Ethiek

Kerkverband

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

De hermeneutische loper (3)

 

D.J. Bolt

10-05-14

 

In de vorige artikelen in deze korte serie gaven we weer hoe Deputaten Kerkelijke Eenheid een nieuwe benadering proberen te introduceren om kerkelijke eenheid te bereiken. Daarbij staat niet de waarheid van de Schrift centraal maar ervaren intenties van de gelovige en vrome samensprekers.

In het kerkblad Nader Bekeken (04/04/14) besteedt ook ds. P.L. Storm hier uitgebreid aandacht aan en stelt vele kritische inhoudelijke vragen bij de werkmethode en voorstellen van het deputaatschap. Het is bijzonder waardevol hier kennis van te nemen nu het deputatenwerk morgen (09/05/14) op de synode van Ede zal worden besproken.

We geven een uitgebreide samenvatting van het artikel van ds. Storm dat getiteld is GKv en NGK: op weg naar verloving en huwelijk?

 


 

GKv en NGK: op weg naar verloving en huwelijk?

 

Ds. Storm constateert dat de Nederlands Gereformeerde Kerken zich graag willen 'verloven' met de GKv. Hun Landelijke Vergadering (LV) heeft daartoe een aanzoek aan de Generale Synode te Ede gedaan. Als datum stellen ze voor 31 oktober 2016, precies 50 jaar na het verschijnen van de beruchte Open Brief die als exponent de afscheiding van ongeveer 30.000 kerkleden veroorzaakte. Deze broeders en zusters gingen later verder onder de naam Nederlands Gereformeerde Kerken.

 

Wel zijn er wat, in elk geval formele, problemen bij dit aanzoek. Want het kwam buiten de inzendingstermijn bij de synode binnen. Maar een tijdige vooraankondiging kan dat reglementair wellicht redden. Bovendien zal de GS Ede

 

"sowieso besluiten moeten nemen over voorstellen van onze eigen Deputaten Kerkelijke Eenheid (DKE), die eigenlijk hetzelfde beogen. Deputaten noemen in hun rapport weliswaar geen concrete verlovingsdatum, maar stellen wel voor om de gesprekken met de NGK voort­aan officiële 'samensprekingen met het oog op kerkelijke eenheid' te laten zijn (hun derde voorstel-besluit). De belang­rijkste belemmeringen daarvoor zou­den zijn weggenomen in de landelijke samensprekingen sinds de vorige GS."

 

Dus behandeling zal wel geen formele probleem opleveren. In elk geval is de voorzitter van DKE, ds. H.J. Messelink, die bij het verlovingsverzoek op de LV aanwezig was, vóór. Daarvan maakt Opbouw (8 maart) melding:

 

'Eerder in de vergadering had ds. Henk Messelink zich namens de GKv-deputa­ten kerkelijke eenheid al positief over het Noord-Hollandse voorstel uitgela­ten. Als antwoord op de vraag wanneer beide kerken "elkaar in de armen kun­nen vallen", noemde hij een datum in de zeer nabije toekomst "niet onrealistisch". Hij hield daarbij wel een slag om de arm - "wij zijn maar loopjongens van de synode" - maar wat hem betreft is er binnen afzienbare tijd sprake van hereniging. "Wat zou het mooi zijn als onze God onze wegen die sinds vijftig jaar gescheiden lopen weer naar elkaar toe zou buigen en we gezamenlijk ver­der zouden mogen"' (p. 31).

 

Het gedrag van Messelink vindt ds. Storm niet helemaal netjes:

 

Wie zich - terecht - bescheiden als 'loopjongen' van de GS typeert, zou, dunkt me, ook terughoudender moeten zijn in het al publiek uiten van instem­ming met een aanzoek waarover de beoogde verloofde zich nog moet uit­spreken.

