse visies aanhangen, hebben de GKv zulke visies in feite geaccepteerd als wettig aan de TUK en binnen de kerken. Zo'n acceptatie is onverdraaglijk voor de CanRC en zal onze zusterkerken hun Gereformeerde karakter niet kunnen laten behouden.
     
  2. Een gevolg van het bovenstaande is dat in een officiële publicatie van de TUK over homoseksualiteit geen consistent heldere bijbelse richtlijnen  werden gegeven. Er is echter wel veel gepraat over de huidige cultuur en de noodzaak voor de kerk om de praktiserende homoseksuelen zo veel mogelijk te accommoderen. Het gebrek aan leiding  in zo'n publicatie over deze zaak zal verwarring en conflicterende benaderingen  in de kerken geven. De CanRC willen niet dat zulke visies in hun midden worden geaccepteerd. Andere voorbeelden omvatten de rapporten Man/Vrouw in de Kerk en de benoeming van professoren tegen wie ernstige, wettige bezwaren bestaan.
     
  3. In het streven naar eenheid met de NGK is het besluit eigenlijk al genomen dat de kerkelijke ambten voor vrouwen worden geopend, ondanks het feit dat een commissie is benoemd die deze zaak nog moet onderzoeken. Dit onbijbelse besluit om feitelijk de ambten voor vrouwen te openen en zich bij de huidige cultuur aan te passen zal ernstige gevolgen voor de GKv hebben. Het is een schreeuwend voorbeeld hoe de eisen van de huidige wereldlijke cultuur de duidelijke normen van de Schrift overtroeven. Als dat op dit gebied kan gebeuren, waarom dan niet op een gebied als homoseksualiteit? Nogmaals de CanRC kunnen een zusterkerkrelatie met kerken die zulke visies aanhangen niet verdragen.

Uw commissie adviseert een beperking en dus een devaluatie van onze betrekkingen en nog niet een volledige beëindiging van onze relatie met de GKv op dit moment om de volgende redenen:

  1. Onze verplichting elkaar als zusterkerken te helpen noodzaakt ons beschikbaar te blijven om inbreng te geven over de zaak van de vrouw in het ambt. De Synode Ede heeft besloten dat de nieuwe commissie “Man/Vrouw en Ambt” moet onderzoeken “wat de meningen zijn binnen zusterkerken betreffende de implementatie van de ambten van predikant, ouderling en diaken” (Acta Ede, Hoofdstuk 3, Art. 3-22). De CanRC zijn verplicht deze bijdrage en dit advies te geven.
     
  2. Er zijn verontruste ambtsdragers en leden binnen de GKv die onze bijdrage over dit onderwerp zouden verwelkomen. Het zal voor hen een bemoediging zijn.
     
  3. Door het beperken van de zusterkerkrelatie zullen de CanRC een heel krachtig signaal naar de GKv zenden dat de zorgen, genoemd in ons contact met hen, zwaar wegen en het eind van de relatie betekenen, indien geen verandering van richting wordt opgemerkt.

Regels voor zusterkerkrelaties

Rules for Ecclesiastical Fellowship

 

[De vertalingen in het Nederlands zijn van ons, redactie EIW]

  1. The churches shall assist each other in the maintenance, defence and promotion of the Reformed faith in doctrine, church polity, discipline, and liturgy, and be watchful for deviations.

    De kerken zullen elkaar helpen in het handhaven, verdedigen en uitdragen van het gereformeerde geloof in leer, kerkregering, tucht en liturgie, en waakzaam zijn tegen afwijkingen.
     
  2. The churches shall inform each other of the decisions taken by their broadest assemblies, if possible by sending each other their Acts or Minutes and otherwise, at least by sending the decisions relevant to the respective churches (if possible, in translation)

    De kerken zullen elkaar op de hoogte brengen van elkaars beslissingen die door de meeste vergaderingen worden genomen, zo mogelijk door het toezenden van elkaars acta of notulen. Of anders door hun besluiten die relevant zijn voor de betrokken kerken toe te sturen (zo mogelijk vertaald.)
     
  3. The churches shall consult each other when entering into relations with third parties.

    De kerken zullen elkaar raadplegen wanneer er relaties worden aangegaan met derden.
     
  4. The churches shall accept one another's attestations or certificates of good standing, which also means admitting members of the respective churches to the sacraments upon presentation of that attestation or certificate.

    De kerken zullen elkaars attestaties of getuigschrift van goed gedrag aanvaarden. Dit betekent ook toelating van de leden van de betrokken kerken tot de sacramenten als een attestatie of getuigschrift kan worden overgelegd.
     
