Ethiek

Uit de kerken

Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

DGK en GKN

 

N. van Dijk

07-02-15

 

In een commentaar in het Reformatorisch Dagblad van 29 november 2014, (De kerk moet….) wordt geschreven n.a.v. het advies van prof. dr. Joep de Hart tijdens een toelichting op een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau over het maatschappelijk middenveld: “Kerken moeten meer openstaan voor zoekers”. Mensen blijven niet meer vanzelfsprekend lid van de kerk waarin ze zijn gedoopt en waar ze belijdenis hebben gedaan. Steeds vaker gaan ze op zoek naar een kerk die bij hen past. Kerken zouden meer oog moeten hebben voor die zoekers. De schrijver van het commentaar merkt op dat tegelijk met alle gegevens uit enquêtes en analyses van wetenschappers een manco wordt aangegeven:

 

“De geestelijke dimensie van de kerk kan niet worden meegewogen. Dat is ook onmogelijk. Maar daar ligt wel de kern van de kracht van de kerk. De kerkgeschiedenis leert dat er soms op het alleronverwachts een opwekking kwam”.

 

Een ander gevaar van de onderzoeken is het dwingende karakter ervan.

 

“Zo van: als de kerk dit niet doet, mist ze de boot. De kerk moet….. De kerk moet vandaag de dag veel. Naast het advies van de SCP-onderzoekers moet de kerk actief zijn op tal van terreinen. (sociaal werk in de wijk, diaconaal hulpbetoon aan zwakken in de samenleving, protest tegen maatschappelijk en politiek onrecht) Niemand kan ontkennen dat dit nuttig werk is. Maar daarmee is niet het diepste “moeten” genoemd. Eerst en vooral moet de kerk dienstbaar zijn aan de Koning van de kerk. De eerste vraag moet zijn: Hoe komt God aan Zijn eer en wat is dienstbaar voor de uitbreiding van Zijn Koninkrijk? Sluit dat ander dienstbetoon, zorg voor de naaste en oog voor de zwakken uit? Zeker niet. Maar de motivatie komt wel voort uit een andere bron. Niet het advies van rapporten is dan van belang, maar de weg die de Bijbel wijst”.

 

Dat de weg die de Bijbel wijst soms tot een pijnlijk afscheid van een bestaand kerkverband kan leiden, bleek de afgelopen periode. Dr. J. Douma vertrok  uit de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) en sloot zich aan bij de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN). Zowel bij de GKN (in het maandblad ‘Weerklank’) als bij DGK ( ‘De Bazuin’ en het kerkblad van DGK te Dalfsen) is met dankbaarheid gereageerd op de stap die prof. Douma deed. In ‘Weerklank’ schrijft ds. Hoogendoorn (GKN) o.a. :

 

“Prof. Douma heeft wèl leiding gegeven. En duidelijk. Met woord en daad. Met de persoonlijke keus die hij samen met zijn vrouw deed. Ook met zijn heldere verantwoording van die keus in ‘Afscheid’ (uitg. Heijink, Hardenberg). Verontruste broeders en zusters die vastlopen, en daarom hun toevlucht zoeken bij een ander kerkverband, wekt Douma vrijmoedig op om door te gaan ‘in een lijn die ons blijft verbinden aan het moois dat we in Afscheiding en Doleantie en Vrijmaking hebben ontvangen’(p. 79); en daarvoor desnoods, ook met het oog op onze kinderen, ‘de luxe te laten schieten (alles dicht bij de deur) en Jezus Christus na te volgen’ (p. 73). Het is prof. Douma en zijn echtgenote een vreugde nog een heel simpel kerkverband te vinden waar ze zich kunnen thuis voelen. ‘We komen wel in een kleine groep terecht, maar niet in een sekte. We vertrouwen dat we leden mogen zijn van een gereformeerde kerk, die niet alleen belijnd, maar ook royaal gereformeerd wil zijn. Een kerk die onbekrompen is in denken en leven, tot eer van God en tot zegen voor allen die (ook) buiten eigen kring hunkeren naar een goede verkondiging van Gods genade voor zondaars. Wij zoeken een gemeenschap waarin het woord gehoorzaamheid aan het Woord van God gezag heeft, en waar het dubbel gebod van onze liefde tot God en tot de naaste in de praktijk van het kerkelijk en burgerlijk leven zijn uitwerking krijgt’(p. 70).”