 

Inderdaad. Maar we zijn langzamerhand wel wat gewend. In Hamilton werd uitgebreid het deputaten MV rapport verdedigd, vlak voor de oriënterende behandeling op de synode kwam er nog een Toelichting van de deputaten. En als klap op een vuurpijl sprak ook synodevoorzitter ds. Voorberg zich al publiekelijk uit voor de vrouw in het ambt.

Fraai is anders. Maar dat nu terzijde.

 

Ds. Storm zou toch het heel fijn vinden als de kerkelijk gescheiden wegen weer zouden kunnen samenvallen. Evenwel rijst onmiddellijk de vraag of

 

de belemmeringen daarvoor inderdaad verdwenen zijn. Want hoe je het wendt of keert, het gaat wel om een aanzoek door iemand van wie je eerder op pijn­lijke wijze gescheiden bent. Terwijl er toen over en weer echt de overtuiging was: zo kunnen we samen niet verder. Nu zijn er tegenwoordig genoeg die vinden dat het een halve eeuw geleden nergens over ging. Zo is in hetzelfde nummer van Opbouw een uitspraak opgetekend van een vrijgemaakte broeder, die ook afgevaardigde was naar de vorige GS. br. Piet Mars: 'De breuk van 1967 is heel erg geweest. Dat had met geloven niets te maken, het draaide om ijdelheid van mensen. We hebben toen het werk van God in de wereld niet gediend' (p. 18).

Maar lang niet elke GKv'er of NGK'er die de desbetreffende geschiedenis heeft meegemaakt of kent, zal zo snoeihard oordelen. En in ieder geval, onze generale synodes tot 2011 aan toe hebben geoordeeld dat er heus serieuze zaken zijn die beide kerk­verbanden nog gescheiden houden. Za­ken die niets met ijdelheid en alles met geloven te maken hebben. Gaandeweg de al heel wat jaren lopende samen­sprekingen zijn die wat onze kerken betreft, goeddeels toegespitst op een tweetal punten: 1. de binding aan de belijdenis, en 2. de vrouw in het ambt en de daaraan ten grondslag liggende hermeneutiek.

 

Zijn deze jarenlang geconstateerde belemmeringen nu echt weggenomen? Volgens de deputaten wel. Maar Storm duikt wat in de recente kerkgeschiedenis m.b.t. de binding aan de belijdenis. Hoe staat het daarmee in de NGK? Is er iets wezenlijks veranderd in deze kerken?

 

GS Zwolle-Zuid 2008

Op de synode van Zwolle-Zuid 2008 lag er een meerderheids- en minderheidsrapport op tafel m.b.t. kerkelijke eenheid met de NGK. De meerderheid van de deputaten was vóór, de minderheid tegen. Dat had alles te maken met

 

de zogenoemde 'Balans', een document uit 2006, opge­steld samen met de deputaten van de NGK (CCS) met de naam: Waar staan wij nu? Daarin werd de balans opge­maakt van hoe in beide kerkverbanden heden ten dage aangekeken wordt tegen de binding aan de gereformeerde belijdenisgeschriften. Want was het verschil daarover niet een van de grote breekpunten geweest in de jaren zes­tig? Het document was in de kerkelijke discussies voorafgaande aan die GS omstreden. () Was de daarin gerapporteerde overeenstemming over de belijdenis voldoende om aan samen­sprekingen met het oog op eenheid te beginnen?

De GS besloot van niet.

 

Dat had ook te maken met het besluit van de NGK om vrouwen tot de ambten toe te laten en de onderliggende her­meneutiek van het VOP-rapport, nog door de GS 2005 als 'een ernstige barrière' beoordeeld. Maar niet alleen dát, er zijn nog steeds 'hinder­nissen met betrekking tot de binding aan de belijdenis' die nog overwonnen moeten worden, besluit 2.2/grond 2:

 

'Het is namelijk nog niet duidelijk wat de bereikte over­eenstemming betekent voor de kaders waarin bij de NGK de ondertekening staat, te weten de Preambule, art. 17 en 34 van het Akkoord voor Kerkelijk samenleven (AKS) alsmede voor de manier waarop in het verleden het onderscheid tussen Christus als het fundament en zaken in de belijdenis die het fundament niet raken werd gebruikt.'

