Ethiek

Uit het verleden

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Eert uw voorgangers

 

F. Hoogland

23-02-19

 

Enige maanden geleden gaven wij in dit magazine aandacht aan het Rutgers-Deddens Symposium dat op 3 oktober jl. in Kampen werd gehouden. Tijdens dat symposium werd o.a. een boek getiteld “De Collectioneur, De kerkrechtelijke nalatenschap van D. Deddens” gepresenteerd.

Inmiddels is er gelegenheid geweest om dit nader te bestuderen, en dat geeft alle aanleiding om voor dit onderwerp nogmaals uw aandacht te vragen.

 

Het boek

 

In het woord vooraf sprak de heer Wicher O. Deddens namens het bestuur van het Deddens Kerkrecht Centrum te Kampen, waar tegenwoordig een groot deel van zijn omvangrijke bibliotheek is ondergebracht, de wens uit dat deze bundel mag bijdragen aan een beter begrip van het leven en de studies van Detmer Deddens.

Het grootste deel van het boek is gevuld met een negental redevoeringen en artikelen van Prof. Deddens. Dat is heel waardevol omdat merkwaardigerwijs, als gevolg van een aantal onbekende oorzaken en omstandigheden (sommige teksten werden slechts in handschrift in de nalatenschap aangetroffen), eerdere publicatie daarvan achterwege was gebleven. Het is van belang dat nu van al dit materiaal kennis kan worden genomen.

Ook zijn de toespraken opgenomen die ter gelegenheid van het afscheid van Deddens als hoogleraar te Kampen zijn gehouden. Prof. dr. J. Douma namens de collega-hoogleraren en door ds. J. Kok namens curatoren, spraken met veel respect en grote waardering voor de scheidende collega . Hij werd met grote dankbaarheid herdacht.

 

De biograaf

 

Dit alles wordt voorafgegaan door een 74 bladzijden lange ‘biografie’ van Deddens. Merkwaardigerwijs werd de opdracht om voor dit boek een levensbeschrijving van Deddens te leveren, toevertrouwd aan een ”outsider”, Leon van den Broeke, predikant in de PKN, nu hoogleraar religie, recht en samenleving en kerkrecht aan de VU. Hij is sinds juni 2016 ook aan de TUK in Kampen verbonden als universitair docent Kerkrecht. Een in principe buitenstaander dus, die niet in hart en nieren vertrouwd is met, niet is gepokt en gemazeld in het gedachtengoed van de vrijgemaakt gereformeerden. En het is dan ook speciaal zijn bijdrage waarvoor wij de aandacht willen vragen. Want Deddens' levensbeschrijving vertoont kenmerken die duidelijk blijk geven van de verschillen tussen de kerkelijke ‘ligging’ van de auteur en die van zijn onderwerp. En dat blijkt niet bevorderlijk te zijn voor een goed inzicht in het leven en de werken van Deddens. Ook vertoont de sfeer die deze bijdrage oproept nogal een contrast met die van de beide afscheidsredes van Deddens’ GKv-collega’s.

 

Waardering en kritiek

 

De verhouding tussen waardering voor en kritiek op de betrokkene valt in dit levensverhaal wat onevenwichtig uit.

Om met de waardering te beginnen, ds. W. Vreugdenhil van ’s Hertogenbos wordt geciteerd als hij zijn beoordeling geeft over de manier waarop Deddens als assessor van de synode van Rotterdam-Delfshaven de preses, ds. J.A. Vink had vervangen. Hij schreef in de Kerkbode van het Zuiden:

 

“hij heeft voor hete vuren gestaan en heeft in moeilijke situaties verkeerd, maar rustig, vriendelijk en toch met vaste hand heeft hij het schip van de synode door de branding weten heen te loodsen”.

 

Ook wordt vermeld dat Deddens lang in Leeuwarden is gebleven, nl. 16 jaar, ‘dat het klikte en dat hij er op zijn plaats was’, en dat er in de Ecclesiologische Club, die aan de Hogeschool in Kampen onder zijn leiding ontstond en bloeide, een enorme waardering voor hem was. Dit worden zelfs de “onvergetelijke jaren van D.D.” genoemd.

