Ethiek

Uit de kerken

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Ruimte in de DGK? 4

 

D.J. Bolt

05-11-11

 

Alweer bijna een jaar geleden schreef ik een serie artikelen over Ruimte in de DGK. Het eerste werd gepubliceerd op 20 november 2010, het laatste op 8 januari van dit jaar. Daarna is de serie onderbroken door allerlei organisatorische verwikkelingen en vervolgens heeft het verslaan van de synodevergaderingen van Harderwijk veel tijd gevergd.

Maar de zaak waarom het gaat is belangrijk genoeg. En niet alleen dat, er lag de belofte om de brandende vraag t.a.v. ruimte in De Gereformeerde Kerken (DGK) zoals die oorspronkelijk door de Gereformeerde Kerk van Dalfsen (dolerend) werd gesteld eens tegen het licht van de Vereniging van Afgescheidenen en Dolerenden te houden. De vraag namelijk:

"Wij respecteren de keus die toen door broeders en zusters gemaakt is. Maar als u van ons vraagt dat wij over 2003/2004 dezelfde overtuiging moeten hebben als u, dan vraagt u van ons teveel.
Wij zijn van oordeel dat
er ruimte moet zijn voor broeders en zusters die van mening zijn dat de Vrijmaking van 2003/2004 te vroeg was en die zich afvragen of zij wel het werk van Christus was. Is deze ruimte aanwezig voor ons?"

 

In de vorige artikelen heb ik aangegeven dat die vraag ook de mijne (en die van anderen!) is. Niet alleen theoretisch maar ook van belang voor wat de kerkkeus in de praktijk betreft. Daarom heb ik het antwoord van de synode van Emmen ook nauwkeurig willen lezen en zo geprobeerd het antwoord te vinden. Het antwoord naar ik meen is, ik geef het nu maar heel kort weer, nee, die ruimte is er niet. Ik heb vervolgens breedvoerig proberen aan te tonen dat dat antwoord niet juist is en niet in overeenstemming met het spreken van o.a. grote voorgangers als prof.dr.K. Schilder en dr.W.G. de Vries. Wat meer is, niet in overeenstemming met het juiste spreken over Christus' kerk en het fundament waarop zij is gegrond.

 

Dus laten we ook eens kijken naar de Vereniging van 1892 waar gereformeerden met heel verschillende overtuigingen m.b.t. kerkreformatie elkaar uiteindelijk vonden. Nu is br. A. van Egmond van DGK Berkel Rodenrijs en Bergschenhoek mij voor. Want hij heeft in De Bazuin een tweetal artikelen geschreven waarin hij de Vrijmaking van 2003 beschouwt in relatie met de Vereniging van 1892 en wat daarom heen gebeurde[1]. Hij komt na allerlei overwegingen en interpretaties van deze kerkgeschiedenis tot de conclusie:

 

"Willen we de zegen van de jongste Reformatie van de kerk van onze Here Jezus Christus niet verspelen, dan zullen we 'nee' moeten zeggen tegen hen die zich met ons willen verenigen maar deze Reformatie van de kerk willen blijven bestempelen als 'te vroeg' en 'te smal' en geen 'werk van de HERE'.

Opdat wij, naar Romeinen 15:5 en 6, ook in het gedenken van het 'werk van de HERE' in de kerkgeschiedenis, als leden van Christus' kerk eensgezind van hetzelfde gevoelen zijn en eendrachtig uit één mond de God en Vader van onze Heer Jezus Christus verheerlijken. Want Hem alleen komt de eer toe voor Zijn trouw en Zijn genade in elke Reformatie van de kerk."

 

Daar hebben we het precies! Dit is kennelijk volgens br. Van Egmond de voorwaarde waaraan broeders en zusters moeten voldoen die lid van de DGK willen worden. Hij probeert dat te onderbouwen met een zekere visie op en een bepaalde vraagstelling aan de Vereniging van 1892. Ook heeft hij daarbij ernstige kritiek op wat ik schreef in het tweede artikel van deze reeks, namelijk dat "ik er voor terug huiver dit kerkelijk handelen [in de vrijmaking van 2003, djb] als synoniem te zien met het werk van God."

