Ethiek

Uit de kerken

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Dalfsen op weg naar de ware oecumene (6)

Groeien in ware eenheid

 
A. Velthuis
24-03-12

Als de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen zijn bouwers eraan.” (Ps. 127:1, HSV)

 

Vervolgstappen

Na de verdrietige ontwikkeling in de gemeente van Dalfsen waarin een groep van circa 25 leden zich onttrokken heeft aan de kerk, is geprobeerd de samensprekingen met de GKN en DGK te hervatten. In het vorige artikel hebben we gezien dat vanuit de GKN het contact is opgeschort. Zij wilde alleen verder spreken als Dalfsen het contact met DGK zou beëindigen. Een onverantwoorde handelswijze die niet of nauwelijks ruimte geeft aan dynamische bewegingen. Dankbaar kon worden vastgesteld dat Dalfsen aan deze voorwaarde niet wilde voldoen. Of beter gezegd: niet mocht voldoen! Want er waren geen wettige gronden om het contact met DGK te verbreken. Ja er zijn wel zorgen geuit richting DGK maar er is niet vastgesteld dat deze kerken niet staan op het fundament van Schrift en belijdenis. Ook niet, zoals wel door de GKN werd uitgesproken, dat deze kerken dwalende zijn. De GKN stelde in de besprekingen namelijk dat DGK niet staat op het fundament van Schrift en belijdenis. Volgens de GKN zouden kerk, ambt, Heilige Schrift, binding aan de belijdenis en gereformeerde kerkregering in het geding zijn. Voor deze zaken heeft Dalfsen geen overtuigende gronden gevonden (laat staan bewijzen) en deze zijn ook door de GKN niet geleverd. Daarom wilde en mocht Dalfsen geen gehoor geven aan de voorwaarde van de GKN om het contact met DGK te beëindigen.

 

Het verloop van de verdere besprekingen met DGK

Het vervolg van de gesprekken met DGK werd niet gevoerd door de commissie kerkelijke eenheid (CKE). Deze commissie bestond alleen tijdens de synode van DGK Emmen 2009/2010. Het vervolgcontact verliep nu met deze deputaten binnenlandse betrekkingen. Er zijn enkele gesprekken geweest waarin, zoals we in dit artikel zullen zien, er een naar elkaar toegroeien op gang is gekomen.

 

In de eerste bespreking is uitvoerig gesproken over de taxatie van 2003 n.a.v. het synodebesluit van DGK als antwoord op de vraag die Dalfsen daarover gesteld heeft. Omdat over dit punt al veel geschreven is volstaan we met een korte samenvatting. Aangegeven is dat er ruimte is voor taxatieverschillen van afscheidingsgronden, het moment en de wijze van reformatie van de kerk waarbij er een wederzijdse herkenning is van de hand van de Here in de reformatie van de kerk. Verder is gesproken over de roeping om te streven naar eenheid met alle gereformeerde belijders. Vanuit DGK is ingebracht dat b.v. door Zwijndrecht voorwaarden vooraf worden gesteld voordat een gesprek gevoerd kan worden met de GKN. Verder vindt DGK het ongeloofwaardig om gesprekken aan te gaan met gemeenten die zich net van haar afgescheurd hebben. Maar ook werd uitgesproken dat wanneer de enige voorwaarde Schrift en belijdenis is, er een opening is tot gesprek. Op de vraag of DGK er moeite mee zou hebben als Dalfsen spreekt met de GKN werd ontkennend geantwoord. De DGK heeft daar dus geen problemen mee. Wat een verschil met de GKN die het niet spreken met DGK als voorwaarde hanteert om met Dalfsen vervolggesprekken aan te gaan.

 

Groeien in ware eenheid

Nadat het verloop van de bespreking binnen de kerkenraad en gemeente geëvalueerd is, werd allereerst vastgesteld dat de besprekingen tot dusver in goede sfeer verlopen zijn. De kerkenraad heeft dan ook vastgesteld dat er geen principiële blokkades liggen om verdere toenadering te zoeken tot DGK. De wijze waarop dit gestalte kan krijgen is in meerdere besprekingen met deputaten van DGK belicht. Samen met hen zijn de mogelijke opties nagegaan en uitvoerig doorgesproken. De besprekingen zijn wederzijds gevoerd in de overtuiging dat Christus ons roept tot vereniging in één kerkverband. De noodzaak om hier zo spoedig mogelijk naar toe werken werd van beide zijden onderkend.