 

'Hij was technisch gezien een goede voorzitter van kerkelijke bijeenkomsten en vergaderingen.

Hij leidde de synoden met ferme hand. Hij had als het om de kennis van het kerkrecht ging natuurlijk gezag en ging wanorde tegen. Hij was zeer geduldig.' [graag bron aangeven, bv … p13]

Maar ernstige kritiek wordt de overleden hoogleraar niet gespaard. Ook hiervan een kleine bloemlezing.

 

'Zijn colleges waren mat, er zat weinig vaart in, waren te detaillistisch, de grote lijn was ver te zoeken. Hij had geen didactische gaven.

Hij was verplicht, ook naar de kerken toe, om veel meer naar buiten te treden, te publiceren, en meer buiten de eigen theologische hogeschool op academisch niveau te verkeren.

Het professoraat ging soms zijn krachten te boven en er was sprake van een moeizaam schrijfproces.

Als ecclesioloog was hij alleen bekend in eigen kring.' (…bron)

 

Veel plannen voor boekprojecten, zoals bundels over Schilder en Greijdanus, en zelfs ook zijn eigen dissertatie, werden er wel gemaakt maar kwamen op de een of andere manier niet tot realisatie.

Er viel kritiek te leveren op zijn beschikbaarheid als adviseur kerkrecht voor de kerken, en er wordt geconstateerd dat hij moeilijk toegankelijk was.

Van Deddens valt veel te zeggen, maar niet dat hij een leider was. […bron]

 

Predikant

 

Er wordt een beeld geschetst van de jeugd- en studieperiode en van het wedervaren van Deddens als predikant van drie gemeenten, achtereenvolgens Wetsinge-Sauwerd, Mariënberg en Leeuwarden.

Er wordt uitvoerig verslag gedaan van de gebeurtenissen in 1958, na het overlijden van Deddens’ vader prof. P. Deddens , toen na een aanvankelijk uitstel tenslotte zowel Deddens als R.H. Bremmer, die beiden een dissertatie op het gebied van de ecclesiologie voorbereidden, werden gepasseerd en de dogmaticus J. Kamphuis als opvolger op die leerstoel werd benoemd. Deze gebeurtenis veroorzaakte verbazing en zelfs consternatie in de kerken, en het moet voor Deddens zelf de teleurstelling van zijn leven hebben betekend. Maar hij heeft zich op voorbeeldige wijze in de gang van zaken geschikt.

 

Hoogleraar

 

In 1972 is er sprake geweest van benoeming van Deddens als wetenschappelijk medewerker ter versterking van het onderwijs in de kerkgeschiedenis- en kerkrechtvakken, waarvoor hij zich aanvankelijk ook beschikbaar stelde. Maar als gevolg van zijn voordracht tot curator van de Theologische Hogeschool, ging dat niet door.

Tenslotte kwam, in het jaar 1979, het professoraat toch nog in beeld. Kamphuis ‘verhuisde’ naar het vakgebied van de dogmatiek, en Deddens mocht tenslotte toch nog de leerstoel in de ecclesiologische vakken bezetten. Er volgde een overhaast vertrek uit Leeuwarden, wat in die gemeente tot heel wat opschudding leidde. Gedurende een relatief korte periode van slechts negen jaar kon Deddens in Kampen toch nog de zozeer door hem begeerde positie van professor in Kerkgeschiedenis en Kerkrecht innemen.

