Ethiek

Uit de kerken

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Missionair en tegendraads

 

N. van Dijk

01-06-13

 

Er wordt veel geschreven over de kerk die missionair moet zijn. Allerlei plannen van aanpak verschijnen en verdwijnen soms ook weer. Rondom Pasen was ook weer de uitzending van The Passion te zien, waar allerlei Nederlandse bekendheden meewerkten aan een spektakel rondom het sterven van Jezus. Dit evenement heeft volgens velen ook een missionaire spits. De uitzending trok 2,3 miljoen tv-kijkers.

Drs. P.J. Vergunst schreef hierover in ‘De Waarheidsvriend’, orgaan van de Gereformeerde Bond binnen de PKN. Hij benadrukt dat

 

“The Passion een eigentijdse vertolking is van Jezus’ levenseinde, niet Zijn levensgeschiedenis zelf. In The Passion zingen artiesten Nederlandse popliedjes, die een algemene strekking hebben. Mensen die in hun persoonlijk leven niets met Jezus hebben, krijgen een plaats in de lijdensgeschiedenis. Nergens in het Woord van God lezen we dat de apostelen ongelovigen inzetten voor de verbreiding van het evangelie. Dat lijkt me een punt waarover het gesprek gevoerd mag worden”.

 

Schadelijk kan het zijn als een medewerker aan het spektakel de dag voor de uitvoering zijn mening geeft over religie: “geen enkele religie heeft de waarheid in pacht” of: “ik vind het fijn om te denken dat Jezus voor onze zonden is gestorven, of het nou klopt of niet. Het geeft me het gevoel dat we altijd een tweede kans kunnen krijgen, dat uiteindelijk alles goed komt”. 

In een uitzending van de tv-show van Paul de Leeuw waarin deze aan de persoon die de rol van Jezus speelde vroeg “hoe het was om in het koude Den Haag de slachtofferrol van Jezus te spelen”, kwamen er alleen maar godslasterlijke reacties. Vergunst besluit:

 

“Dan blijft dé vraag staan: die naar onze omgang met het lijden van de Heiland der wereld. In de laatste twaalf uur van Zijn leven kwam de inhoud van de drinkbeker van de toorn van God naar Jezus toe. Hij besefte het: ‘Nu is mijn ziel in beroering en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit dit uur!’ Niettemin gaat Jezus de weg tot het einde. Dan past geen eigentijds spektakel”.

 

In het Nederlands Dagblad van 2 april gaat Kees Haak, docent missiologie TU Kampen, in op het enthousiasme van Robert Doornenbal over het boek ‘Center Church’ van Tim Keller. Hij droomt van een kerk met sterke leiders

 

“die het leger van de kerk de wereld insturen. Op marsroute tot bevrijding van de wereld en de maatschappij van allerlei godgeklaagd  kwaad. Daarmee participeert de kerk in Gods grote zending om de wereld te vernieuwen”.

 

Haak vraagt zich af of dit nog de kerk van het Nieuwe Testament is. Al eerder reageerde drs. H. ten Brinke (predikant GKV, R’dam-centrum) op deze visie. Volgens Ten Brinke gaat het in de kerk om de band met God, de gemeenschap van christenen onderling en het gezonden-zijn in de wereld. In de Nieuwtestamentische gemeenten is het opvallend dat zij na/naast de apostelen (nog) geen zendelingen uitzonden. Om actief missionair te zijn ontbreken oproepen vrijwel. Jezus zegt dat de leerlingen ‘zout’ moeten zijn. De kerk is een stad op een berg, die vroeg of laat gezien en herkend moet worden. De gemeenteleden worden opgedragen zich wijs te gedragen en bereid te zijn zich te verantwoorden van de hoop die in hen is. Petrus noemt de verstrooide christengemeenten in Klein-Azië: een uitverkoren geslacht, heilige natie.

Ten Brinke benadrukt dan ook dat de kerk er niet in de eerste plaats is voor de mensen buiten de kerk en ook niet allereerst voor de kerkleden zelf, maar ze is er in de eerste plaats voor God ‘om de grote daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar Zijn wonderbaarlijk licht’. Hier citeert Petrus Jesaja 43: 21, over Gods volk dat bevrijd wordt uit de ballingschap om zijn God te loven, daarvoor is de kerk er.

Haak stelt dat het bij de nieuwe missiologie niet meer gaat om de kerk maar om de wereld. De kerk wordt hier ‘opgezweept’ om de wereld in te gaan,

 

“ze moet de sporen van Gods ingrijpen in de wereld ontdekken en daarop inspringen. Gods Rijk breekt al baan, daar waar protest is tegen onderdrukking, armoede, achterstelling en dergelijke. De kerk moet zorgen dat ze erbij is, wil ze Gods trein niet missen”.

 

Haak pleit ervoor, bij alle activiteiten waarbij de gevolgen van de zonde en de vloek worden tegengegaan, dat de kerk toch vooral markant kerk blijft:

 

“Aan het eind van zijn leven op aarde spreekt Jezus over de zending van zijn apostelen. Het zijn indrukwekkende laatste woorden die de kerk zich moet eigen maken. We lezen daarbij niets over wereldveroverende en –hervormende plannen. Wel heel nadrukkelijk in alle evangeliën over de opdracht tot bekering, om vergeving van zonden te ontvangen en om als gelovigen samen op te trekken in kerkelijke samenhang. Dat daarmee een zuurdesem in de wereld wordt aangebracht heeft de geschiedenis laten zien. In het kielzog van bekering en kerkzijn veranderden mensen en zelfs culturen. Maar nadrukkelijk in die volgorde. Door haar unieke Bijbelse leer en tegendraadse ethiek was de kerk markant aanwezig in de maatschappij, vaak zelfs ook het mikpunt van laster en vijandigheid.

Pas toen de kerk zich zodanig aanpaste aan de cultuur, dat het verschil met de wereld en andere goedwillende mensen en religies verwaterde, verdween ook haar markante verschijning. Door reformaties en revivals heeft God telkens de kerk teruggeroepen haar markante positie weer in te nemen”.

 

Haak roept de kerken op vooral markant kerk te zijn en te blijven bij haar leest: oproepen tot bekering, kwijtschelding van zonden, deelname aan de lofzang op God, bediening van de sacramenten, bewaren van de gezamenlijke verbondenheid in leer en leven, verzorging van barmhartigheid

 

“waarmee haar leden goed doen aan alle mensen, vooral aan geloofsgenoten. In de loop van de tijd heeft de kerk een wijze les geleerd, dat je niet overal mee bezig kunt zijn, hoe belangrijk de activiteiten ook zijn”.

 

Aan het slot van het artikel schrijft Haak, als het over uitzending van aangewezen gelovigen gaat om ongelovige mensen te bekeren, dat de kerk er op lette

 

“om niet alles zending te noemen, uit angst dat onder de noemer van de missie van God en missionair kerk-zijn de kerk over de kop zou worden gejaagd en de wereld van ongeloof niet meer zou worden aangeklaagd. Dat kerkmensen zouden gaan denken dat ze massaal de straat op moeten omdat we ‘allemaal zendelingen’ zijn. Dat ze zo met haar daden het heil moet bewerken, in plaats van uit genade te leven. De Bijbel schetst in Lucas 10 hoe Jezus pastoraal Marta vermaant. Hij beschermt daarmee Maria die het ene noodzakelijke heeft gekozen: luisteren naar Hem. Zou de Geest daarmee op voorhand de kerk willen waarschuwen om niet met het activisme op de loop te gaan? Zodat de kerk markant van genade zou spreken en leven?”