Ethiek

Uit het verleden

Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Steile nekharen en kromme tenen 6

 

D.J. Bolt

18-02-17

 

We keren terug naar het symposium in de Nieuwe Kerk te Kampen om daar het 'klimaat' te ervaren en de sfeer op te snuiven. Maar eerst een ingezonden reactie op ons vorige artikel.

 

Correctie en excuus

 

We vermeldden eerder dat dr. A. van Langevelde medewerker van de theologische universiteit in Kampen (TUK) is. Dat is onjuist. Van Langevelde schreef ons dat hoewel zijn proefschrift opgenomen is in het onderzoeksprogramma van de universiteit, hij als projectonderzoeker verbonden is aan het Archief- en Documentatie Centrum van de Gereformeerde Kerken in Nederland (ADC) te Kampen, met zijn directeur prof. dr. G. Harinck. Onze excuses dat we het hier mis hadden.

 

In ons commentaar op de toespraak van dr. Van Langevelde gispten we de associatie gereformeerde belijdenis met Bromsnor. Van Langevelde reageert daar als volgt op:

 

ADC Kampen

De verwijzing naar Bromsnor was ongelukkig. Hij was inderdaad dorpsveldwachter en was in die zin een voorbeeld van hoe Kuyper en Veenhof de confessie typeerden in relatie tot de Schrift maar de hele context van Bromsnor is een andere dan waar ik zelf de confessie in wil plaatsen. Ik besefte al snel na het congres dat het een ongelukkige lichtvoetigheid was. Weest u ervan overtuigd dat ik de gereformeerde belijdenisgeschriften hoog heb, al vind ik ook dat het tijd wordt voor een nieuwe weergave van ons geloofsgoed. Daarin zit ik wel degelijk op de lijn van J. Douma, al vraag ik me wel af of hij op dit punt nog hetzelfde denkt als enkele jaren terug.

En

Dat ik de passage over Bromsnor ongelukkig heb genoemd, mag u uitleggen als het aanbieden van excuses daarvoor. Wij moeten elkaar niet nodeloos kwetsen en ik besef dat sommige mensen dat als zodanig kunnen ervaren.

 

We aanvaarden graag Van Langeveldes empathische excuses.

Wel willen we er iets aan toevoegen. Natuurlijk deed het persoonlijk pijn dat op zo'n 'lichtvoetige' manier met ons beleden geloof werd omgegaan. Maar ten diepste ging het ons niet om eigen gekwetste gevoelens maar om de manier waarop omgegaan werd met de leer van de Schrift. Als wij belijden dat de gereformeerde confessie deze leer samenvat dan werd met deze platvloerse verwijzing de heiligheid en autoriteit van de Schrift zélf geraakt. Dat gaat verder dan kwetsuren van gevoelens.

 

We hebben niet over het hoofd gezien dat dr. Van Langevelde aangeeft 'de gereformeerde belijdenisgeschriften hoog te hebben'. We willen dat graag van hem geloven. Tegelijk, we zeggen het maar eerlijk, kunnen we dat maar moeilijk rijmen met de inhoud van zijn referaat. Want de fundamentele gereformeerde leer rond verbond en doop (HC 26, m.n. v/a 74, en NGB 34) wordt toch ondergraven door zijn pleidooi  baptistische praktijken als 'opdragen' i.p.v. dopen te aanvaarden[1]?

 

Hier ervaren we het klimaat van de zestiger jaren waarin vergelijkbaar een ander deel van de Bijbelse leer werd geloochend namelijk dat gelovigen onmiddellijk bij hun sterven naar Christus gaan (HC Zondag 22). Zelfs op het symposium werd er weer een lansje voor gebroken!

Dat is de moeite en het verdriet die bij het referaat van Van Langevelde overblijven ondanks zijn sympathieke reactie.

