Knoll'n of citroen'n in Ten Boer (7) - begoocheld
D.J. Bolt20-10-07
Maar wat is nou precies Schriftkritiek? Kwakkel kwam met een eigen 'moderne' definitie. Deze wijkt in elk geval af van wat we in de gereformeerde kerken altijd hebben geleerd. En verder toonde ik met citaten van gereformeerde schrijvers uit het verleden aan dat uitspraken toen onbekommerd als Schriftkritisch werden veroordeeld, uitspraken die nú tussen de mazen van prof. Kwakkels definitie heen zouden glippen.
We eindigden de serie voor de vakantie met de intrigerende vragen of "het nu werkelijk zo erg op dit front is in onze kerken? Is er een omwenteling gaande die in de syn. geref. kerken ongeveer 40 jaar geleden in volle gang was? En, zijn prof. Douma, ds. J.J.T. Doedens om een paar voorgangers in onze kerken te noemen, ketters als Kuitert?"
In een tweetal artikelen wil ik proberen daar helderheid over te krijgen.
AARDVERSCHUIVINGEN
Het moet voor ieder duidelijk zijn dat er zich in onze dagen aardverschuivingen voordoen in de opvattingen over het Schriftgezag en de historiciteit van het begin van Genesis. Ik noem eerst een paar voorbeelden buiten onze kring.
A. Knevel en dr. W.J. Ouweneel
Jarenlang waren Evangelische Omroep-leider A. Knevel en prof. dr. W.J. Ouweneel, hoofddocent(!) van de Evangelische Hogeschool in Ede boegbeelden in de strijd tegen het evolutie-denken en tegen de ontkenning van de historie van het begin van Genesis.
Maar zij zijn 180 graden gedraaid.
In mijn boekenkast vond ik een boekje van de 'jonge' Ouweneel, getiteld Vraag het de aarde eens? Het boekje werd in 1977 als boekenweekgeschenk uitgegeven en veegt, verlucht met veel foto's en plaatjes, de vloer aan met de evolutietheorie. Het aardige van het werkje is dat het Voorwoord geschreven is door de vrijgemaakt-gereformeerde P. Jongeling, destijds fractievoorzitter GPV van de Tweede Kamer en hoofdredacteur van het Gereformeerd Gezinsblad! Hij schrijft:
"Het is mij een voorrecht, dit boekje van dr. Ouweneel met een kort woord bij de lezer in te leiden. Dr. A. Kuyper heeft eens gezegd dat de 19e eeuw wegstierf onder de begoocheling van de evolutieleer. Het ziet er naar uit dat van onze 20e eeuw straks hetzelfde zal gelden. Zelfs aan onderwijsinrichtingen die eens als christelijke bolwerken werden beschouwd, worden heden ten dage de evolutietheorieën aanvaard en geleerd.
Dr. Ouweneel wil uitgaan van wat de bijbel ons leert omtrent de schepping, de zondeval, de eerste wereld, de zondvloed en de verlossing van de gans geschonden schepping door Christus. Bij het licht van de openbaring wil hij ook "de aarde ondervragen", haar wetenschappelijk onderzoeken. En dan blijkt ze andere antwoorden te geven dan de evolutionisten menen te beluisteren.
Het is mij, en ditzelfde zal wel gelden van de meeste lezers, niet mogelijk te controleren of de schrijver op alle punten "het verlossende woord" heeft gesproken. Belangrijk is vooral dat hij "een verlost woord" heeft gesproken, doordat hij wil buigen voor wat de Bijbel leert en van uit die vastigheid wetenschap wil beoefenen! Dan ontvangt de Schepper van hemel en aarde de lof die hem toekomt voor de grote werken van zijn handen. Mogen de velen die dit waarlijk feestelijk boekenweekgeschenk lezen met deze lof instemmen."
Dezelfde, nu 'oude' Ouweneel nog steeds docent aan de Evangelische Hogeschool, is "bekeerd" tot het geloof in evolutie. Hij "wil theologen die vraagtekens zetten bij de historiciteit van Adam tot Eva, niet afvallen".1 En hij noemt de theologische leer over de onfeilbaarheid van de Bijbel 'feilbaar mensenwerk' en gelooft dat het in Genesis 1-11 wel gaat over de 'historische realiteit', maar niet om 'objectieve feiten'.2 Het is om met de vrijzinnige ds. N. ter Linden te spreken, wel waar maar niet gebeurd.