 

Er is dus alle reden om hier nog eens nader op in te gaan. Temeer omdat br. Van Egmond eigenlijk nauwelijks op mijn argumenten ingaat. Vooral uitgebreide citaten geeft van sommige vroegere voorgangers en daaruit dan selectief zijn conclusies trekt. Dat helpt natuurlijk niet echt verder. Graag zou ik daarom zien dat we meer elkaars argumenten serieus wegen en overwegen en zo wellicht voortgang boeken met elkaar. 

 

Nog een punt vooraf. Br. Van Egmond haalt Rom. 15: 5 en 6 aan dat vraagt om "eensgezind van hetzelfde gevoelen" te zijn. Gezien de plaats die hij dit geeft, lijkt hij daarmee aan te geven dat we t.a.v. de vrijmaking 2003 van hetzelfde gevoelen moeten zijn.

Het gaat in dit Schriftgedeelte om eensgezindheid zoals Christus die heeft laten zien, zodat we uit één mond God en Hem als Vader van Jezus Christus verheerlijken (vers 6). Dan staat dus het evangelie in het centrum van de aandacht, "alles wat tevoren tot ons onderricht is geschreven" (vers 4). Dat brengt ons ook tot aanvaarding van elkaar, zoals Christus ons aanvaard heeft (vers 7!). Het mag ons ook wat zeggen, denk ik, dat deze teksten voorkomen in een tweetal hoofdstukken van de Romeinenbrief waar Paulus oproept tot verdraagzaamheid. En waar ook "het voor zijn eigen besef ten volle overtuigd zijn" een plaats heeft. Zonder dat de een de ander minacht of veroordeelt.  

 

Het startpunt

 

Br. Van Egmond begint met de volgende 'probleemstelling':

 

"Was de Vrijmaking van 2003 wel voldoende gefundeerd? Was het wel het werk van de Here? Riep Hij op dat moment wel weg uit de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt? Sommigen/velen horen we daar ontkennend over spreken. Zij menen dat de Vrijmaking van 2003 'te vroeg' en 'te smal' was. Daaraan wordt gekoppeld dat men daarom deze Vrijmaking niet kan en wil erkennen als een 'werk van de HERE'. Hoewel er soms wel toenadering wordt gezocht tot De Gereformeerde Kerken stelt men dan als voorwaarde voor eventuele toetreding dat men vrij moet zijn om van de Vrijmaking van 2003 te zeggen dat dit niet een 'werk van de HERE' was."

 

Globaal gezien is dit wel correct. Vele broeders en zusters in de GKv zijn niet met 2003 meegegaan omdat ze de vrijmaking te vroeg vonden. Er waren nog mogelijkheden van beroep zowel binnen de eigen gemeente als op meerdere vergaderingen. Bovendien kwam voor velen de oproep in 2003 zonder voldoende overleg binnen kringen van verontrusting in de kerken, als een verrassing. Daarbij komt, en dat is een belangrijk punt dat er een markant verschil is tussen voorgaande reformaties en de Vrijmaking van 2003. Steeds als je de geschiedenis van reformaties leest, valt het op deze een gedwongen karakter hadden. Gelovigen en voorgangers konden in de kerk geen kant meer op, werden gedwongen tot accepteren van valse leer of anders te verdwijnen. Ook was er sprake van schorsingen en afzettingen, van gewetensdwang. Het is m.i. moeilijk vol te houden dat daarvan reeds sprake was in de GKv van 2003. Niemand was er nog onder censuur gezet omdat hij niet wenste mee te gaan met besluiten van meerdere vergaderingen. Er kon nog openlijk worden geprotesteerd tegen de gang van zaken. Daarom is er moeite met de gebeurtenissen in 2003 en wordt gesproken van een 'te smalle basis'.[2]

 

Betekent dit dat het dus bij wijze van spreken nergens omging in die jaren? Integendeel! Er was en is onmiskenbaar sprake van voortgaand verval binnen de vrijgemaakte kerken. Dat is inmiddels overtuigend aangetoond. Er is reformatie nodig, terugkeer of bekering. Als de koers van deze kerken niet verandert, en daar ziet het naar uit, dan zal ieder vroeg of laat tot de conclusie moeten komen dat Christus dáár zijn kerk niet meer vergadert. En ieder zal dus naar art. 29 NGB nauwgezet en met grote zorgvuldigheid na moet gaan waar Hij dan wel verder gaat met zijn volk. Dat is kort de achtergrond van het 'te vroeg' en 'te smal'.
Was het dan dus allemaal geen werk van de Here toen in 2003? Het is natuurlijk moeilijk om enerzijds te zeggen dat de vrijmaking van toen 'te vroeg' en 'te smal' was en tóch deze gebeurtenis te belijden als werk van de Here. De ongerijmdheid daarvan kan een kind begrijpen. Maar er is wel iets meer van te zeggen.