Tegelijk kwamen aantal praktische moeiten aan het licht.  DGK heeft na 2003 intussen drie synodes gehouden en startte de vierde in november 2011. De acta van deze synoden zijn door Dalfsen nog niet officieel getoetst. Verder acht Dalfsen zich gebonden aan de besluiten van twee GKV synoden voor zover daar bij hun vrijmaking niet afstand van gedaan is. Het toetsen van de drie acta van DGK en het beoordelen van wat gedaan dient te worden met de besluiten van de GKV zal nog tijd vergen. Rechtstreekse stappen om te komen tot eenwording zouden dan nog een bepaalde tijd in beslag kunnen nemen.

 

Daarnaast is er het punt van tijdsverschil. De kerken kennen hun eigen geschiedenis sinds 2003. In een vergadering van kerkenraad met gemeente is vastgesteld dat het volledig naar elkaar toegroeien tijd vergt. Er is onder andere gewezen op verschil in klimaat tussen DGK en Dalfsen waar niet maar luchthartig overheen gestapt kon worden. Binnen DGK hebben zich breuken voltrokken. Dat roept vragen op. Maar ook Dalfsen is gescheurd. Het vraagt  tijd om te komen tot een volledige kerkelijke vereniging.

 

Maar tegelijk bracht dit de vraag met zich mee of er wel langer gewacht mocht worden. Want wanneer er wederzijds een herkenning is van kerken van Christus, mogen dan de hiervoor beschreven praktische punten en pastorale aspecten een eenheid langer in de weg staan? Op dit punt kon het uiteindelijk nog niet komen tot volledige eenstemmigheid met deputaten van DGK. Zij waren van mening dat Dalfsen de tijd moest nemen om zo tenslotte in één keer een volledige kerkelijke vereniging tot stand te brengen. Dalfsen daarentegen stond in de overtuiging dat niet goed is langer te wachten. Daarom is een voorstel gedaan waarin zowel voldaan werd aan de roeping om één te zijn en waarin ook rekening werd gehouden met de hiervoor genoemde punten.

 

Een zusterkerkrelatie

Intussen heeft Dalfsen aan de synode van DGK een voorstel ingediend om te komen tot een zusterkerkrelatie naar analogie van art. 47 van de kerkorde. Hierbij is vermeld dat zo’n ‘binnenlandse’ zusterkerkrelatie dient als overbruggingsperiode naar een volledige kerkverbandelijke eenheid. Op deze wijze zou dan  op een verantwoorde manier, zoveel als mogelijk, kerkelijke gemeenschap geoefend kunnen worden. En met dit kerkelijk samenleven wordt niet gedacht aan een ‘vrijblijvend’ samenleven. Maar aan een samenleven zoals zusterkerken wereldwijd met elkaar doen. In artikel 47 van de KO is bepaald dat met kerken in het buitenland, zoveel als mogelijk, kerkelijke gemeenschap geoefend zal worden. Maar ook dat op onderschikte punten van kerkorde en kerkelijke praktijk kerken elkaar niet zullen veroordelen. En naar analogie van dit artikel zou nu gewerkt kunnen worden met een ‘binnenlandse’ zusterkerkrelatie. Als leidraad is hiervoor genomen de regeling zoals vastgesteld door de generale synode van Leeuwarden 1990.

 

Verschillen

Terecht kan de vraag gesteld worden wat nu het verschil is met een directe vereniging met het kerkverband van DGK. Welnu deze verschillen zijn er wel degelijk. Zo zien zusterkerken wel op elkaar toe maar zijn zij niet direct gebonden aan uitspraken van de wederzijdse (meerdere) vergaderingen. Art. 31 KO functioneert dus niet rechtstreeks tussen twee zusterkerken. Onlosmakelijk hiermee verbonden is de wijze van afvaardiging naar de wederzijdse vergaderingen. Binnen een kerkverband worden afgevaardigden van een gemeente met een credentiebrief naar de classis gezonden. Dit houdt in dat zij meebeslissen namens de zendende kerk en dat de kerken gebonden zijn aan de gedane uitspraken (art. 31 KO). Binnen een zusterkerkrelatie is dit niet mogelijk. Er kunnen over en weer wel afgevaardigden gezonden worden maar deze afgevaardigden hebben geen beslissende stem. Zij kunnen wel optreden als adviseurs van de kerkelijke vergadering. Zo kunnen zij ook toezien of de zusterkerk in de kerkelijke praktijk blijft bij Schrift en belijdenis.