In 'Jongelings Gereformeerd Gezinsblad, uitgegroeid tot ND, mag nu een aan het blad verbonden wetenschapsjournalist een "orthodoxe evolutieleer" promoten. Maar het woord "orthodox" kan niet verbloemen dat we in deze nieuwe leer wel moeten buigen voor een miljarden jaren lange knal tot al. Want "dat het wetenschapschappelijke bewijs voor een miljarden jaren oud heelal, en voor een evolutionaire geschiedenis van het leven op aarde, (is) ontegenzeggelijk sterk3? (cursief djb)
De 'profetie' van Jongeling blijkt vervuld te zijn?
Dr. S. Paas
Ook de christelijke gereformeerde dr. S. Paas heeft zijn twijfels bij de historiciteit van het begin van Genesis. Hij zegt:
"Ik beschouw mijzelf niet als een creationist, als dat betekent dat we Genesis 1 tot en met 3 moeten lezen als een exacte beschrijving van het ontstaan van het leven. Die hoofdstukken vormen geen natuurkundeboek. Dan doen we de bijbel volgens mij geen recht."
En verder: "We vinden elders in het Oude testament teksten die we als beeldspraak beschouwen. In Jesaja 27 staat dat God de grote slang bevecht. Dat nemen we niet letterlijk. Waarom doen we dat dan wel met het scheppingsverhaal?"
En van het paradijs: "Misschien was het paradijs wel een soort afgezonderde plek in een verder kwade wereld, en hield de straf op de zonde in het buiten geworpen worden in die kwade wereld."4
Dr. E.A. de Boer, ds. P. Niemeijer, dr. A.L.Th. de Bruijne
Maar ook in onze 'eigen kerkelijke wereld' zijn de verschuivingen onmiskenbaar. In 1926 sprak de gereformeerde synode van Assen uit dat Genesis 2 en 3 ons 'gewone waarneembare' werkelijkheden beschrijft, om het maar even simpel samen te vatten. Maar vooraanstaanden in onze kerken vinden dat nu eigenlijk 'geen punt' meer. Zo stemt dr. E.A. de Boer enthousiast in met een benadering van ds. P. Niemeijer dat 'Assen 1926' slechts het schriftgezag van artikel 4-5 NGB werd gehandhaafd, geen bepaalde exegese vastgelegde, en "dat Assen 1926 terecht waakte over het concrete en historische karakter van wat ons in Genesis 2 en 3 wordt beschreven." 5
De Boer: "In kerkrechtelijk opzicht meen ik dat een gedateerde(!, djb) uitspraak in een concrete zaak niet als zwaard van Damocles boven het hoofd hangt. Als kerkelijke jurisprudentie zou Assen 1926 ter sprake komen bij een soortgelijke zaak van leertucht. Maar het is geen addendum bij de drie formulieren van eenheid waarmee ieder tot in de pers met confessioneel gezag theologen vonnissen kan en mag."6
Ook Kwakkel lijkt hier mee in te stemmen. Hij zou géén bezwaren meer tegen de CGK willen inbrengen op dit punt. Een soortgelijk geluid horen we eveneens van TU-docent dr. A.L.Th. de Bruijne: "Die synode-uitspraak heeft niet een bepaalde exegese willen vastleggen, dat de slang werkelijk heeft gesproken (cursief djb). Het was vooral een afwijzing van een ongefundeerde proefballon van een bepaalde predikant"7.
Exit Assen 1926 dus. Het kan nu in vergetelheid raken met andere vergeelde onwelgevallige uitspraken van onze kerken in het verleden. Vrijgemaakten en christelijke gereformeerden kunnen nu ongehinderd verder werken aan het federatieve groeimodel?
Prof. dr. H.G. Geertsema, emeritus-hoogleraar reformatorische wijsbegeerte VU
"De verbinding van het sabbatsgebod en Genesis 1 stelt zeker voor vragen. Dient de menselijke werkweek een weerspiegeling te zijn van de goddelijke scheppingsweek? De parallel is er zeker, maar het is voor mij de vraag of het daarbij gaat om de zes dagen als zodanig. Ligt de nadruk niet eerder daarop dat werken niet een doel op zichzelf is, laat staan dat ons bestaan op werken gericht zou moeten zijn? Van werken mag gerust worden om ervan te genieten, samen met anderen."8
Assen-Peelo en Assen-West
Niet alleen hoog- en zeergeleerde heren blijken van inzicht te zijn veranderd. Ook in de kerken zie je deze nieuwe benadering op verschillende plaatsen al doorwerken. Ik geef als voorbeeld daarvan een publicatie in het kerkblad van de GKv te Assen-Peelo9.