 

Bevooroordeeld en eenzijdig

 

We vallen maar met de deur in huis: het symposium hebben we ervaren als eenzijdig en bevooroordeeld. Dit scherpe oordeel behoeft natuurlijk wel enige onderbouwing.

 

Sprekers en objectiviteit

 

Vrijwel zonder uitzondering gaven de zeven sprekers er blijk van dit ze in het klimaat van de Open Brief dachten. We hebben daarvan in de vorige artikelen met twee referaten iets laten zien. De andere verhalen van zowel NGK- als wel GKv-zijde gaven niet van een heel andere geest blijk, het meest objectief was nog de toespraak van prof. Kennedy. Uitgangspunt bleek steeds de verfoeilijke 'vrijmakingsideologie' te zijn, geworteld in 'ware-kerk-denken'.

 

Tijdens de vergadering hebben we lucht gegeven aan de in onze ogen eenzijdigheid m.n. in de selectie van sprekers. Het is wellicht aardig om de korte discussie daarover met leider Harinck in de algemene bespreking, weer te geven.

 

Bolt

Ik heb geweldig veel gehoord en intensief geluisterd en nu moet ik het allemaal wat gaan verwerken. Maar ik ga hier eigenlijk wat

Gespreksleider Harinck

gehandicapt vandaan. Mijn nekharen staan overeind en ik heb ook kromme tenen gekregen. Waar komt dat nu door?, heb ik gedacht. Ik moet zeggen dat ik de indruk heb maar misschien kunt u dat tegenspreken dat het hier bijna allemaal gaat om sprekers-sympathisanten rondom Veenhof en zijn buitenverbanders. Hoe kan het dat op dit symposium er ook geen sprekers zijn die, ik zeg het heel even eenvoudig, die bij het 'Kamphuis-kamp' horen?

Ik zie iets vergelijkbaars bijvoorbeeld in wat er nu gebeurt met Kamphuis' biografie. Het eerste boek van Van Langevelde is over Veenhof gegaan, en daar kun je ook heel duidelijke sympathieën merken voor, laat me zeggen, de buitenverbanders, ook in wetenschappelijk opzicht. En nu notabene wordt een biografie over Kamphuis geschreven, weer door Van Langevelde. Is dát nu een goeie zaak?

Kortom ik heb gemengde gevoelens.

 

Harinck

Uw punt is dus dat het sprekerskoor eenzijdig was samengesteld. Yes sir. Het sprekerskoor is samengesteld uit onderzoekers. Mensen die in de archieven zijn gegaan en onderzoek hebben gedaan naar de geschiedenis van de jaren '60. We hebben het over het aspect van de Open Brief gehad, ds. Brands met Erik de Boer, we hebben het over het Jansenisme gehad en we hebben het over de attestenkwestie gehad, Eindhoven. Ik heb niet van te voren tegen die mensen gezegd, 'reken er wel op, d'r moeten ongeveer drie mensen zijn die aan de kant van Kamphuis uitkomen en drie die aan de kant van Veenhof uitkomen'. Ik doe onderzoek, ik wil graag die resultaten horen. Die heb ik vandaag voor het eerst gehoord. En ik kan er niks aan doen dat zij met deze conclusies komen.

Als u denkt dat de conclusies onjuist zijn dan hoor ik dat graag want dan kunt u in discussie gaan met de sprekers maar ik kan niet zeggen er is een opzetje geweest en we hebben gekozen voor een standpunt. Neem mijzelf maar als voorbeeld. In ben in die archieven geweest en tot deze conclusie gekomen.

 

Bolt

Het is natuurlijk zo dat als er feiten worden gepresenteerd we die ook als feiten zullen moeten aanvaarden. Maar u zult wel met mij eens zijn dat in de beoordeling van de feiten ook heel wat overtuiging meeklinkt.

 

Harinck

Als u vindt dat ik, laat me zeggen, een Nederlands gereformeerde ben en in de verkeerde kerk zit dan is dat maar zo… (hilariteit). Mijn oordeel is meegekomen. Maar we proberen de bronnen zoveel mogelijk recht te doen.