Waar gaat het om? In heel de moeilijke tijd waarin we als kerken verkeren is het zaak bij het Woord te blijven. Gelukkig is dat niet afhankelijk van ons. De Here bewaart bij zijn Woord. Hij zorgt er voor dat zijn volk niet in dwaling ten onder gaat. Steeds mag je dat ook ontdekken in reformatorische bewegingen [3] die verzet bieden tegen verdere verwijdering van het Woord en de belijdenis. Daar is de Here voor te danken. Maar tegelijk betekent dat niet dat daarmee al het kerkelijk handelen in dit kader zonder meer gesanctioneerd is. Steeds moet ook ons doen en laten getoetst worden aan de normen van de Schrift. En dan, zo blijkt uit de jongste kerkhistorie, kan er verschil van inzicht ontstaan. De vraag is hoe wij daar mee omgaan. De geschiedenis van de Vereniging kan daarbij helpen.

  

Terug naar de 'probleemstelling' van br. Van Egmond.
Hoewel het globaal correct is wat hij daarin stelt zou het toch goed zijn de eigenlijke vraag waarom het velen gaat wat nauwkeuriger weer te geven. Want wat wordt als werk van de HERE gezien in de 'Vrijmaking van 2003'? Welk handelen, welke terugkeer, welke aspecten van wat als vrijmaking wordt aangeduid? Ik kom daar later op terug[4].

Verder zegt br. Van Egmond dat een voorwaarde wordt gesteld door hen die toe willen treden. Maar hier wordt het probleem (weer) verschoven van de vraag aan DGK of er 'ruimte is voor een opvatting' naar een voorwaarde die een toetreder stelt. In feite is dat niet helemaal correct. De vraag of er ruimte is binnen de DGK kan (en moet!) door de DGK worden beantwoord onafhankelijk van de consequenties die de vrager daar vervolgens aan verbindt. Het belast m.i. de discussie ook minder als we de vraag zó blijven stellen. Zelfs zou het wellicht aanbeveling verdienen de vraag helemaal los te koppelen van 2003 en meer in het algemeen te vragen (zoals ik al eens eerder als voorbeeld gaf): Moet aan iemand die wil worden opgenomen in de Algemene Christelijke Kerk naast het aanvaarden van Gods Woord ook de eis worden gesteld in te stemmen met alle historische jaartallen en handelingen van reformatie in de kerkgeschiedenis[5]? Naar mijn stellige overtuiging niet. Integendeel, die extra eis maakt uiteindelijk van de kerk een secte, want bindt boven het Woord. Onze belijdenis vraagt nergens instemming met kerkhistorisch handelen in de tijd maar met de leer van de Schrift. Je kunt het grondig oneens zijn over het tijdstip waarop een afscheiding plaatsvond en elkaar toch (weer) vinden bij de Schrift in de eenheid van het ware geloof. Dáár moet m.i. het gesprek over gaan.

 

Br. Van Egmond blijft, zo concludeer ik dus uit zijn artikelen, de eis stellen dat alleen zij tot de DGK kunnen toetreden die instemmen met de Vrijmaking van 2003. Toen en zó gebeurde Gods werk in de kerkgeschiedenis en daar moet ieder mee instemmen en daaraan is ieder gebonden.

Maar dat geeft grote moeite. Naar mijn overtuiging mogen mensen zó niet tegen hun geweten worden gebonden aan een kerkhistorisch feit. Ik begrijp best dat ook DGK broeders en zusters het moeilijk vinden dat niet voluit hun vrijmaking in 2003 als werk van de Here wordt gezien. Dat geeft inderdaad ook moeite in gezamenlijk gedenken. Maar dat mag geen reden zijn om broeders en zusters de toegang tot de kerkgemeenschap te beletten.