 

De beschrijving van deze levensperiode vestigt de indruk dat deze biograaf wel wat weinig rekening heeft gehouden met de zeer moeilijke omstandigheden waaronder het professoraat van Deddens tenslotte toch nog tot stand kwam en moest worden uitgeoefend, hoewel hij wel enige aspecten hiervan opnoemt. Denk je dat eens in: wat het voor hem moet hebben betekend in 1958, zich bevindende in de kracht van zijn leven, zo onverwacht gepasseerd te worden voor de functie waarnaar hij al zo lang verlangde, en waarop hij ook vast rekende, om de opvolger van zijn vader te mogen worden als hoogleraar in Kerkgeschiedenis en Kerkrecht. In die teleurstelling die dat, zoals gezegd, voor hem heeft betekend, heeft hij zich manmoedig geschikt, zodat zelfs zijn verhouding met degene die in die positie werd benoemd daardoor niet werd verstoord. En om dan, niet minder dan 21 jaar later, en inmiddels zoveel ouder in leeftijd, alsnog de zware taak op de schouders te krijgen om dit zo begeerde professoraat voor een naar de mening van de biograaf ‘te korte periode (in 104 maanden moest het allemaal gebeuren)’ te mogen gaan bekleden.

 

Onevenwichtig

 

Was het in die omstandigheden op zichzelf al heel moeilijk om echt optimaal in de nieuwe taak in te groeien, daar kwam nog bij dat hem gedurende een tweetal jaren behalve de op zichzelf al zware reguliere taken ook nog andere werkzaamheden werden opgedragen, zoals het secretariaat van de academische senaat en het rectoraat.

De vraag “kan hij het wel aan?” had (gezien al die omstandigheden) toen eigenlijk al door de benoemende instantie veel serieuzer onder ogen moeten worden gezien. Het opwerpen van die vraag, nu hij is gestorven, is zinloos en vooral schadelijk voor de nagedachtenis van een man die zich zijn gehele leven voor de Kerk van de HERE heeft beijverd en daarvoor zoveel heeft betekend dat wij hem daarvoor onnoemelijk veel dank verschuldigd zijn. De hele gang van zaken heeft een grote levenstragiek voor hem betekend, en met dat gegeven, het moet worden gezegd, is de biograaf bepaald niet invoelend en liefdevol omgegaan. Dat zou heel anders hebben gekund en gemoeten.

 

De biografie gaat zich in dit verband te buiten aan een groot aantal niet ter zake doende details uit het leven van Deddens, zoals de moeizame verhuizing naar Kampen, de lastige perikelen omtrent de huisvesting van zijn inmiddels buiten alle proporties gegroeide bibliotheek, de aankoop van het in verband daarmee onwijs grote en bijzonder oncomfortabele huis aan de Burgwal, die hem zelfs in financiële problemen bracht, nog drie verhuizingen na zijn afscheid, en andere gebeurtenissen en omstandigheden. De ruime publicatie van al deze gegevens is onevenwichtig draagt niet bij aan het doel van het boek.

 

Goede leiding

 

Naast het leiding geven aan niet minder dan vier generale synodes, werd Deddens, zoals Van den Broeke het noemt, "beloond" met de redactie van het kerkelijk handboek, waarin hij meer dan tien jaar met grote zorgvuldigheid en accuratesse het kerkelijk jaaroverzicht heeft verzorgd en waarin hij ook voor dat deel echt leiding gaf aan het kerkelijk leven. Ook wordt zijn lidmaatschap van talrijke deputaatschappen genoemd en wordt zijn toetreding in 1967 tot de redactie van De Reformatie gememoreerd.

Wat zijn publicaties betreft, hij schreef  naast populair-wetenschappelijke artikelen en enige wetenschappelijke publicaties een groot aantal boekrecensies, vooral in het ND.

Ook aan de talrijke beroepen die er op hem werden uitgebracht wordt aandacht geschonken.

 

Wij geloven dat heel die merkwaardige levensloop van Deddens door de Heere zelf zo is geleid, en belangrijk is geweest in de strijd in die dagen om het behoud van recht en waarheid in de Kerk van de Heere. Hij is in staat gesteld om, onder meer als preses van een viertal synodes, krachtig leiding te geven aan het turbulente kerkelijk leven van toen!