 

Bolt

Maar als u gaat spreken over ideologie van die tijd, ja dan gaan mijn nekharen overeind staan.

 

Harinck

U gelooft niet in het bestaan van ideologieën?

 

Bolt

Ja hoor zeker wel, maar…

 

Harinck

[interrumpeert]

 

Bolt

Als ik hier alsnog een forse verdediging van de Open Brief hoor, ja dan moeten we toch even nadenken met elkaar over …

[interrumpeert weer]

 

Harinck

Is Erik de Boer nog in de zaal? Dan kan die het nog even toelichten.

 

Bolt

Nee, het gaat me niet om prof. De Boer. Het gaat om dr. Van Langevelde. Die heeft uitgebreid de Open Brief verdedigd. En daarvan zeg ik: Ik zou heel graag wel eens mensen willen horen, en gelukkig zat er iemand in de zaal als ds. Geerds, die ook even de andere kant laat zien. Dat had ik óók graag in de presentaties willen horen op dit symposium.
Dank u.

 

Het typeert prof. Harinck dat hij mensen met kritiek niet serieus lijkt te nemen zoals hierboven blijkt. We laten daarvan in de laatste aflevering in deze serie nog een voorbeeld zien. Historici als Harinck schijnen te denken dat als zij onderzoek hebben gedaan en in archieven gedoken dat ze dan een volledig objectief oordeel daarover kunnen vellen zonder in eenzijdigheid te vervallen. Maar hoe sterker mensen zelf 'ideologisch bevlogen zijn' hoe eenzijdiger hun oordeel kan uitvallen.
Feiten zijn feiten. Maar in de baaierd van gebeurtenissen moet geselecteerd worden. Moeten feiten geïnterpreteerd, tegen het licht gehouden worden. Uit combineren en deduceren worden conclusies getrokken. Hoezó, historici objectief? Hun (levens)overtuiging komt mee in hun onderzoeksverslagen.

 

Is dat erg? Nee, het is onvermijdelijk. Maar je mag van betrouwbare historici verwachten dat zij in de beschrijving van de historie voortdurend duidelijk aangeven wat feiten zijn, en wat hun interpretatie en hun duiding is, zodat de lezers weten wat de historicus er zelf van vond op basis van zijn opvattingen en persoonlijke inzichten. Dát hebben wij node gemist bij sprekers op dit symposium. En daarom pleiten wij ervoor in zo'n wetenschappelijk getinte bijeenkomst ook mensen uit te nodigen die inhoudelijk tegen kunnen spreken en daarmee de waarde van de gedachtewisseling op een hoger niveau tillen en betrouwbaarder maken. Vergelijk het gebeuren bij een promotie.

 

Diepgang

 

Op het symposium kwam (weer) naar voren dat de buitenverbanders dan toch maar niet opgegaan waren in de sGK. Zij waren dus echt wél gereformeerd en zijn gereformeerd gebleven want anders zouden ze nu wel synodaal/PKN zijn geweest! De binnen- en buitenverbanders waren ongeveer van hetzelfde confessionele gehalte. Toen en ook nu.  Harinck bijvoorbeeld: "En ik denk dat de Nederlands gereformeerden en de vrijgemaakten in die jaren heel dicht bij elkaar zaten".

Dit zou nu o.i. een prima discussiepunt zijn geweest voor een wetenschappelijk symposium dat 50 jaar Open Brief analyseert. Maar in Kampen bleef zonder discussie de suggestie hangen: een breuk was helemaal niet nodig tussen deze binnen- en buitenverbandse gereformeerden, ze stonden héél dicht bij elkaar. De breuk werd geforceerd door…, juist die.