 

Dus merkte de GS de 'balans' aan als een 'tussenbalans'. De synode vond dat haar moeite en vragen niet waren weggenomen gezien de publieke en kritische manier waarop met belijdenis wordt omgegaan. Als indicatie daarvan wijst Storm ook op het NGK statement in de Tussenbalans zélf:

 

'dat een ambtsdrager [in de NGK, djb] niet gauw geschorst zal worden, wanneer er geen sprake is van aantasting van het ene fundament, Jezus Christus, of als de afwijking het bouwen op dit ene fundament niet verhindert'.

 

Niets veranderd nog dus toen.

 

GS Harderwijk 2011

Maar hoe staat het erbij op de synode van Harderwijk 2011? De samenstelling van DKE was ingrijpend gewijzigd. Er moest teleurstelling en frustratie over de besluiten van 2008 uitgepraat worden.

Er werden twee nota's op tafel gelegd waarmee wederzijdse deputaten instemden: één over de leer van de doop, de Heilige Geest, de kerk en het avondmaal en de ander over her­meneutische uitgangspunten. De generale synode oordeelde

 

'dat de bereikte overeenstemming over binding aan de be­lijdenis op de genoemde onderwerpen een vruchtbare grond vormt voor het doorgaande gesprek over de omgang met concrete en voortgaande afwijking van de belijdenis en over de zaak van de vrouw in het ambt' (grond onder be­sluit 1).

 

De GS draagt de deputaten op om te spreken over 'de wijze waarop in de plaatselijke kerken aan de binding aan de belijdenis vorm wordt gegeven' en geeft o.a. als grond (2)

 

'Binding aan de belijdenis is voor beide kerken een aangelegen punt. In de ge­sprekken mogen we als kerken elkaar bevragen op dit punt en op de manier hoe we omgaan met mogelijke afwijking van de belijdenis.'

 

Ds. Storm constateert

Kortom, het gesprek zal voortgezet moeten worden op dit punt dat door de vorige synodes niet voor niets werd beoor­deeld als een punt waarbij nog steeds van blokkades gesproken moet worden wanneer het gaat om samensprekin­gen te kunnen richten op kerkelijke eenheid.

 

GS Ede 2014

Wat hebben de deputaten de afgelopen drie jaar met deze opdracht gedaan en wat melden ze aan de huidige synode? Ds. Storm is er niet erg blij mee:

 

Dat verhaal is onthutsend gauw ver­teld. U kunt het lezen binnen één enkele alinea op p. 12 van het rapport. Geconstateerd wordt allereerst dat over de binding aan de belijdenis al duidelijke overeenstemming af te lezen is in de Balans uit 2006. Hierboven is al te lezen hoe dit toch wat voorbijgaat aan de werkelijkheid. Vervolgens wordt gemeld dat in de NGK dit onderwerp aan de orde is geweest op regionale vergaderingen en van daaruit in de plaatselijke kerken. Wat dat opgele­verd heeft, krijgen we niet te horen. Vervolgens wordt verteld dat DKE zelf naar onze eigen kerken een enquête gestuurd hebben waaruit bleek 'dat er in het algemeen van een hartelijke binding sprake is'. Vervolgens wordt de constatering gedaan dat zowel in GKv als NGK de kennis van de inhoud van de belijdenisgeschriften te wensen overlaat. Ook bij ambtsdragers. En dan komt de conclusie: 'Het lijkt ons niet mogelijk om dit onderwerp nog verder uit te spitten. In het verleden is al aan de hand van een aantal casus duidelijk geworden dat beide kerken vasthouden aan een royale en loyale binding aan de confessie.'