 

Het voorbeeld van de Vereniging in 1892

 

In voorgaande artikelen en in de gehouden inleiding op 29 januari 2011 bracht ik als argument de Vereniging van 1892 in. Dit samengaan van de Afgescheidenen en Dolerenden gebeurde terwijl er toch principieel verschillende visies waren op de oorsprong van de beide kerkengroepen. Maar na lange en intensieve discussies kon er toen toch tot eenwording van de kerkengroepen worden besloten op basis van een aantal Bedingen[6].

Er was (zeer) grote moeite in het kamp van de Afgescheidenen, de Christelijke Gereformeerde Kerk (CGK), met o.a. de opvattingen van de Dolerenden over kerk en kerkreformatie. Dat betrof m.n. hoe het concrete kerkelijke handelen kon en moest worden verantwoord met de gereformeerde belijdenis over de kerk (NGB art. 27-29). Toch heeft de CGK op de laatste afgescheiden synode deze moeiten niet als een blokkade voor de vereniging met de Dolerenden geacht. Eén van de bedingen luidde:    

 

"Zij [de afgescheiden kerk (CGK), djb] erkennende het belangrijke verschil dat tussen Separatie en Doleantie bestaat, hoewel zij zelf vast staat in de overtuiging dat de scheiding van 1834 en vervolgens een werk Gods was, zoowel recht- als plichtmatig naar Zijn Woord en de Gereformeerde belijdenis, de doleantie met haar Kerk- en Rechtsbeschouwingen voor rekening latende van de Nederduitsche Gereformeerde Kerken;

 'nochtans bereid om in weerwil van dat onmiskenbaar verschil toch met het oog op en krachtens de eenheid in Belijdenis en Kerkregeering althans te pogen om tot Vereniging te komen en kerkelijk samen te leven."

 

Zie voor de hele tekst, de behandeling en besluitvorming de Acta van de Afgescheiden Synode van Leeuwarden 1891 in de Bijlage. Let daarbij ook wat het lot van de zgn. Concept-Acte is.

 

Wat mij betreft, is dit geheel helder. Men verdoezelt niet het "belangrijke" verschil dat er tussen Afgescheidenen en Dolerenden bestaat. Nee, de Afgescheiden houden beslist vast aan hun standpunt dat de Afscheiding van 1834 een "werk van God" is, die naar de Schrift en gereformeerde belijdenis nodig was. En zij stemmen ook niet in met de kerk- en kerkrechtbeschouwingen van de Dolerenden, de Nederduitsche Gereformeerde Kerken. Die laten de Afgescheidenen maar voor hun rekening.

Maar dan komt het:

Toch ("nochtans"!) wil men niettegenstaande "het onmiskenbare verschil" verder op de weg van eenwording op basis van de eenheid in belijdenis en kerkregering. De verschillen in opvattingen worden dus niet verdoezeld - die zijn levensgroot en niet opgelost in diepgaande soms felle discussies -  maar het fundament, de eenheid in belijdenis en kerkorde, dat is voldoende.

Ook de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (NGK) stemden op hun vierde voorlopige synode met dit Beding in waardoor de voornaamste 'roadblock' naar vereniging van de weg was geschoven. 

En zo is de Vereniging onder Gods gunst een feit geworden.

 

Van Egmonds redeneergang

 

Ook br. Van Egmond haalt het Beding zoals boven geciteerd, aan. Nadat hij een aantal zelfbedachte vragen aan het Beding heeft beantwoord, is zijn conclusie dat:

 

 "er na de Doleantie van 1886 eenstemmigheid geweest is met betrekking tot het werk van de HERE in de Afscheiding en de Doleantie. Voor beide reformaties werd door beide partijen de HERE dank gebracht vanwege Zijn betoonde genade. Verschil van inzicht, en soms heel diep, was er wel over de wijze, de methode van reformatie."

 

Ik kan hem dat beslist zó niet nazeggen. Volgens mij is dit niet in lijn met de gang van zaken toen en ook strijding met het Beding als geciteerd.
Hoe komt hij hier dan bij? Als ik het goed zie door twee dingen te doen.

 

Wordt vervolgd

 

 

BIJLAGE


Handelingen van de Synode der [Afgescheiden] Chr. Geref. Kerk, 1891


NEGENTIENDE ZITTING
.
Zaterdag 29 Augustus, voorm. van 9—1 uur.

 

ART. 182.