 

Laten we eens wat nauwkeuriger kijken naar die tijd. De Open Brief windt er geen doekjes om. In de vrijgemaakte kerken gaat het om "een beschouwing over de vrijmaking, die religieus gevaarlijk is en voert tot ontbinding van de kerken". Die heeft "een situatie van ongerechtigheid meegebracht". "Een vrijmakingsgeloof", ja zelfs een "vrijmakingsideologie" beheerst het denken!
Daarom moeten de vrijgemaakte kerken "in een reële beslissingssituatie worden gebracht". Want ze worden "weggeroepen naar het niveau van de wereldkerk".

Hoe zo, "Nederlands gereformeerden en de vrijgemaakten zaten in die jaren heel dicht bij elkaar"?

 

Maar we willen in dit kader nu aandacht vragen voor een ander aspect. Vaak kennen mensen maar een paar namen van hen die overgingen naar de synodalen, zoals als (B.A.) Bos, Schoep, Van der Ziel, Van der Vliet. Zij stonden vooraan in de strijd om kerkelijk en bloc 'twisten en veten' te beëindigden en synodaal te worden. Maar toen hun de voet dwars werd gezet gingen ze individueel over, vaak met medenemen van tientallen, soms honderden gemeenteleden.

Het waren niet slechts een paar predikanten: in de periode 1960-1970[2] verwisselden maar liefst 23 predikanten de vrijgemaakte voor de synodale kerk. Onder die 23 telden we 5 ondertekenaars van de Open Brief.

 

Zou het niet zo kunnen zijn, zo vragen wij ons af, dat de overgang van vele predikanten en andere vooraanstaanden(!) samen met vele honderden, zo niet duizenden actieve kerkleden naar de sGK, de 'orthodoxie' van de buitenverbandse kerken heeft bevorderd? Immers zij die streden voor terugkeer en geïnfecteerd waren door het oecumenisme verlieten de vrijgemaakte kerken, en lieten ook hun buitenverbandse medestrijders in de steek. Kan daardoor het proces naar vrijzinnigheid in de NGK niet zijn vertraagd?
Het soortgelijk omgekeerde kan immers worden waargenomen in de sGK. Daar kwam het proces naar vrijzinnigheid in een stroomversnelling na de Vrijmaking. Door het vertrek van tienduizenden orthodox gereformeerden verzwakte het confessioneel gehalte van de kerken die ze verlieten.

 

Moet het ook niet wat zeggen dat er in die vijftig jaren Open Brief nauwelijks groei in de NGK qua absolute aantallen kerkleden is geweest?
Een kerk groeit normaliter door natuurlijke aanwas en nieuwe leden van buiten. Als er nauwelijks van groei sprake was waar zijn dan toch al die kerkleden gebleven? Een ingezonden[3] van ds. J. Bouma, emeritus van de Nieuwe Kerk in Kampen geeft wat inzicht

 

De pijn die ik voel, is dat door de kerkelijke twisten in de jaren zestig velen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt de rug hebben toegekeerd. () Er werd niet meer met liefde over de kerk gesproken en daardoor ook niet over de Heer van de kerk. Vaak werd er op de zondagavond gekerkt bij dominee Van Pagee in de lutherse kerk aan het Spui. Weer anderen gingen over naar een andere kerk. Mijn grootste pijn voel ik ten aanzien van hen die de kerk volledig de rug hebben toegekeerd. Teleurgesteld omdat het evangelie zo verschrikkelijk werd versmald. Die zich niet bij een andere kerk hebben aangesloten en voor wie het geloof niet veel meer betekent. 

 

Zal hier de blijvend werkzame geest van de Open Brief niet een belangrijke oorzaak zijn geweest?