  5. The Churches shall open their pulpits for each other's ministers in agreement with the rules adopted in the respective churches..
    In exercising these relations, the churches shall strive to implement also the following:

    De kerken zullen hun kansels openen voor elkaars predikanten in overeenstemming met de bepalingen die aanvaard zijn in de betrokken kerken.
    Bij het toepassen van deze regels zullen de kerken streven om ook het volgende na te komen:
     
  6. When major changes or additions are being considered to the confessions, church government or liturgy, the churches shall be informed in order that as much consultation can take place as possible before a final decision is taken.
    Wanneer er belangrijke veranderingen of toevoegingen overwogen worden m.b.t. de belijdenissen, kerkregering of liturgie, zullen de kerken daarvan op de hoogte worden gebracht zodat zij zoveel mogelijk elkaar kunnen raadplegen voordat een definitieve beslissing worden genomen.
     
  7. The churches shall receive each other's delegates at their broadest assemblies and invite them to participate as much as local regulations permit.
    (Acts Synod Lincoln 1992,Art. 50, IV B 1-7)

    De kerken zullen elkaars afgevaardigden op hun meeste vergadering ontvangen en hen uitnodigen daaraan deel te nemen zoveel als de plaatselijke regelingen bepalen
     

 

Ds. J. DeGelder

Ds. J. Moesker

G.J. Nordeman

Dr. C. Van Dam

 

 

[De rest van het rapport hopen we over 14 dagen te publiceren. M.n. gaat het daar over de relatie met de van de GKv afgescheiden kerken, redactie EIW]

 

Wordt vervolgd

 

Vertaling: R. Sollie-Sleijster

 

NOTEN

[1] Zie appendix.

[2] Hans Burger, “Voorbij de Offerkritiek (Het beeld van het offer),” in Cruciaal: De Verrassende Betekenis Van Jezus’ Kruisiging, Henk Bakker et al. (Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 2014), pp 51–65.

[3] Zie voor Christus' offer in onze plaats: Rom 5:8, 6:4-5, 2 Cor. 5:21; het dragen van onze straf: Jes. 53; 1, Petr. 2:24; Heb. 9:28; als betaling voor onze schuld: Matt 20:28, 1 Tim 2:6, 1 Petr. 1:18-19.

[4] Burger, “Voorbij de Offerkritiek", p64: “De Bijbel tekent dus geen strenge God die bloed wil zien. Alsof God wil dat er koste wat kost doden vallen. Alsof hij een Vader is die zo bloeddorstig is dat hij dan maar zijn eigen Zoon slachtoffert: een nare, immorele God.”

[5]  A. T. B. McGowan, “The Atonement as Penal Substitution,” in  Always Reforming: Explorations in Systematic Theology, ed. A. T. B. McGowan (Downers Grove, IL: IVP Academic, 2006), 197; zie ook pp. 194, 197-200..

[6]  Het bovenstaande is voldoende voor ons doel hoewel veel meer zou kunnen worden gezegd over Burgers essay. Zie bijv. de discussies in de blog van ds. D. de Jong: http://www.bijbelknopendoos.nl/kn24.htm; http://www.eeninwaarheid.info/; en de recensie van Cruciaal door J. Douma: http://www.jochemdouma.nl./boekbespreking/.

[7] Zie Committee On Relations With Churches Abroad of the Canadian Reformed Churches - Report to General Synod 2010, Part F, pag 21, regel 932ff (online beschikbaar op http://www.canrc.org/?assembly=77).

[8] Zie Report of the CRCA Subcommittee for Contact with the Reformed Churches in The Netherlands Liberated (RCN) to Synod Carman 2013, pag. 27 (online beschikbaar op http://www.canrc.org/?assembly=181). 

[9] Zie Report of the CRCA Subcommittee for Contact with the Reformed Churches in The Netherlands Liberated (RCN) to Synod Carman 2013, pag. 27 (online beschikbaar op http://www.canrc.org/?assembly=181). 

[10] Rapport van Deputaten M/V pag. 8.

[11] Rapport M/V, pag. 41.

[12] Report of the CRCA Subcommittee for Contact with the Reformed Churches in the Netherlands Liberated (RCN) to Synod Carman 2013, D II, pag. 15.

[13] Acta Generale Synode 2013 van de Canadian Reformed Churches, Art. 165, pag. 215.

[14] Besluiten Ede 2014, online beschikbaar op http://www.gkv.nl/organisatie/generale-synode/besluiten-gs-2014/.  

[16] Het volledige Nederlandstalige besluit van de Deputaten Kerkelijke Eenheid is online beschikbaar op http://www.gkv.nl/organisatie/generale-synode/besluiten-gs-2014/

[17] Het verslag staat op de officiële website van de GKv: http://www.gkv.nl/intentie-ambt-open-voor-vrouw-gkv-utrecht-noordwest/.

[18] Het staat op de officiële website van de GKv Dalfsen-Oost: http://dalfsen-oost.gkv.nl/index.php/thema?start=5.

[19] Idem.

[20] VOP staat voor “Vrouwelijke Ouderlingen en Predikanten”. In 2004 leidde dit document tot openstelling van alle ambten voor vrouwen in de NGK gemeenten.  

[21] Onze commissie is verantwoordelijk voor de Engelse vertaling van de oorspronkelijke Nederlandse versie. [We hebben de originele Nederlandse tekst van de besluiten hier opgenomen, redactie EIW].