Er is vanuit de gemeente bezwaar aangetekend tegen de kadertheorie als in strijd met de Schrift en de belijdenis. Broeders en zusters vragen de kerkenraad daar stelling tegen te nemen. Maar de kerkenraad vindt dat niet nodig want "gereformeerde predikanten en ambtsdragers die de kadertheorie aanhangen, (staan) met ons op hetzelfde fundament Jezus Christus". Weliswaar hangt de kerkenraad de kadertheorie niet aan, maar ze veroordeelt die ook niet. Naar zijn mening wordt "het historisch karakter van Genesis 1 niet ontkend", en "spreken ook aanhangers van de zogenaamde 'kadertheorie' duidelijk uit dat zij Genesis 1 niet symbolisch opvatten" maar dat dit hoofdstuk "betrouwbare geschiedenisschrijving bevat".
Kortom, of je nu gelooft dat daar dagen echte dagen zijn - of niet -, en of God daar echt heeft gesproken - of niet -, maakt niet uit: Genesis is "historisch" en "betrouwbaar" in beide visies. Dit 'duodogmatisme'10 wordt geacht in overeenstemming met de Schrift en de belijdenis te zijn.
Dat klinkt wel geruststellend?
Maar degene in onze kring die de meest in het ooglopende nieuwe benadering van het begin van Genesis heeft gekozen is de aan de weg timmerende prof. dr. J. Douma. Kwakkel deed er nogal geruststellend over. Misschien zou hij zelfs wel overtuigd kunnen worden door Douma's nieuwe visie?
Ik wil er hieronder uitgebreid aandacht aan geven en er kritische kanttekeningen bij plaatsen in het kader van prof. Kwakkels lezing.
Prof. dr. J. Douma
Tijdens de Kerstdagen en Nieuwjaar 2001 las prof. Douma het boek God als misvatting van Richard Dawkins, een fanatieke Engelse aanhanger van Darwins evolutieleer.
Douma heeft nauwelijks een goed woord voor dat boek. Bovendien vindt hij Dawkins met zijn boek te kijk staan als een "ordinaire man". Maar hij heeft er toch o.a. van geleerd dat er "tegen de evolutieleer argumenten worden ingebracht die géén doel treffen". Dawkins "verkoopt niet alleen maar onzin. Hij is met een onderwerp bezig dat mij en vele anderen fascineert"11.
Professor Douma en schrijver ds. A. Verbree trekken door het land met een bijbelcursus over het Oude Testament. Daaraan gekoppeld zijn publicaties, o.m. over Genesis. Douma vindt dat er alleen al over de eerste drie hoofdstukken van Genesis heel veel valt te zeggen. Zo doceert hij: "De boodschap uit Genesis 1 is zo helder als glas en voor iedereen te begrijpen. Je moet niet denken aan een sprookjeswereld." En: "Waar ik u van af wil helpen is de discussie of de wereld nu in zeven dagen of een viereneenhalf miljard jaar is ontstaan. De vraag is niet zozeer hoe het allemaal begonnen is, maar waar het om begonnen is. Nu, om Gods eer, en om de mens, die staan centraal."12
Wat bedoelt hij nu precies?
Douma vraagt zich af of wat Genesis 1 biedt wel historie is13. Moeten we dat hoofdstuk wel zo letterlijk nemen? Nee, is zijn antwoord want: "Zouden we Genesis 1 letterlijk nemen, dan verstrikken we ons in onoplosbare problemen". En hij noemt dan het bekende rijtje 'natuurwetenschappelijke' ongerijmdheden: het licht vóór de hemellichamen, het uitspansel dat scheiding zou maken tussen de wateren en waaraan de sterren zijn bevestigd. Het is een 'naïeve' belevingswereld van toen die we nu niet meer kunnen aanvaarden. Vergelijk het met het probleem dat Copernicus had tot hij ontdekte dat niet de zon om de aarde maar de aarde om de zon draaide. "Genesis 1 gebruikt gewone en geen wetenschappelijke taal; maar die gewone taal is wel de taal van de mensen uit de tijd, waarin Genesis 1 werd beschreven."
Zo wordt ons de schepping beschreven in een taal die voor alle mensen te begrijpen is en te begrijpen blijft. "Van de wereld die hij zag, heeft hij, geleid door Gods geest, getuigd dat God haar geschapen had."