 

In dit kader is het gedrag van de Christelijke Gereformeerde Kerken ook opmerkenswaard. Werden in de zestiger jaren de buitenverbanders haast geknuffeld en de vrijgemaakten graag voor kerkisten uitgemaakt (ds. J.H. Velema), vandaag lijken de christelijke gereformeerden steeds meer afstand te nemen van de NGK, beducht voor ontwikkelingen rond o.a. het Schriftgezag, acceptatie homoseksualiteit daar. Zo kan het gebeuren dat de CGK die zo graag van brede 'oecumenische instelling' blijk geven, een spaak in de wielen van de Gereformeerde Theologische Universiteit (GKv, CGK, NGK) lijken te gaan steken. Gaan de CGK (landelijk) zo misschien steeds meer gelijkenis vertonen met de GKv van weleer… ?

 

Tenslotte. NGK en GKv staan nu heel dicht bij elkaar, 'net als vroeger al', suggereert men. Maar kan ieder die met open ogen kerkelijk meeleeft niet waarnemen dat de GKv de laatste decennia langzaam maar zeker de NGK aan het 'inhalen' is[4] i.p.v. omgekeerd?  
Ook bespreking en evaluatie van dat aspect hebben we gemist op het symposium.

 

Kortom, hier was een diepgaande gedachtewisseling mogelijk geweest, een symposium waardig.

 

Kamphuis versus Veenhof

 

De eenzijdigheid van het symposium werd ook zo manifest in de verering van prof. C. Veenhof en de verguizing van (J.) Kamphuis. Veenhof die volgens Harinck tegen de kwaaie Kamphuis-kater niets kon uitrichten en door het blazende beest met zijn

medemuisjes meedogenloos de hoek in werd gedreven.

Maar misschien is het goed om ook een ietsje uit de kerkhistorie van die jaren op te halen dat wellicht dat beeld wat kan doen kantelen, op z'n minst bijstellen.

 

Op 6 februari 1958 stierf prof. dr. P. Deddens plotseling, de oudste hoogleraar (kerkrecht) aan de Hogeschool in Kampen. Een groot verlies nadat eerder in korte tijd de hoogleraren Greijdanus, Holwerda en Schilder waren overleden.

 

1946 Vlnr D.K. Wielenga, C. Veenhof, P. Deddens, S. Greijdanus, K. Schilder, B. Holwerda, D.J. Buwalda

Een hoogleraar wordt benoemd door de generale synode. En dus kwam het mooi uit dat juist in dat jaar de synode van Bunschoten-Spakenburg werd bijeengeroepen. Maar de benoeming ging niet van een leien dakje. De benoemingsprocedure is vrij ingewikkeld: de senaat (de gezamenlijke hoogleraren) brengt eerst een advies uit aan het curatorium (toezicht op de TH) dat dat advies wel of niet over kan nemen en dat vervolgens een voorstel doet aan de generale synode. En deze heeft weer het recht een eigen beslissing te nemen. De 'School' is immers van de kerken?

 

Het voert hier te ver om de precieze gang van zaken weer te geven over de benoeming van de nieuwe hoogleraar[5]. We laten het licht vallen op het optreden en gedrag van m.n. prof. C. Veenhof, toen nog hoogleraar aan en rector van de Hogeschool.
 

J. Kamphuis (1968)

De senaat wilde geen voordracht doen. De curatoren besloten een tweetal kandidaten voor te dragen aan de synode: ds. D. Deddens (predikant te Mariënberg) en ds. J. Kamphuis (predikant te Rotterdam-Delfshaven). De laatste, Kamphuis, werd door de synode benoemd.

Kamphuis verzocht, in het kader van zijn overweging van de benoeming, om een gesprek met de senaat. Maar hij kreeg geen gelegenheid de punten te bespreken die hij aan de orde wilde stellen. Hij kreeg alleen te horen dat hij zijn benoeming niet moest aanvaarden. Er was geen enkel enthousiasme voor zijn benoeming, alle hartelijkheid ontbrak. De hoogleraren besloten vervolgens dat ieder de kandidaat maar een brief moest schrijven hoe ze over hem dachten.

 

Het gaat ons nu om de reactie van rector Veenhof.