De Morgenzitting en, gelijk de Vergadering hoopt, de laatste Zitting, wordt na het zingen van Ps. 89:8, Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht, enz. met gebed geopend door Ds. HESSELS.


ART. 183.

Aan het Moderamen wordt opgedragen — naardien de Vergadering gaarne tot finale sluiting der Synode in deze Zitting wenscht te komen — de notulen der vijftiende tot de negentiende Zitting na te zien en vast te stellen.

Eveneens wordt de zorg voor de uitgave van de notulen en de keuze van een uitgever aan het Moderamen toevertrouwd.


ART. 184.

De Voorzitter deelt mede dat de aangenomene voorstellen in zake de Vereeniging met de Ned. Ger. Kerken met considerans in één besluit vereenigd zijn en verzoekt den scriba dit stuk der Vergadering ter eindstemming voor te lezen, waaraan deze voldoet door de volgende acte ter Vereeniging de Vergadering te doen hooren:

 

De Algemeene Synode der Christ. Geref. Kerk in Nederland, gelet op de reeds herhaaldelijk gevoerde onderhandelingen met de Ned. Geref. Kerken om tot een  gewenschte Vereeniging te komen,

gelet op het Verslag der Deputaten in het belang dezer zaak benoemd door de Algemeene Synode te Kampen;

gelet op de voorstellen der verschillende Provinciale Synoden in zake deze Vereeniging;

overwegende:

dat alle tot dusver aangewende pogingen om op de basis der Concept-Acte tot Vereeniging te komen zonder gewenscht resultaat zijn gebleven;

 

overwegende, dat ook de Voorloopige Synode der Ned. Geref. Kerken te Leeuwarden het waarschijnlijk achtte, dat langs den weg door de Concept-Acte aangewezen wel geen Vereeniging tot stand zou komen;

 

overwegende, dat het de roeping is van alle Kerken die op dezelfde basis van Belijdenis en Kerkenorde staan, om alle pogingen aan te wenden ten einde tot ware Vereeniging te geraken;

 

overwegende, dat de Ned. Geref. Kerken op denzelfden grondslag van Belijdenis en Kerkenorde staan als de Christ. Geref. Kerk;

 

verklaart:

in overeenstemming met het oordeel door alle Provinciale Synoden uitgesproken, dat de Concept-Acte als basis van onderhandeling wordt ter zijde gesteld en daarmede alle contractueele beteekenis verloren heeft:

dat zij nochtans op den grondslag van eenheid in Gereformeerde Belijdenis en in Gereformeerde Kerkregeering, tot Kerkelijke Vereeniging met de Ned. Geref. Kerken wil zoeken te komen.

Teneinde op dien grondslag tot zoodanige Vereeniging te geraken, oordeelt de Synode der Christ. Ger. Kerk,

 

erkennende het belangrijke verschil dat tusschen Separatie en Doleantie bestaat,

zelve vaststaande in de overtuiging dat de scheiding van 1834 en vervolgens een werk Gods was, zoowel recht- als plichtmatig naar Zijn Woord en de Geref. Belijdenis,

de Doleantie met haar Kerk- en Rechtsbeschouwingen voor rekening latende van de Ned. Geref. Kerken;

nochtans bereid om in weerwil van dat onmiskenbaar verschil toch met het oog op en krachtens de eenheid in Belijdenis en Kerkregeering althans te pogen om tot Vereeniging te komen en Kerkelijk samen te leven,

dat dan alleen zulk eene poging zal kunnen slagen,

 

1°. als over en weer, oprecht en zonder zinsbehoud, de te vereenigen Kerken erkend worden als ware en zuivere Greref. Kerken naar Belijdenis en Kerkenorde;

2°. als, wat de verhouding tot de Ned. Herv. Kerk betreft, dit wederzijds wordt uitgesproken, dat verbreking van de Kerkelijke gemeenschap met de besturen van de Ned. Herv. Kerk niet alleen, maar ook met de leden in corporatie ven en plaatselijken zin, door Gods Woord en de Geref. Belijdenis geboden en dus noodzakelijk is;

3°. en als geen personen als leden der Vereenigde Kerken mogen worden erkend, dan die instemming betuigen met de Geref. Belijdenis en Kerkenorde en dienovereenkomstig wenschen te leven;