Wat kunnen we nu dan uit Genesis 1 "aflezen"? Douma noemt drie dingen: God is groot en zeer te prijzen; Hij is goed; Hij is trouw. Echter "het kader waarin Genesis 1 over God als Schepper bericht is schematisch. De boodschap die binnen dat kader gebracht wordt, is voor alle tijden en alle mensen, wetenschapper of niet, van fundamenteel belang."
Douma ziet ook geen mogelijkheid de scheppingsverhalen van Genesis 1 en 2 geheel te harmoniseren. Hij vindt dat van ondergeschikt belang. De volgorde van het geschapene is afhankelijk van het doel dat de schrijver op het oog had. "Volledige harmonie is er tussen beide verhalen als het over het doel gaat dat God met zijn schepping had."
En zo heeft Douma ook geen probleem (meer) met evolutie. We worden in Genesis 1 alleen "ingelicht hoe wij existentieel14 met God verbonden zijn". God heeft "planmatig" gewerkt, dus is evolutie niet uitgesloten. "Waarom zouden wij een theorie als over de oerknal (de big bang) zonder meer moeten afwijzen op grond van wat de Bijbel over Gods schepping zegt? Ons treft een ontwikkeling van lager naar hoger. Het is aantrekkelijk om van preformaties te spreken, waarbij we in het hoger ontwikkelde het lagere terugvinden: in het dier de plant, in de mens het dier". Wel mogen we niet ontkennen dat "God de Schepper is van alle dingen en dus ook van de mens, die Hij de hoogste plaats gaf, principeel onderscheiden van alle andere soorten van leven." En ook moeten we de zondeval in de geschiedenis van de mens "een plaats willen geven".
Wel wil prof. Douma vasthouden aan de historiciteit van Gen. 2 en 3. Hij vindt het onderscheid tussen 'oergeschiedenis'15 en 'gewone' geschiedenis een "moderne constructie, die aan Gen. 1-3 wordt opgelegd, in plaats van dat zij er uit afgelezen kan worden".16
Prof. Douma is op het ogenblik, voor zover ik kan waarnemen, degene die het meest ver gaat in onze kerken in de omarming van oerknal en evolutietheorie. In het navolgende wil ik daarom m.n. zijn overtuiging zoals hierboven kort weergegeven van kritisch commentaar voorzien om vervolgens af te sluiten met een korte evaluatie.
OUDE ARGUMENTEN
Het is verbazingwekkend dat prof. Douma voor zijn problemen met Genesis aankomt dragen met oudbakken argumenten als: de schepping van het licht vóórdat de zon en de maan en sterren zijn geschapen. En met het uitspansel dat als een koepel met aangeprikte sterren niet bestaat, zoals wij allang ontdekt hebben. En natuurlijk met Copernicus die ontdekte dat de aarde draait en niet de zon om de aarde. Maar dat zijn langzamerhand beschimmelde argumenten. Veertig jaar geleden heeft prof. H.M. Kuitert die zelfs al in zijn eerder genoemde boekje Verstaat gij wat gij leest naar voren gebracht. Onder andere daarmee zette hij een breekijzer in de historiciteit van de Schrift.
Maar laten we eens één van Douma's problemen bij de kop pakken.
HET LICHTPROBLEEM
Het is voor mij geen enkel probleem om te aanvaarden dat de Here het licht heeft geschapen vóór zon, maan en sterren. En dat Hij het heeft 'doen lichten' in de dagen dat de hemellichamen nog niet waren geschapen. Waarom zou zoiets voor de Here te wonderlijk zijn? Hij die het immense heelal 'tot aanzijn riep', en de ongelofelijk complexe microkosmos formeerde, waarom zou hij niet 'iets simpels' als licht vóór de lantaarn hebben kunnen laten schijnen? Sinds mensenheugenis hebben mensen het licht laten schijnen buiten de zon om. Waarom zouden wij dat problematiseren als het om de schepping gaat?
Ik verwonder me liever over dat ongelofelijke en zeer complexe verschijnsel licht. Licht dat ons tegelijk als deeltjes en als golven17 bereikt! Een natuurkundig verschijnsel dat geen mens op aarde (nog) begrijpt en kan verklaren. Maar God sprak, en het was er. In al zijn schoonheid, van zonsopgang en -ondergang, van led- en laserlicht. God deed dat, zo openbaart Hij, zo heeft Hij zelf verteld, want niemand was er bij. Zouden wij dan niet de hand op de mond leggen?