 

Er klinkt verontwaardiging in door als de predikant de deputaten vraagt

 

Hoezo niet mogelijk om dit onderwerp verder uit te spitten? Wanneer is er gespit dan? Je kunt niet anders con­cluderen dan dat de opdrachten van de vorige twee synodes nog steeds op uitvoering wachten. En dus wacht nog altijd de geconstateerde be­lemmering ten aanzien van de daadwerkelijke binding aan de belijdenis om een oplossing. Bij­voorbeeld inzake een verplicht on­dertekeningformulier, een duidelijke kerkrechtelijk vastgelegde weg wat te doen bij bezwaar tegen (een onderdeel van) de belijdenis, de tolerantie van publieke uitingen van van de belijdenis afwijkende gevoelens.

 

Dat is niet alleen maar een zaak van 'theorie', zo dat al zou kunnen, maar ook gewone praktijk in de NGK:

 

Die tolerantie is binnen de NGK ook nog niet merkbaar minder geworden. Publicaties waarin het door eerdere synodes veroordeelde onderscheid tussen Christus als fundament van de kerk en zaken uit de belijdenis die het fundament niet raken, zijn ook na 2008 verschenen.

Diverse keren alleen al van de hand van ds. J.M. Mudde, tot in het GKv-blad De Refor­matie aan toe (met een pleidooi voor de acceptatie in de kerk, zoals Christus die zou hebben bedoeld, van een dub­bele dooppraktijk, 22 febr. 2013, p. 234v). Kortom: alleen al op dit punt komt het aanzoek om te verloven te vroeg en heeft de voorzitter van DKE voor zijn beurt gesproken.

 

Tot zover over de binding aan de belijdenis. Maar ook t.a.v. dat andere punt, de vrouw in het ambt, wat is daar aan voortgang geboekt? Ds. Storm constateert dat de deputaten er veel werk van hebben gemaakt. Hun hele rapport gaat er bijna over. Maar het is bijzonder, ook hier blijken volgens de deputaten de belemmeringen weggenomen. Dat verrast Storm want

 

ik had me die conclusie kunnen voorstellen na de huidige synode. Namelijk wanneer in Ede besloten gaat worden dat ook in de GKv de zusters tot het ambt worden toegelaten. Of dat dit in ieder geval in de vrijheid van de kerken wordt gela­ten, zoals in de NGK het geval is. Maar stel nou eens dat gebeurt wat ik hoop en bid: dat de synode net als de CGK in 1998 het duidelijke besluit neemt dat dit volgens de Schrift niet geoor­loofd is, wat dan? Dan ligt er toch nog steeds een levensgrote belemmering?

En het kan toch niet zo zijn dat de GS ergens in mei of juni zal be­sluiten om de vrouw in het ambt af te wijzen, om het vervolgens via de achterdeur toch binnen te halen door eind juni te gaan besluiten dat dit niet kerkscheidend is met de NGK? Zodat we dan al meer plaatselijke situaties zullen gaan krijgen waarin steeds nauwer wordt samengewerkt en samengegaan met een NGK-gemeente waarin zusters volop in het ambt func­tioneren.

 

Precies. Ook wij hebben meerdere keren gewezen op het onlogisch kerkelijk gekronkel dat hier plaatsvindt en waarvan je mag hopen dat de generale synode daarin niet in meegaat.

 

Ds. Storm analyseert wat er achter deze omwenteling steekt. Hoe kunnen de deputaten voorstellen dat

 

'Ondanks het verschil in praktische uitkomsten ten aanzien van de vrouw in het ambt, is gebleken dat we als kerken elkaar vertrouwen kunnen geven inzake de erkenning en aanvaarding van het ge­zag van de Heilige Schrift.'

 

Daarvoor geeft hij kort wat achtergronden.

 

Achter dit voorstel ligt een document dat heet: Tweede overeenstemming over hermeneutische uitgangspunten. Het wordt de 'tweede overeenstemming' genoemd. Als de eerste wordt de nota gezien die aan de vorige GS was aan­geboden. Het is een wat merkwaardig stuk waarin veel moois te vinden is, maar ook veel wat onhelder blijft of vragen oproept. In het kader van deze Kroniek ontbreekt me de ruimte om dat uit te werken. De teneur van het stuk is dat het verschil tussen GKv en NGK wat betreft de vrouw in het ambt een prakti­sche kwestie blijkt te zijn.