 

Ds. Hoogendoorn eindigt zijn artikel met op te merken dat naast de pijn van het afscheid er de vreugde is van hereniging.

 

“De geschiedenis van pijnlijke Afscheiding en Doleantie (en later Vrijmaking) kent ook het vreugdevolle station van hereniging: de Vereniging. De Here van de kerk kan wonderen doen. Nog steeds. Het is onze hoop en bede, dat ons schamele kerkverband een toevluchtsoord mag zijn voor velen. Alleen dankzij de genade, dat Gods kracht zich zo heerlijk kan openbaren in onze zwakheid”.

 

In ‘De Bazuin’ (3 december 2014) schrijft ds. de Marie blij te zijn met de stap die prof. Douma maakt door de GKv te verlaten. Wel maakt hij wat kritische kanttekeningen. Zo zou Douma zelf een grote rol hebben gespeeld bij het bevorderen van een grotere openheid en ruimere vorm van samenwerking in kerk en politiek, terwijl dit ook bijgedragen heeft aan het verval in de GKv. Ook vraagt de Marie zich af of prof. Douma de term ‘kerkisme’ wel goed gebruikt als hij schrijft over zijn bestrijding daarvan in eigen kring.

 

“Want deze term betekent het verabsoluteren van het eigen kerkinstituut, zoals dat gebeurt door te blijven in een volkskerk of vast te houden aan de GKv, als deze niet meer voldoen aan de kenmerken van de ware kerk”.

 

Als Douma zijn kerkkeuze verantwoordt beschouwt hij DGK als te radicaal, en noemt als redenen: het oordeel van DGK over de GKv als valse kerk, en het oordeel van DGK over zichzelf als enige ware kerk in Nederland.

In zijn artikel in ‘De Bazuin’ spreekt ds. de Marie dit tegen.

 

“Wat Douma’s eerste grond betreft kunnen we vrijmoedig stellen: dit is door degenen die zich hebben vrijgemaakt in 2003 zo niet gesteld. We citeren de akte van vrijmaking: Met grote droefheid moeten wij constateren dat de Gereformeerde Kerken dan ook niet langer gezien kunnen worden als ware Kerk. En wat betreft het tweede: ‘het blijven noemen als de enige ware kerk’: ook hiervan verklaren we vrijmoedig, dat de bewoording ‘de enige’ door ons niet is gebezigd. En wel omdat we oog wilden en willen houden voor het dynamische en doorgaande kerkvergaderende werk van onze Here Christus”.

 

Hij noemt hierbij de brochure ‘Weerlegging 2011’, pag. 64. De Marie eindigt zijn artikel met de bede om eenheid in de waarheid van allen die Hem oprecht willen dienen.

In diezelfde Bazuin wordt ook een artikel van ds. Heres geciteerd. Hij schreef in het kerkblad van Dalfsen over het vertrek van Prof. Douma. Hij noemt zijn afscheid van grote betekenis.

 

“Deze leraar van de kerken heeft veel betekend voor de Gereformeerde Kerken. Als hoogleraar ethiek heeft prof. Douma richtinggevend gewerkt door zijn vele publicaties, zowel binnen als buiten de GKV. Zijn serie over de Tien Geboden en zijn boeken Grondslagen en Medische ethiek worden in christelijke kring dankbaar gebruikt als naslagwerken”.

 

Ds. Heres is dan ook in de eerste plaats dankbaar dat prof Douma de christelijke moed heeft ontvangen voor deze ingrijpende stap. Maar ook hij plaatst kritische kanttekeningen bij zijn verantwoording van de keuze voor de GKN, en vraagt zich af waarom hij ook geen contact heeft gezocht met de kerkenraad van DGK Bergentheim/Bruchterveld.