Initialisatie
Maar goed, laat ik dat steeds weerkerende vermeende 'lichtprobleem' eens beschouwen vanuit een wat ander gezichtspunt. Want veel mensen blijven het moeilijk vinden om te geloven dat God licht heeft geschapen vóór de lichtdragers. Je kunt geen artikel over Genesis 1 tegenkomen of de schrijver noemt het. Het is voor heel velen een "onoplosbaar" probleem. Overigens is het merkwaardige daarbij dat deze mensen in Genesis (terecht) geen "natuurkundeboek" willen zien, maar tegelijk zo'n boek wel ineens weer uit de kast halen als God spreekt en zó schept. En dan roepen: Kan niet volgens de natuurwetenschap, licht kan niet bestaan zonder zijn dragers.
Tussen haakjes, een soortgelijk probleem wordt ook gevoeld bij de 'problematiek' van de symbiose, het zó afhankelijk zijn van verschillende levensvormen dat ze zonder elkaar niet kunnen bestaan. En 'dus' het ook niet mogelijk is dat bepaalde planten wél maar dieren nog níet waren geschapen. Weer een 'onmogelijkheid' in het scheppingsverhaal!
In de wereld om ons heen zien we overal het verschijnsel en de noodzaak van 'initialisatie' van objecten. Zeg maar: 'dingen moeten opgang worden gebracht'. Vaak op een wijze die bepaald niet is te reconstrueren uit de operationele toestand van het object. Een paar voorbeelden.
Als iemand een automotor op zich beschouwt is het hem een raadsel hoe deze ooit is kunnen gaan draaien. Van een lopende motor kan het toerental worden verhoogd en verlaagd maar hoe het initieel van stilstand tot maar het minste roteren is gekomen kan níet worden ontdekt op basis van een ronkende machine.
Wíj begrijpen het echter wel omdat we weten dat er een initieel proces is geweest, namelijk een 'hand' die met accu en startmotor de automotor op gang bracht. Een proces dat een volledig ander karakter heeft en niet direct uit de draaiende motor zelf kan worden afgeleid.
Een ander voorbeeld, een computertoepassing.
Geprogrammeerde algoritmes kunnen alleen maar operationeel worden gemaakt als er eerst een, soms zeer complexe, initialisatie heeft plaatsgevonden18. Ieder die zijn PC opstart ervaart dat aan den lijve: wachten tot het Windows besturingssysteem (eindelijk?) gereed is met de initialisatie van programma's en processen. Dan pas kan de gebruiker (veelal) interactief gaan werken met zijn machine.
Die initialisatie processen en algoritmes hebben echter een geheel ander karakter dan het interactieve operationele bedrijf.
Voor ieder is iets soortgelijks herkenbaar bij de levensloop van een mens. Je kunt als volwassene steeds verder in je levensloop 'terugkijken' en ziet dan een steeds kleiner, jonger mensje. Maar dat houdt een keer op. Bij de conceptie wordt niet (zoals vroeger wel werd gedacht) een microscopisch klein mensje van man naar vrouw overgebracht. Op een bepaald moment in de wording van de mens zijn er ándere 'initialisatieprocessen' die niet af te leiden zijn van het 'operationele' leven van de mens.
Initialisatie bij de schepping
Zo gaat het ook bij de wording van de wereld niet alleen om scheppen uit niets (creation ex nihilo) maar ook om initialisatie. Behalve het scheppen van materie en zijn afhankelijkheden (natuurwetten) moet ook aan initialisatie worden gedacht. Natuurlijk wordt dat in Genesis 1 niet precies-natuurwetenschappelijk uit de doeken gedaan, het is inderdaad geen hoofdstuk uit biologie- of aardrijkskundeboeken. Maar er zijn duidelijke aanwijzigen die doen denken aan het 'opgangbrengen' van delen van het geschapene. Zo is het opvallend dat bij de schepping van het licht dat er 'ineens' is, terwijl bij andere creaties God aanvullend spreekt. Bijvoorbeeld al bij het uitspansel: "dit make scheiding tussen wateren en wateren19. Er is een, wat je zou kunnen noemen, proces in werking gesteld. Hetzelfde treffen we aan bij de scheiding van land en water: ?dat de wateren onder de hemel op één plaats samenvloeien en het droge te voorschijn kome?20 Die vorm keert regelmatig terug: bij het voortbrengen van het jonge groen, het vliegen van de vogels, het voortbrengen van levende wezens21.