 

Eén

Het voert te ver om hier, aan het slot van deze reeks, uitvoerige beschouwingen vanuit Schrift en belijdenis te houden over de voorgestelde zusterkerkrelatie. Het valt ook buiten het beoogde doel van deze serie. Vanuit de kerkorde zou ook e.e.a. te zeggen zijn. Volstaan wordt met de opmerking dat in het slotartikel van de KO (art. 84) is bepaald dat wanneer het in het belang van de kerken is de kerkorde door de synode aangepast, aangevuld of verminderd mag worden. Ook is de synode bevoegd om (tijdelijke) bepalingen op te nemen en uit te voeren.

 

Verder zou er veel te zeggen zijn over de eenheid in Woord en Geest door het ware geloof (Art. 27 NGB en HC Zondag 21). Want dat is het kenmerk van ware eenheid. Daarop rusten ook de zusterkerkrelaties met buitenlandse kerken. Ook art. 28 NGB mag niet buiten beschouwing gelaten worden. Geldt het ‘zich voegen bij en verenigen met’ de ware kerk door ware gelovigen (art. 28 NGB) ook niet onverkort voor zelfstandige kerken? Deze geloofsbelijdenis heeft ons, naast de roeping van gelovigen, veel te zeggen over kerkelijke eenheid. Hier wordt nu volstaan met de opmerking dat zelfstandige kerken niet zomaar één op één vergeleken kunnen worden met individuele gelovigen. Inclusief het naar analogie daarvan doortrekken van de roeping om zich bij de ware kerk te voegen. Voor zelfstandige kerken (of verbanden) kan soms een andere weg nodig of zelfs gewezen zijn om de ware eenheid te ontvangen. Het wonder van de negentiende eeuw (Vereniging 1892) getuigt daarvan.

 

Christus vergadert zijn kerk. Dit betekent dat Zijn werk nog niet is voltooid maar nog volop in beweging is. Er is volop dynamiek in Zijn werk. Zijn bouwwerk is nog niet afgerond. Daarom mag een kerk bijvoorbeeld ook niet berusten in het onderhouden van twee buitenlandse zusterkerkrelaties in één land. Toch schept de regeling van Leeuwarden 1990 hier ruimte voor. Ruimte omdat hiermee terecht oog is voor dynamische kerkgroei. Tegelijk mag daarin niet berust worden. Het zal blijvend onderwerp van gesprek moeten zijn. Zo mogen ook Dalfsen en DGK niet berusten in een zusterkerkrelatie zonder uitzicht op kerkverbandelijke eenheid. Samen hier afspraken over maken hoe en eventueel wanneer er volledige vereniging plaatsvindt is voor deze binnenlandse situatie een ‘must’.

 

In dit alles zal geluisterd moeten worden naar de roepstem van de Herder die bezig is zijn schapen bijeen te vergaderen in één kudde. Om zo samen verder te bouwen op het fundament waarop, als de HEERE het wil geven, het levende bouwwerk verder opgetrokken wordt van het lichaam van Christus in een mettertijd volledig samenvloeien van de Gereformeerde Kerken in Nederland (DGK) en de Gereformeerde Kerk (dolerend) te Dalfsen.

 

Vertrouwen

Het beoogde doel van een zusterkerkrelatie is om op een voor de HEERE te verantwoorden wijze recht te doen aan de huidige kerkelijke situatie. Een tijdelijke situatie waarin, met wederzijdse hulp, gewerkt zal  worden aan een volledige kerkelijke vereniging. Dit voorstel heeft Dalfsen gedaan in het volle vertrouwen dat de gemeenschappelijke basis, welke in de bespreking met DGK vastgesteld is, voldoende breed is om een volledige kerkverbandelijke eenheid op te funderen. Maar alleen met Zijn zegen zal ons werk iets kunnen betekenen.

 

Als de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen zijn bouwers eraan.” (Ps. 127:1, HSV) “Dus is dan noch hij die plant iets, noch hij die begiet, maar God, Die laat groeien.” (1 Kor. 3:7, HSV)