Ethiek

Liturgie en eredienst

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Heilige Gezangen - 1

 

F. Hoogland

22-09-18

 

Onder bovenstaande titel verscheen er in de afgelopen zomer een zeer interessant boek over de geschiedenis van de ‘Eenige Gezangen’. De muziekredacteur van het RD, de heer Jaco van der Knijff, promoveerde aan de Groninger Universiteit op het onderwerp Herkomst en ontwikkeling van de ‘Enige Gezangen’, en dit boek werd daarbij als dissertatie gepresenteerd.

De schrijver constateert in zijn voorwoord terecht dat over het psalmboek, de Staatsberijming van 1773, wel heel wat informatie beschikbaar is, maar dat over de collectie ‘Enige Gezangen’ daarentegen nog veel onduidelijkheid bestond. Daarom besloot hij om die gezangen tot onderwerp van zijn promotiestudie te maken.

En hij heeft dat zeer grondig aangepakt: het boek is kloek van omvang en biedt zeer veel welkome en tot nog toe veelal ontbrekende informatie. Het is een uitgebreid studiegebied waarmee de promovendus zich zo’n 8 jaar heeft bezig gehouden. Aan een volledig verslag valt dan ook beslist niet te denken. Niettemin willen wij in dit en enige vervolgartikelen toch interessante gegevens eruit onder uw aandacht brengen.

 

Herkomst

 

In het psalmboek van Datheen (voor het eerst verschenen in 1566) was een 12-tal gezangen opgenomen, waarvan ongeveer de helft een Franse herkomst heeft qua tekst en melodie. De andere helft van de gezangen heeft een Duitse, Nederlandse of zelfs middeleeuwse Latijnse achtergrond, zodat de schrijver tot de constatering komt dat de volle breedte van het liedrepertoire dat onder reformatorisch gezinden wordt gebruikt, in deze zeer bescheiden collectie is vertegenwoordigd.

Naast Datheen is Utenhove goed vertegenwoordigd. Hoewel hij als een concurrent van Datheen kan worden gezien (de psalmen  van Datheen moesten immers die van Utenhove vervangen), vormt hij voor twee à drie liederen de brug tussen het Duitse Lutherse liedrepertoire  en het gereformeerde psalmboek.

Bijna de helft van de gezangen in deze 18e-eeuwse bundel heeft een 17e–eeuwse herkomst. In een vijftal gevallen waren er geen berijmingen beschikbaar van Voet en het gezelschap Laus Deo, zodat men hiervoor was aangewezen op de berijmingen van Hendrik Ghijsen, van wie bekend is dat hij niet zozeer zelf berijmde maar gewoon was materiaal van anderen over te nemen.

 

Verlichting

 

Van de psalmberijming van 1773 is vaak gezegd dat het 18e-eeuwse verlichtingsdenken aanwijsbaar is in de teksten. De vraag is nu of dat ook het geval is in de ‘Enige Gezangen’. De schrijver komt  tot de conclusie dat een aantal kenmerken van deze denkwereld wel degelijk terugkomt in de gezangen. Het gaat dan vooral om de manier waarop God wordt aangeduid en de terminologie die wordt gebruikt om het christenleven aan te geven. Maar hij constateert ook dat het aantal voorbeelden ervan, vergeleken met de psalmen, beperkt is, en dat de taal van de “Enige gezangen” aansluit bij het klassieke jargon van de Statenvertaling en de Drie Formulieren van Enigheid, waaraan de staatsberijmers zich conformeerden. Hij  typeert deze gezangen als klassiek gereformeerd met een “mild-verlichte” tint.

 

Karakterisering

 

Wat hebben de gezangen inhoudelijk te bieden, vraagt de schrijver zich vervolgens af. Hij constateert dat er sprake is van een tweedeling.

“De eerste zeven gezangen kunnen gezien worden als een berijming van gesanctioneerde teksten: ofwel Bijbelteksten, of wel belijdenisteksten. Daarin zijn de twee lijnen ten aanzien van de kerkzang die in de 16e-eeuwse gereformeerde Reformatie een rol spelen nog zichtbaar: de gemeente zingt berijmde Schriftgedeelten én de gemeente leert zingenderwijs de drie hoofdmomenten van de catechismus.

De berijmde Schriftgedeelten zijn daarbij beperkt tot de drie nieuwtestamentische lofzangen: een zeer beperkt corpus, dat met tal van andere Bijbelliederen zou zijn uit te breiden.”

Voorts stelt de schrijver vast dat het tweede gedeelte van de verzameling gezangen eigenlijk op gespannen voet staat met de bovengenoemde uitgangspunten. Het gaat hier nl. om  vrije liederen die dus niet teruggaan op gesanctioneerde teksten. Het grootste gedeelte is niet zozeer op kerkelijk gebruik maar op dagelijks gebruik in de huisliturgie gericht: twee maaltijdliederen, een ochtend- en een avondlied. Daarnaast is er nog de Bedezang voor de Predicatie en het Eigen Geschrift van David. Dat laatste kan een pedagogisch lied worden genoemd dat in oude tijden in gezinnen en op scholen wel werd gebruikt. Het kwam als ‘Psalm 151’ ook soms voor in sommige Psalmboekuitgaven.

 

Conclusie

 

Interessant is de slotconclusie van het hoofdstuk over herkomst, ontwikkeling en inhoud:

 

“Vergeleken met andere collecties gezangen is de reikwijdte van de verzameling ‘Enige Gezangen’ beperkt. Vaak zijn gezangen bijeengebracht om gedurende het kerkelijk jaar liederen ter beschikking te hebben die passen bij de verschillende kerkelijke feestdagen. De ‘Enige Gezangen’ voorzien niet in deze behoefte. Wat de collectie in al haar beperktheid wél te bieden heeft, is een tamelijk unieke verzameling Bijbel-, catechismus- en vrije liederen waarin een eeuwenoud kerkliedrepertoire uit de middeleeuwen, Franse, Duitse en Nederlandse traditie samenkomt”.

 

Wordt vervolgd