 

en dat tot Vereeniging zelve slechts kan worden overgegaan onder de navolgende voorwaarden: dat de Vereenigde Kerken:

 

1°. over en weer geene attestaties zullen afgeven noch aannemen, dan aan of van erkende Kerken, die met haar op denzelfden bodem der Belijdenis staan en met de Ned. Herv. Kerk gebroken hebben;

2°. over en weer elkanders lidmaten, leeraren, kandidaten, ambten, attesten en tucht erkennen en voor wettig houden;

3°. over en weer geen gemeente of kerkeraad meer formeeren ter plaatse waar reeds eene gemeente der Vereenigde Kerken bestaat, terwijl elk lid vrijheid blijft behouden om na de Vereeniging te blijven waar het voor de Vereeniging behoorde;

5°. over en weer verklaren niet combineering, maar samensmelting tot eene Gereformeerde Kerk in Nederland te bedoelen, latende het tijdstip en de wijze van ineensmelting van twee of meer gemeenten of Kerken ter zelfder plaats aan het oordeel der respectieve Kerkeraden en Klasses over.

 

Wat het Reglement van 1869 betreft, heeft dezelfde Alg. Synode,

a. gelet hebbende op de bezwaren die binnen onzen eigen kring tegen dit Reglement worden ingebracht;

b. over het al of niet gegronde dier bezwaren zich niet uitsprekende, maar overwegende dat geen enkele Provinciale Synode op behoud van dit Reglement gesteld is, indien maar de eenheid van de Christ. Geref. Kerk bewaard blijft en hare goederen rechtszekerheid behouden, besloten, ook afgezien van de Vereeniging:


1°. pogingen in 't werk te stellen om het Reglement alzoo te wijzigen, dat de Dordtsche Kerkenorde de plaats daarvan inneme en den dienst daarvan vervulle;
2°. eene Commissie te benoemen die de toestemming der gemeenten verzoekt;

3°. en die Commissie te machtigen om na verkregene toestemming bij de Regeering de daarvoor noodige stappen te doen.

 

En eindelijk wat de opleiding tot het leeraarsambt betreft, oordeelt de Synode te moeten handhaven het beginsel, dat de Kerk geroepen is, eene eigene inrichting tot opleiding harer leeraren te hebben, ten minste wat de godgeleerde vorming betreft.

In eindstemming gebracht wordt dit stuk, na hoofdelijke stemming met alle stemmen aangenomen.

Enkele Afgevaardigden, die reeds vertrokken waren, hadden mondeling of schriftelijk hunne stem er voor uitgebracht.

Docent LINDEBOOM verklaart, onder applaus der Vergadering, dat hij ondanks zijn voorstel, lettende op de leiding van Gods Voorzienigheid, ook nu, indien hij lid der Synode was, voor het voorstel zou hebben gestemd.


 

 



[1] Egmond, A. van Te vroeg en te smal in 1892, De Bazuin 25 mei en 1 juni 2011.

[2] Doleantie - Wederkeer p76: Het is opmerkelijk dat ook dr. A. Kuyper in zijn Tractaat van Reformatie der Kerken (1883) het uittreden van hen die zonder afgezet te zijn de Hervormde Kerk hebben verlaten, niet goedkeurt. Zij hebben "de Kranke wel wat spoedig opgegeven", is zijn indruk. Zo sprak hij ook over de afgescheiden kerken als "doolerende kerken, die zich tijdelijk misschien iets te zelfstandig georganiseerd hebben. Anders zouden ze moeten volhouden dat onze kerken alle valsche kerken of Synagogen des Satans zijn. En naar we geloven durven, doen althans de godzaligen onder hen dit niet meer". a.w. p50

[3] Vergelijk Deddens D. en Kamphuis J., Doleantie - Wederkeer, p7: "Beide bewegingen [van afscheiding en doleantie , djb] zijn, omdat ze reformatorisch waren, als 'wederkeer' te typeren - terugkeer tot de Here en zijn Woord en dienst, terugkeer tot de belijdenis van de 'aloude' Gereformeerde Kerken in ons land".

[4] Zie onder het kopje Huiver

[5] Uiteraard gaat het hier niet om de heilhistorie zoals die in de Schrift is beschreven.

[6] We spreken verder vooral in het enkelvoud namelijk over het Beding dat hieronder wordt geciteerd en dat het meest relevant is in onze discussie.