Veenhof vond de benoeming van Kamphuis puur "slecht". Want die was "niet de beste man", volgens hem. Kamphuis zou ook "nooit" in de senaat aan de orde zijn geweest, laat staan voorgesteld. Veenhof was er "verbijsterd" over. Hij schreef aan Kamphuis:

 

Uw benoeming was "in ieder opzicht slecht en partijdig". "Ik ben er daarom volstrekt van overtuigd, dat de zegen des HEREN daarop niet [cursief Veenhof] rusten zal. Ten opzichte van de kerken niet, voor de school niet en voor u niet"[6].

 

C. Veenhof

Ja, volgens Veenhof zou Kamphuis stiekem zijn eigen invloed hebben aangewend om benoemd te worden! Terwijl Kamphuis nota bene op de synode "in de richting van een academisch vergevorderde jonge predikant (examen cum laude/hoogste lof), of een oudere predikant met rijke stadservaring, die op het gebied van de kerkhistorie ook wat had gepresteerd", had gewezen. Aan beide criteria voldeed hijzelf niet.

Maar Veenhof wist het wel:

 

"… in directe zin staat u buiten dit alles, U wordt er evenwel in betrokken () bij uw beslissing! U komt dan als man, als kèrkmens in de crisis, U sprak en schreef meermalen over kerkelijke stijl. Het zal dan blijken of u er in deze ook naar handelt."

 

Kortom, waag het niet de benoeming te aanvaarden of anders gaat u als een man van oneer en hypocrisie door het leven! Kamphuis heeft het geweten, tot op de dag van het symposium!


Kamphuis aanvaardde de benoeming wél hoewel hij er tegenop zag. In een brief aan professor Veenhof schreef hij:

 

Ik wil niet klagen, professor, maar ik wil toch wel graag constateren dat nog nimmer een benoemde zó ontvangen zal zijn door zijn eventueel-toekomstige collegae als in mijn geval is gebeurd. Ik heb zelf de normale hoffelijkheid maar al te node gemist. Mij is door geen enkele functionaris ook maar een enkel woord van welkom toegeroepen.

 

Er hing op het symposium een soort aureooltje om het hoofd van de 'gevoelige', 'vredevolle' Veenhof. Het is in elk geval noodzakelijk op basis van de feiten dat portret met de nodige zwarttinten bij te kleuren. Want hoeveel Veenhof ook voor de kerken heeft betekend, het bovenstaande is óók Veenhof.

Wij hebben dit benoemingsgebeuren als het dieptepunt in de persoonlijke verhoudingen van de na-vrijmakingstijd ervaren. Deze mentaliteit, inderdaad dit machts- en invloed-denken van Veenhof en zijn geestverwanten heeft mede een ravage aangericht in de verhouding tussen broeders aan de Hogeschool en in het verlengde daarvan, in de kerken.
Kamphuis, 'de profeet', schamperde Harinck op het symposium. Wel, voor ons blijft hij dat. De actuele propaganda op het symposium voor het gedachtengoed van de Open Brief bewees het onmiskenbaar.

 

Was er dan niemand die fundamenteel tegengas gaf? Ja, die was er.

Maar dat bewaren we voor de laatste aflevering.

 

Wordt vervolgd

 

NOTEN


[1] Het is trouwens geen incident van NGK-zijde. Al eerder voerde de Nederlands gereformeerde predikant ds. J.M. Mudde het pleidooi daartoe in Onderweg, het nieuwe magazine van GKv-ers en NGK-ers.

[2] In de periode 1949-1959 waren 14 dominees hun al voorgegaan op dezelfde weg. (Bron: prof. dr. E.A. de Boer)

[3] Nederlands Dagblad, november 2016.

[4] Vergelijk dr. G. Dekker, De doorgaande revolutie, p120 ev.

[5] Zie daarvoor uitgebreider A. van Langevelde, In het klimaat van het absolute, p420 e.v.

[6] A. van Langevelde, In het klimaat van het absolute, p423.