En dus geen principiële. Vanuit gelijke eerbied voor de Schriften wordt de Bijbel op dit punt verschil­lend gelezen, wat tot verschillende praktische keuzes leidt. Een woord dat in het stuk veel valt, is 'intentie'. Omdat de NGK geen schriftkritische intenties hebben, is met hun praktische keuze te leven.

 

Eigenlijk, zo concludeert ds. Storm

 

zet de hele overeenstemming in op de gedeelde subjectieve intenties om de Bijbel als de ene canon te erken­nen en recht te willen doen. En dat dit desondanks toch tot verschillende uitkomsten kan leiden. Er wordt een beroep gedaan op het gegroeide we­derzijdse vertrouwen wat dat betreft. En eigenlijk, zo concludeer ik, laat dat geen ruimte meer voor een standpunt als: de Schrift verbiedt de vrouwelijke ambtsdrager en wie het anders leert, doet geen recht aan de Schrift. Hoe no­bel de intenties ook zijn.

 

En dus

 

sporen de voorstellen van DKE helemaal met wat de deputaten M/V aan de GS voorstellen: namelijk om ook hun benadering (kortweg: binnen onze cultuur is de weigering van de vrouwe­lijke ambtsdrager net zo'n verhindering voor de voortgang van het evangelie als in Paulus' tijd de toelating ervan was) binnen de bandbreedte van Schrift en belijdenis te verklaren.

 

Deze devaluatie van een principiële kwestie waar de Schrift zich heel duidelijk over uitspreekt, naar een praktische aangelegenheid geeft grote moeite. Met zo'n 'hermeneutische overstemming' kun je

 

onmogelijk instemmen. Je kunt toch als kerken ook niet volstaan met een overeenstemming over alleen subjectieve intenties? Alsof ook die niet onderworpen en toetsbaar zijn aan wat ge­schreven is?

 

En niet bang zijn voor schriftkritiek in de NGK? Ook dat is iets te vlot, volgens Storm, en hij noemt het voorbeeld van de redelijk recente brochure De Weg van drs. H. de Jong voor een vrijere en ruim­hartiger omgang met schriftkritiek. [Zie de onze artikelenserie Nieuwe weg of oude paden, rubriek Rond de Schrift, waarvan ook deze week het tweede analyserend deel verschijnt.]

 

Storms algemene conclusie:

 

Kortom: ook wat betreft de kwestie van vrouw en ambt alsmede de vragen rond schriftgezag en hermeneutiek lijkt het me veel te vroeg om op het aanzoek tot een verloving in te gaan. De door DKE voorgestelde conclusie dat we als kerken elkaar inzake de erken­ning en aanvaarding van het gezag van de Schrift vertrouwen kunnen geven, lijkt me veel te voorbarig.

 

Maar de predikant heeft nog meer indringende overwegingen. Want het gaat in deze zaken ook om de eenheid binnen het eigen kerkverband. En dat staat wel op het spel. Bovendien

 

ben ik me steeds meer nog iets anders gaan afvragen. Waarom gebeurt er juist voor de gesprekken met de NGK zo weinig met de CGK samen? Kerken die we al wel als ware kerken erkend heb­ben. Met wie we ons al jaren zouden willen verloven (met behulp van een zgn. federatief groeimodel). Met wie we geen geding hebben over de manier waarop in de praktijk de binding aan de belijdenis functioneren moet. En die dezelfde vragen en moeiten bij de NGK aan de orde stellen als onze vorige sy­nodes bij herhaling geagendeerd heb­ben. Op weg gaan naar eenheid met de NGK op de manier die DKE aan de GS voorstelt, zal onvermijdelijk verdere verwijdering van de CGK tot gevolg hebben.