Dat kun je ook zien als God de hemellichamen schept. Het licht was er al. Vervolgens schept God de zon, maan en sterren. Maar er staat meer. Er is een apart spreken over hun 'instelling': ze worden zó 'geprogrammeerd' dat ze gaan "dienen tot aanwijzing zowel van vaste tijden als van dagen en jaren...". Dus niet slechts: er zij licht, een zon, een maan en vele sterren, maar ook een 'inregeling' van hun tijdsfunctie in operationele zin, om het eens deftig te zeggen.
Ook bij de schepping van man en vrouw kun je dit opmerken. God laat hen na hun schepping niet aan hun lot over. Ze krijgen taken (een 'ambt') zodat ze in beweging komen en echte mensen worden die niet alleen bestaan (vegeteren) maar ook functioneren naar Gods bedoeling22. God zegende hen en instrueert: Weest vruchtbaar en wordt talrijk, vervult de aarde, heers over de dieren.
Gods scheppen van het eerste mensenpaar heeft niet het karakter van een 'scheppingsknal' maar God "formeert" Adam uit het stof van de aarde23. Of om het modern te zeggen: God schept de man uit de chemische elementen die Hij hiervoor al uit het niets had opgeroepen. En als de man daar is, met alles erop en er aan, moet er nóg iets gebeuren: hij moet als mens 'op gang worden gebracht'. Dat doet God door hem "de levensadem in zijn neus te blazen"24.
Dat geldt ook t.a.v. de schepping van Eva. Zij was er niet maar 'patsboem'. God 'bouwde' haar en "bracht haar tot de mens". God heeft zijn scheppingsdaden niet beperkt tot de creatie van Adam en Eva en ze vervolgens elkaar laten zoeken, maar hen in een aparte handeling bij elkaar gebracht en zo hun leven als man en vrouw geïnitieerd.
Waarom zou het dan, langs deze lijn denkend, vreemd zijn dat God als Schepper eerst het verschijnsel licht met al zijn facetten heeft geschapen, vervolgens de 'lichtmotoren' tot stand gebracht, en tenslotte deze als grote schijnwerpers en wereldklokken heeft geïnitieerd?
Ik zou het niet weten.
Wordt vervolgd
1 ND, 4/6/03.
2 ND, 22/12/01
3 ND, 27/10/06, René Fransen, Naar een orthodoxe evolutieleer
4 ND serie over Intelligent Design, van 2/4/3 - 11/6/3, 'Blijkbaar was er al kwaad voor de zondeval'
5 Dr. E.A. de Boer, Radix 31.3 p.166.
6 Dr. E.A. de Boer, Radix 31.3 p.171
7 ND, Over het gezag van de Bijbel/Historiciteit.
8 ND, 27/5/6
9 Uit de Kerkbode van Assen-Peelo, De Bouwsteen, 2de jaargang nr. 9, 6 mei2007.
10 We zien dat verschijnsel van volstrekt haaks op elkaar staande dogma's die toch beide geleerd mogen worden op de GKv kansels ook t.a.v. het vierde gebod (de rustdag goddelijke gebod én menselijke instelling) en bij het zevende (scheiden altijd zonde én echtscheiding/hertrouwen kan aanbevolen worden).
11 ND, 13/1/7.
12 ND, Bijbelstudie over het gespreide bedje van Genesis 1, october 2004(?).
13 Prof. dr. J. Douma, Genesis. In m.n. de pagina's 40-48 handelt Douma over schepping en evolutie. Citaten hier komen daaruit.
14 In ons dagelijkse bestaan.
15 Overigens is dit wel een benadering in de evangelisatiecursus Emmaüs die onder ons wordt gebruikt.
16 a.w., p38.
17 Preciezer: we constateren dat (niet alleen zichtbaar) licht eigenschappen vertoont die doen denken dat licht ons als een stroom deeltjes (fotonen) bereikt. Maar tegelijk zijn er eigenschappen (interferentie b.v.) die licht karakteriseren als golven. Dat kan 'natuurlijk' niet tegelijk. Een natuurkundig-logisch raadsel dat God mogelijk doet lachen als in Ps. 2.
18 Goegel bijvoorbeeld eens met het woord 'initialisatie'.
19 Gen. 1:6.
20 Gen. 1:9.
21 Gen. 1:24.
22 Gen. 1:28.
23 Gen. 2:8.
24 Gen. 1:7.