Van den Broeke herinnert in dit verband aan de afscheidsrede van ds. Joh. Francke na de Synode van Amersfoort

 

"Had Deddens niet met vaste hand het vrijgemaakt-gereformeerde erfgoed bewaakt rondom de kerkscheuring in 1967?"

 

Helaas voegt Van den Broeke zijn eigen duistere diskwalificaties er aan toe: “geeft dit niet aan hoe hoog de pretenties waren in een kleine kerkelijke wereld waar mensen elkaar en hun predikanten en theologen op het schild hesen – en er evenmin voor terugdeinsden ze ervan af te halen als ze tegenvielen”.
Jammer en niet passend in de nagedachtenis van deze hooggeachte broeder.

 

Bewondering en dankbaarheid

 

Wat in deze biografie vooral node wordt gemist is aandacht voor deze leiding van de Heere. Hij heeft immers in het leven van dit mensenkind op onverwachte en ook voor ons onbegrijpelijke manier voor Zijn kerk gezorgd door die beide mannen, Kamphuis én Deddens, in de gelegenheid te stellen krachtige leiding te geven die in die donkere dagen zo hard nodig was. De leiding van de HERE, die maakte dat Deddens in 1958 geen professor werd maar als predikant beschikbaar bleef, zodat hij in staat was om niet minder dan vier generale synoden als preses leiding te kunnen geven, een taak waarvan hij zich, ook volgens de biograaf, op bewonderenswaardige wijze heeft gekweten. En die er ook voor zorgde dat Kamphuis door zijn krachtige optreden een einde maakte aan de verwarring en onenigheid die het klimaat in de academische senaat al jaren verziekte. Beide belangrijke persoonlijkheden, die de kerk van de Heere mocht ontvangen, hebben zodoende toch, ieder op zijn eigen plaats en ieder met eigen gaven en bekwaamheden, zeer veel mogen betekenen voor de kerk van die dagen, en (tenminste toen nog) verdere afval helpen bestrijden en veelal voorkomen.

 

Ikzelf ben in één van zijn drie gemeenten 16 jaar lang een lid van de gemeente van ds. D. Deddens geweest en zal altijd in grote dankbaarheid terugdenken aan wat hij voor ons kerkverband, voor onze gemeente, en zeker ook voor mij persoonlijk heeft mogen betekenen. Het moge duidelijk zijn dat ik mijn zo zeer gewaardeerde oud-predikant graag een meer invoelend en fijnvoelend biograaf had gegund. We spreken de hoop uit dat in de toekomst het leven en werk van prof. Deddens op verantwoorde wijze de hem toekomende aandacht en waardering zal krijgen.

 

Een schokkende recensie

 

De bespreking in het ND (20 oktober 2018) die Willem Bouwman aan de verschijning van dit boek wijdt, dikt de niet al te positieve indruk die deze biografie uiteindelijk achterlaat, volstrekt onnodig en onterecht aanmerkelijk aan. Hier ontbreekt respect. Is dat de manier waarop wij omgaan met de nagedachtenis van een trouwe voorganger? Het tendentieuze opschrift: “Het rooskleurige beeld van de Kamper hoogleraar Detmer Deddens wordt ernstig bijgesteld in een biografische bundel met redes en opstellen van hem” is niet alleen tegenstrijdig, maar ook schadelijk voor zijn nagedachtenis. En ook de wijze waarop in deze bespreking wijlen ds. J. Kok als een halve leugenaar wordt weggezet, is te laken. Er staat zelfs letterlijk: “Wie het beeld dat ds. Kok van Deddens schetste voor de volle waarheid heeft gehouden, kan dit boek als schokkend ervaren”.

De krantenrecensie eindigt als volgt: “Met enige nadruk meldt Van den Broeke dat hij ‘naar eer en geweten’ wil proberen Deddens ‘te eren en recht te doen’. Een ‘diskwalificatie’ is niet zijn bedoeling. Dan weet de lezer dat er bloed gaat vloeien”.

 

Treurig dat het zo in het ND werd gezet!