En willen we dat? Verwijdering van de CGK die bijvoorbeeld recent dui­delijke schriftuurlijke lijnen trokken in­zake homoseksuele relaties. En dat dan ter wille van eenheid met de NGK, waar dergelijke relaties op heel wat plaatsen geaccepteerd worden en waar het zelfs een prangende vraag is of zo'n relatie een verhindering zou moeten zijn voor de bekleding van een kerkelijk ambt.

 

Storm vraagt zich af of we dít willen. Maar het antwoord dat in elk geval de deputaten geven is volmondig ja. Het is schokkend hoe er over de relatie met de CGK wordt gesproken. We nemen even de vrijheid om hier een klein stukje uit het verslag van deputatenvergadering in Zuidhorn in te voegen. Deputaat br. Westra zegt daar over de contacten met de CGK

 

Al zeventig jaar voeren we  gesprekken. Formeel staan we op dezelfde grondslag. Beide kerken hebben een andere achtergrond, de papieren zijn in orde. Maar het lukt niet om verder te komen. Met de NGK gaat het beter. Zij komen uit hetzelfde nest, veel meer vrijgemaakt dan onderdelen van de CGK. Daar heb je twee vleugels, bevindelijk en niet-bevindelijk. In het Noorden zou aansluiting geen probleem hoeven te zijn. Alleen landelijke eenheid wil niet. Ik heb wel eens horen zeggen in een gezamenlijke bijeenkomst: de CGK zijn 'ja-maar-kerken'. Als je denkt dat je er met elkaar uit bent, en conclusies trekt dan zegt een bepaalde vleugel:  'ja maar, hoe zit het met de prediking'. Wij hebben wat met elkaar afgepraat over de toeëigening des heil, maar het bevindelijk element wordt gemist bij ons. Zij vertrouwen onze prediking niet. Daarom is het landelijk lastig. Sommigen zeggen: het is trekken aan een dood paard. Zoek het daarom maar in het plaatselijke. Niet bij bevindelijke gemeenten, daar gaat het heel moeilijk. Daar gaat het nog over gezangen, Bijbelvertaling en kledij. Culturele aspecten zijn niet gemakkelijk, daar blijk je niet gemakkelijk overheen te kunnen stappen. In sommige bevindelijke kerken komen vrouwen niet binnen zonder het dragen van een hoed.

De Nederlands gereformeerden zijn veel meer broeders van hetzelfde huis. We hebben elkaar nodig. Apeldoorn en Kampen gaan wel samen maar dat is om de overheid en de financiën.  Dat de universiteiten samengaan betekent niet een samengaan van GKv en CGK. Ik heb mijn reserves en ben meer gemotiveerd tot eenheid met de NGK dan met de CGK. Helaas.

 

Zou het niet dringend nodig zijn eens wat aan zelfonderzoek te doen hoe het, even afgezien van het tweeslachtige gedrag in dit kerkverband, (ook) komt dat de CGK huiverig staan tegenover kerkelijke eenwording met de GKv?

 

Ds. Storm eindigt zijn artikel met prangende vragen

 

Wie een aanzoek krijgt, gaat zichzelf meestal ook vragen stellen. Wat maakt mij zo aantrekkelijk dat de ander met mij wil verloven en trouwen? En dat terwijl die ander je vroeger niet meer wilde omdat je te strak en te streng was. Is dat om­dat de NGK zo veranderd is? Of de GKv? Zijn zij naar ons of wij naar hen toegegroeid? En wat zegt dat over de vraag in hoeverre wijzelf intern nog één zijn wat betreft binding, tolerantie en schriftgezag? Ook in wat de GS gaat bespreken en besluiten over mogelijke kerkelijke eenheid met anderen, heb­ben wij op het ogenblik onze handen vol aan het bewaren en hervinden van onze eigen eenheid.

 

Inderdaad, de vraag is 'in hoeverre wijzelf intern nog één zijn wat betreft binding, tolerantie en schriftgezag'. Die vraag zal wellicht in de nabije tijd een doorslaggevend antwoord krijgen.