 

“Dan had hij kunnen vernemen dat daar een kerkenraad en gemeente is die ‘gewoon gereformeerd’ is en wil wezen. Dan had hij kunnen vernemen dat het punt van de ‘enige ware kerk’ geen item is geweest bij de scheuring die zich voltrok in 2008”.

 

Ds. Heres is dankbaar dat prof. Douma zich keert tegen het aanknopen van banden met de Raad van Kerken en deelname aan de Nationale Synode, maar ook hij vraagt zich af:

 

“is alles wat prof. Douma ‘kerkisme’ noemt ook in werkelijkheid kerkisme? Zou het ook kunnen zijn dat het gewoon ging en gaat om het vasthouden aan de gereformeerde belijdenis, ook inzake de kerk?”

 

Aan het eind van zijn artikel onderstreept ds. Heres het feit dat art. 29 NGB ook tot de belijdenis van de GKN behoort. Als gelovige kinderen van God elkaar vinden op basis van de Schrift en de Schriftuurlijke belijdenis moeten ze elkaar niet wegzetten als radicale groepering, maar ze moeten streven naar kerkelijke eenheid.

Ds. Van Gurp hoopt in een kort commentaar op het artikel dat prof. Douma zich ook zal inzetten voor het gesprek met DGK.

 

Bovenstaand lezend is wel duidelijk dat de wil er is om verder te komen in het zoeken naar eenheid. En is het gescheiden optrekken voor velen ook niet een belemmering om de stap naar één van beide kerkverbanden te nemen? Als je slechts als ‘buitenstaander’ kennis neemt van de conflicten, is het erg moeilijk een standpunt te bepalen. Je bent er niet bij geweest. En waren er ook niet te weinig mensen om leiding te geven in het nog zo jonge kerkverband? Er moest al zoveel geregeld worden.

Ook wij blijven hopen op vereniging van DGK en de GKN, die beide willen gaan  in de lijn van Afscheiding en Doleantie en Vrijmaking, die beide zich gebonden weten aan de Drie Formulieren van Enigheid. En wat zou het een zegen zijn ook voor de komende generaties als beide kerken zich verenigden en er trouwe woordverkondiging in ons land zou mogen blijven.

 

Aan het eind van zijn brochure ‘Afscheid’ schrijft prof. Douma:

 

“Wars ben ik van goedkope beweringen zoals: ‘aan de hemelpoort word je niet gevraagd van welke kerk je lid was, etc.’ De verdeeldheid doet er wel toe, anders zouden we er niet zoveel drukte over maken. Maar tegelijk ervaar ik in alle verdeeldheid ook vaak een eenheid die mij verwondert en verheugt. Ik weet niet hoe we alle christenen bijeen moeten krijgen. Ik weet wel dat God hun namen kent. Als in een kerkelijke gemeenschap veel gejuicht wordt over eenheid, maar tegelijk de waarheid verzwegen wordt, ben ik er niet meer bij. Ik merk dan elke keer weer, dat men allerlei zaken onder het kleed wil schuiven, om vervolgens te menen dat wij zo – ‘boven’ die tegenstellingen – onze eenheid in Christus kunnen demonstreren. Wij geloven en ervaren de ene heilige, algemene, christelijke kerk, die bij Jezus Christus in haar volle omvang bekend is, maar die verspreid, verstrooid en verscheurd, in eigen land, en ver daarbuiten haar weg moet vinden. Mijn afscheid van de Gereformeerde Kerken is een afscheid van de weg die deze kerken hebben ingeslagen, waarbij ze hun gereformeerde identiteit steeds duidelijker prijsgeven. Zij buigen af van de route die hun voorgangers hebben gewezen, vanaf de Afscheiding tot de Vrijmaking. Wij willen op die weg blijven. De moeite die dat meebrengt, zien wij als moeite die de navolging van Christus ons oplegt. Wij hopen dat allen die van ons Afscheid kennisnemen, ook als zij ons niet volgen, toch proeven dat wij in het spoor van onze Heer en Heiland gereformeerde christenen willen blijven”.